‘Barth oof holländisch…’ – De uitslag van de prijsvraag

logo-idW-oud

 

‘BARTH OOF HOLLÄNDISCH….’ De uitslag van de prijsvraag

De redactie van IdW heeft afgelopen zomer (38/10) een prijs uitgeloofd voor de beste beantwoording van de vraag welk geschrift of welke geschriften van Barth vertaald zouden moeten worden na de succesvolle vertaling van zijn Brief aan de Romeinen. De jurering werd in handen gelegd van A.A. Spijkerboer en E.P. Meijering. Er zijn zes inzen-dingen binnengekomen. We laten ze, hier en daar wat aangepast, op volgorde van binnenkomst volgen en publiceren aansluitend het oordeel van de jury. (Red.)

Dogmatik im Grundriss

Dick Boer, oud docent kerkgeschiedenis van de 19e en 20e eeuw aan de UvA: ‘Stel, een uitgever biedt mij 350 blad-zijden en een vertaler … en zo de gelegenheid Barth (weer eens) bij de Nederlandstalige lezers bekend en geliefd te maken. Welke tekst(en) zou ik kiezen? Het overwegen waard lijkt mij een bloemlezing uit de ‘Kirchliche Dogmatik’ (zoals Helmut Gollwitzer er een maakte, uitgegeven in de Fischer-Bücherei). Of een keuze uit de preken – maar daar houden uitgevers niet zo van. Een verzameling van de ‘theopolitieke’ tractaten is, vind ik, ook geen slecht idee. Maar als het puntje bij paaltje komt geef ik toch de voorkeur aan één complete tekst waarin Barth zelf een samenvatting biedt van zijn theologie, meer specifiek: van zijn theologie als (kritisch) commentaar bij wat de kerk zegt te geloven, in die zin dus: kerkelijke dogmatiek. Vandaar mijn voorstel om zijn ‘Dogmatik im Grundriss’ te vertalen, voorzien van verklarende kanttekeningen. Een ‘dogmatiek in hoofdlijnen’, speciaal aan te bevelen omdat daarin (par. 11: Der Hei-land und Gottesknecht) kernachtig en treffend de ‘onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël’ (van de God van Israël allereerst, van ons vervolgens) aan de orde gesteld wordt.’

De KD toegankelijk gemaakt

At Polhuis, lid van de redactie en lid van de Karl Barthstichting: ‘De KD is ongetwijfeld één van de belangrijkste documenten in de theologie. Door zijn omvang is het evenwel voor veel theologen en geïnteresseerde gemeenteleden nauwelijks mogelijk er grondig kennis van te nemen. Ook de (Duitse) taal is in toenemende mate een hindernis. Het doel van het hier beschreven project is om de KD toegankelijk te maken. Op verantwoorde wijze wordt toegang tot de inhoud van de KD gegeven. Tegelijk is het van belang zo veel inzicht in de inhoud van de KD te verschaffen dat op grond daarvan een goed beeld van de inhoud tot stand komt op grond waarvan men zich een oordeel kan vormen.

Het gaat om twee doelgroepen: (aankomende) theologen en geïnteresseerde gemeenteleden. Voor de eerste doel-groep dient het project een goede inleiding te zijn voor de lectuur van de KD zelf, voor de tweede doelgroep moet het project voldoende zijn zich een goede indruk van de KD te verwerven.

Om bij de genoemde doelgroepen het gestelde doel het gestelde doel te kunnen halen is het volgende noodzakelijk. De hoofdstukken/paragrafen van de KD dienen beknopt samengevat te worden. Het gaat niet om een interpreterende weergave van de KD van Barth, maar om een samenvatting van de hoofdlijn van zijn betoog. Daarbij dient gelet te worden op de didactische kwaliteit van de teksten. Aan de samenvatting worden enkele passages uit de tekst vertaald toegevoegd, die kenmerkend zijn voor de stijl en redeneertrant van Barth. Per paragraaf ontstaat er op deze wijze een katern van ongeveer 50 pagina’s. Elke katern moet zelfstandig gelezen kunnen worden. Daarnaast verschijnt per hoofdstuk een katern waarin de samenhang van de paragrafen aangegeven wordt. In totaal betekent dit een serie van 90 katernen, 17 hoofdstukken (inclusief de Inleiding) en 73 paragrafen.

