Van de redactie
VAN DE REDACTIE
In dit nummer wordt het gesprek over de NBV voortgezet. Coen Constandse reageert op wat Machteld de Mik in nr. 8 schreef naar aanleiding van de discussie tussen Van Dorp en Deurloo in nr. 7. Wie meent bij een opponent “een verborgen agenda” te ontdekken, káátst en – moet dan wel de bal verwachten. Karel Deurloo neemt de draad van het gesprek met Van Dorp weer op en Bert van Kooij pleit voor interpretatie-ruimte, omdat immers iedere vertaler interpreteert en waarom zou de interpretatie van de één zoveel beter zijn dan die van de ander? De tekst die Van Kooij aanhaalt is overigens Exodus 15 (vijftien) b.
Wessel ten Boom heeft wel wat losgemaakt met zijn artikel over het niet-verplicht stellen van Latijn bij de opleiding van predikanten. Piet de Jong, predikant in Delfshaven, vertelt hoe het op de synode ging en waaromn de synode toegaf. Bij zijn artikel zij opgemerkt dat G.G. de Kruijf niet toevallig bij de medewerkers van ons blad hoort. Rinse Reeling Brouwer vertelt over de praktijk van zijn werk en dat werpt wel licht op de zaak. De stukken over Ten Boom worden even onderbroken door een bericht uit de pastorie van Machteld de Mik-van der Waal en dan sluit W.L. Dekker de rij van deelnemers aan dit gesprek. (Mag ik even opmerken dat de studie van het Latijn zéér bevorderlijk is voor het spreken en schrijven van zuiver Nederlands?)
Maarten den Dulk vertelt over hèt boek van – nee, niet van Karl Barth, maar van zijn vader Fritz Barth. Maar de zoon neemt de draad van de vader weer op in de passage over “Der königliche Mensch” in IV/2. Nico Bakker heeft deze passage vertaald en zo is die voor iedereen binnen handbereik.
Dan twee boekbesprekingen: Wessel ten Boom over Rosenstocks De grote revoluties, Autobiografie van de westerse mens, en Bernard Prakke over Ph. L. Krijgers De tragiek van de schepping. Tenslotte de gebruikelijke rubrieken.
Op 7 juli ontploften dus bommen in “the tube” en in een dubbeldekker in Londen. Ik heb die dag en de dagen daarna het Engelse volk weer bewonderd, zoals in de zomer van 1940. De Engelsen sloten de rijen achter hun regering en dat hoor je bij zo’n gelegenheid ook te doen. Een lid van onze redactie, met wie ik over deze dingen praatte, zei: “Dat zouden de mensen in Nederland niet doen: die gaan de schuldigen zoeken, en dan denken ze niet aan de daders van die aanslagen, maar aan de regering, Balkenende en Donner bijvoorbeeld”. Ik vrees dat ik het met deze redacteur eens ben. Maar dat hoeft óns dan toch niet te beletten om, als dat nodig mocht zijn, het Engelse voorbeeld te volgen.
Als alles gaat zoals ik denk dat het gaan zal, krijgt u dit nummer op 30 juli in de bus. Dat is een week later dan in onze planning. Maar geen nood: op nr. 11 hoeft u maar veertien dagen te wachten.
A.A. Spijkerboer