Om de eenheid van de serie zo goed mogelijk te bewaren is het goed het aantal vertalers te beperken. Daarnaast is het aan te bevelen een Raad van Toezicht in te stellen. Deze Raad ziet er op toe dat de inhoud van de katernen ver-antwoord is, qua samenvatting en leesbaarheid. Het project heeft een looptijd van vele jaren. Het is ook niet de be-doeling dat de katernen in dezelfde volgorde verschijnen als de KD. Wat af is, verschijnt. Na ongeveer 10 jaar moet het werk voltooid zijn.’

Woord van God en woord van mensen

Wessel ten Boom, lid van de redactie: ‘Alhoewel ik vanuit mijn positie als secretaris niet wil meedingen naar de prijs, wil ik wel mijn eigen ideeën prijsgeven over een vertaling van Barth. Ik denk aan een boek dat zowel qua inhoud als vormgeving in het verlengde ligt van de uitgave van Boom, en zich in die zin ook presenteert. Dus ik denk aan Barth als een ongemakkelijke stem niet alleen voor de kerk, maar ook voor het ‘humanistisch’ of ‘ongodsdienstig’ vertoog daarbuiten, zoals Ger Groot dat heeft verwoord. Een Barth tussen kerk en wereld. Ik kom tot het volgende voorstel:

‘Karl Barth, Woord van God en woord van mensen. Verzamelde stukken van een barokke theologie’, met de volgende inhoud: I De nood van de verkondiging. In de echo van Barths Brief aan de Romeinen: a) ‘Die Gerechtigkeit Gottes’ (1916) en b) ‘Das Wort Gottes als Aufgabe der Theologie’ (1922); II Belijden, strijden, troosten. Het verzet tegen Hit-lerduitsland: a) Briefwisseling Bonhoeffer-Barth sept.-nov. 33, b) ‘Nein!’ (okt. 1934), c) ‘Brief nach Holland’ (dec. 1942) en d) ‘Verheissung und Verantwortung der christlichen Gemeinde im heutigen Zeitgeschehen’ (juli 1944); III Jezus Christus is de Heer. De schoonheid van het dogmatisch denken: a) KD IV,3 (1959) par. 69.2 : ‘Das Licht des Lebens’ alleen de grote letters en b) ‘Mozarts Freiheit’ (1956).

Leidende gedachte is dat de theologie van Barth wordt gekenmerkt door een nieuwe verhouding van God en mens, die eerder als een barokke dan als een harmonische verhouding valt te kwalificeren, waarbij echter beide volop de eer krijgen. God is voor de mens een probleem, maar de mens is tot op zekere hoogte ook voor God een probleem. De theologie van Barth wil nu telkens ruimte openbreken in het geëigende dogmatische denken over God en mens zodat deze twee posities in beweging blijven tot elkaar. Tot wat voor verschillende frontvorming dit heeft geleid wordt duidelijk aan zijn veelvormig theologische bestaan.

Ik stel drie fronten voor waarop we Barth vanuit deze verstoorde verhouding tussen God en mens zien opereren: de onrust over onze Godskennis (I), het verzet tegen de natuurlijke religie als in wezen politiek-totalitaire ideologie (II), het oneindige tegoed van Christus (III). Drie stukken, ook weer niet zo makkelijk met elkaar te verzoenen of onder één lijn te stellen, maar toch met elkaar verweven als uitdrukking van een strijd om God én om de mens. Natuurlijk valt over de verschillen stukken te disputeren, maar ik denk dat er eigenlijk een mooie boog ontstaat tussen I en III, door de ellende van de mens en de vrijheid van de mens als beide christelijke oordelen te zien, met een stevig middenstuk waarin de hoogtheologische Barth als vanzelf opeens een actuele politieke betekenis krijgt. Het zich steeds weer be-wegen tussen het woord van God en het woord van de mens brengt hem blijkbaar op heel verschillende plaatsen. Barth is dan ook eerder een onverwachts opduikende partizaan geweest in de theologie, dan een zich rustig ontvou-wende scholasticus, hoe systematisch hij verder natuurlijk ook was.’

Briefwisseling Karl Barth-K.H. Miskotte

Coen Constandse, lid van de redactie: ‘Het beste lijkt mij een compilatie, in de trant van ‘De handzame …’, zoals on-der andere van Calvijn is verschenen, zowel gezien het veelzijdige oeuvre van Barth als ook als aanvulling van alles wat er nu al is. Maar de crux is dan: welke teksten en fragmenten van grotere teksten, met name uit de KD? Daarvoor ontbreekt mij het overzicht. Ik houd het bij wat ik wel enigszins kan overzien. Mij lijkt een vertaling van de gehele briefwisseling tussen Barth en Miskotte het meest interessant in de Nederlandse context (in 1991 uitgegeven door Hinrich Stoevesandt). In de uitgave worden de brieven ingeleid, geplaatst in de biografie van beiden en de bredere historische context. De brieven worden uiteraard chronologisch gerangschikt, met korte aanduidingen van de biogra-fische en theologische ontwikkeling van beiden (in het geval van Miskotte zijn kennisname van Barths publicaties, vanaf de Römerbrief), in het bijzonder de ontmoetingen. Daarbij wordt gebruikt gemaakt van (auto)biografische bron-nen en archiefmateriaal. In zoverre er materiaal beschikbaar is over gesprekken (wellicht uit te komen in de Gesam-tausgabe, afdeling IV?), worden ook deze gesprekken in vertaling opgenomen. Zo ontstaat in zekere zin een dubbel-portret. Eventueel, in overleg met de uitgever en kenners van Barths oeuvre en met name zijn brieven zouden ook andere correspondentie en/of gesprekken met Nederlanders opgenomen kunnen worden. Uiteraard moet rekening gehouden worden met de vertalingen die er naast De Brief aan de Romeinen in het bijzonder de laatste jaren al ver-schenen zijn, onder andere een aantal kleinere werken (Korte verklaring van de Romeinen, Inleiding in de evangelische theologie, Opstanding) en enkele (voornamelijk vroege) opstellen. Er moet gekeken worden naar het (gebrek aan?) succes van deze uitgaven. Een werk van dezelfde kracht als der Römerbrief zie ik niet. Voor zover ik kan voor- en overzien zullen Barths hoofdwerken door vrijwel alle geïnteresseerden gelezen blijven worden. Wat is dan de meerwaarde van een vertaling? Daarom lijkt het mij goed te zoeken naar andere genres: preken (en gebeden), colle-ges, gesprekken en interviews, en brieven. Ik kies dan voor brieven, waarin immers theologie en biografie, leven en werk samen op unieke wijze gaan. Dat maakt de brief buitengewoon interessant voor publicatie. Zie bijv. de brieven-banden in het de Verzamelde werken van Noordmans. Brieven brengen de man in beeld, persoonlijk, in levende rela-tie, en, gegeven de chronologische, biografische opzet, in zijn ontwikkeling. Hoe schreef hij in zijn brieven? Waarover schreef hij?

In deze uitgave zou Barth in het bijzonder in relatie tot Nederland en de Nederlandse theologie verschijnen. Dat is op geen andere manier zo direct en levend mogelijk.

Bijkomend argument is uiteraard dat ook Miskotte – en hun beider relatie – nader in beeld komt. Uiteraard is dit bij kenners al wel bekend, maar het wordt nu openbaar en inzichtelijk. Waar in het gangbare spraakgebruik Barth en Miskotte in een adem genoemd worden en vaak ook op één hoop worden gegooid, hetzij positief, hetzij negatief-kritisch, komen ook verschillen in beeld. Dit zal bijdragen aan een scherpere tekening van beider profiel. Hopelijk draagt het bij aan de toename van de belangstelling van hun beider werk.

Ik realiseer me dat het op zichzelf gaat om een zeer klein deeltje van Barths oeuvre, maar niettemin lijkt het mij om de genoemde redenen een zeer interessante uitgave.’

Twee teksten over predestinatie

Edward van ’t Slot, predikant in Zwolle en bezig met een proefschrift over Barth: ‘Je zou voor een vertaling kunnen denken aan het prachtige brievenboek Aus dem Jahre 1933. Brieven aan Jan en alleman uit het midden van de kerk-strijd. Existentiële theologie in actie. Je krijgt een geweldig beeld van Barth als de grote briefschrijver die hij was. Nadeel: het vertalen van al deze brieven zou een enorme onderneming zijn. Een andere suggestie: Gotteserkenntnis und Gottesdienst uit 1938. Vind ik een geweldige en toegankelijke inleiding op Barths denken. Nadeel: we hebben al de Credo-colleges uit Utrecht, vertaald en ingeleid door Miskotte. Dit zou iets vergelijkbaars zijn. Daarom mijn uitein-delijke suggestie: Ik loop al geruime tijd rond met het idee dat § 18 uit de Göttinger Unterricht (GA II/1924-1925, 166-212), over de predestinatie, eigenlijk eens vertaald zou moeten worden; in een uitgave zou dat het liefst gecom-bineerd moeten worden met een vertaling van Barths lezing over Gottes Gnadenwahl uit 1936.

Deze combinatie van teksten is in de eerste plaats interessant omdat de predestinatieleer een zeer centrale ‘topic’ is in Barths theologie; bij een vertaling zou ik dat punt helder over het voetlicht willen brengen. Maar als het om de verkiezingsleer gaat wordt meestal slechts de dichte en dikke tekst van KD II/2, zijnde Barths ‘laatste woord’ hierover, bestudeerd. § 18 uit de Unterricht en de lezing uit 1936 zijn veel leesbaarder, toegankelijker, ‘mooier’ als je wilt. Het zoeken en tasten spat ervan af, zeker bij de oudste tekst. Maar in combinatie met de jongere tekst kun je ook prachtig volgen waar Barths zoeken en tasten toe leidt.

En dat is dan het tweede interessante punt. In 1925 bewandelt Barth nog een behoorlijk ‘calvijns’ spoor; tegelijkertijd is ‘predestinatie’ hier nog een vrij filosofisch (Barth zal later zeggen ‘abstract’) principe. In de lezing van 1936 herroept Barth impliciet stukken van zijn oude college. Ik zou bij een vertaling de these willen verdedigen dat er in de tekst over de Gnadenwahl een enorme wissel in Barths denken om gaat, belangrijker nog dan bijvoorbeeld McCormack in Barth’s Critically Realistic Dialectical Theology suggereert.

Een derde aspect dat een dergelijke vertaling interessant zou maken is de prachtige mengelmoes: na de vertaling van de Römerbrief en van delen KD door Nico Bakker krijg je dan nu een kijk op de jonge Barth in de collegezaal, en de 50-jarige Barth die Hongarije doortrekt met een geruchtmakende lezing.

Een vierde aspect is de actualiteit: ‘Verkiezing’ is een woord waar we zenuwachtig van worden. Schept een verkie-zingsleer geen machteloze mensen die alleen maar kunnen afwachten of ze misschien in hun kraag worden gevat? Die vraag wordt ook wel gesteld bij Barths Römerbrief: kunnen we dan niets anders dan wachten tot het God behaagt om ‘senkrecht von oben’ een woordje te droppen? Maar verkiezingstheologie, maakt Barth duidelijk, gaat niet over een God die slechts God is ten koste van mensen. Het gaat over een God die iets werkelijk nieuws tot stand brengt: voor mensen, met mensen, tussen mensen. Omdat God spreekt, verandert er iets in mijn leven. Spreekt Hij niet, dan blijft alles bij het oude. Dan blijft mijn ‘spiritualiteit’ menselijk gedoe. Maar God spreekt, en Hij brengt zo een nieuwe werkelijkheid tot stand. Dat is verkiezing. Actueler kan niet, zou ik zeggen. Een theologie die werkelijk aandacht wil hebben voor God en de mensen van de 21e eeuw zal hier steeds weer moeten beginnen.’

De belangrijkste delen uit de KD I,1

Willem Maarten Dekker, predikant in Mastenbroek: ‘Ik stel voor dat er gestreefd wordt naar de vertaling van de be-langrijkste delen uit KD I/1.De overwegingen hierbij zijn de volgende:

1. De KD is het hoofdwerk van Barth.

2. Van de KD is nog vrijwel niets in het Nederlands vertaald. Dit geldt wel voor de Römerbrief, maar ook voor de andere genres van Barths werk, zoals preken, gebeden, de colleges over het Apostolicum, e.d.

3. Binnen de KD is KD 1 weer centraal. Nu heeft Barth eindelijk echt zijn theologische vorm gevonden. Dat verandert niet meer echt.

4. Ook inhoudelijk is KD 1 daarom heel centraal, dat het in zichzelf reeds een complete dogmatiek bevat. In de prole-gomena komt reeds de hele inhoud van het geloof een keer langs. Ook theologiehistorisch zit alle dogmatische re-volutie van Barth eigenlijk al in KD 1.

5. KD 1 is theologisch ook zo van belang, omdat Barth hier de triniteitsleer als grond van de theologie uitwerkt. Dit is door velen na hem gevolgd, maar staat tegelijk in de huidige kerk en theologie zwaar onder druk.

6. KD 1 is in de context van de wetenschap zo van belang, omdat Barth hier zijn opvatting van theologie als kerkelijke wetenschap uiteenzet. In de huidige discussie over de verhouding van kerk, wetenschap en samenleving is deze stem weer nodig.

7. KD 1 is in de context van de kerk zo van belang, omdat Barth hier zijn opvatting van het Woord Gods als criterium van de dogmatiek uiteenzet. Deze inzet staat theologisch momenteel van alle kanten zeer onder druk. Nog eenmaal goed naar Barth luisteren is hier op zijn plaats.

8. KD 1 is cultureel en kerkelijk gezien momenteel interessanter dan het vervolg van de KD. Hoe verder Barth in de KD komt, hoe meer hij het christocentrische gaat invullen zonder de dialectiek. Het geheel wordt dan meer harmo-nisch. In KD 1 speelt nog meer dialectische spanning mee, tegelijk niet meer zo eenzijdig als in de Römerbrief. Dit is in wezen genuanceerder dan de Römerbrief en dan KD IV en sluit bovendien meer aan bij onze huidige post-moderne condities.

9. Als tegenargument zou genoemd kunnen worden dat ieder die de KD wil lezen, toch wel Duits kan, dat dit dus een te specifiek theologische tekst is om te vertalen. Echter, dat gold ook voor de Römerbrief. Bij vertaling is toch ge-bleken, dat er een markt voor was. De Duitse taal wordt ook door theologen steeds minder beheerst. Bovendien is juist het echt dogmatische gedachtegoed van Barth niet bekend meer. Een Nederlandse vertaling van KD 1 zou de kern van Barths denken voor een nieuwe generatie predikanten en theologen kunnen ontsluiten.

Nadere invulling: KD 1 is te dik om geheel te vertalen. De exacte keuze zou later moeten worden bepaald. De grote lijn zou wat mij betreft zichtbaar moeten blijven. Dat wil zeggen dat van alle 12 de paragrafen een gedeelte vertaald zou moeten worden. Vermindering van pagina’s kan bereikt worden door excursen van Barth te laten vervallen. Daarnaast kan misschien ook iets uit de ‘grote letters’ gemist worden. Dit zou dan opgenomen kunnen worden in een samenvatting van de vertaler.’

Beoordeling van de inzendingen

Spijkerboer en Meijering: ‘De inzending van Willem Maarten Dekker verdient de eerste prijs. Dit deel is representatief voor Barths werk: de spanning tussen de Barth van de Römerbrief en de later meer christocentrische delen van de KD is nog voelbaar. Bovendien komen veel aspecten van Barths werk aan de orde: de triniteitsleer, theologie als weten-schap enzovoort. Het is wel de vraag of het niet beter zou zijn alles van dit deel wat in grote letters gedrukt is te ver-talen. Voor wat in kleine letters gedrukt is zou je kunnen volstaan met korte samenvattingen van de inhoud.

Dan de beoordeling van de andere inzendingen:

Dick Boer: de moeite van het overwegen waard, maar de Dogmatik im Grundriss is voorafgegaan door het Credo van 1936, dat al door Miskotte is vertaald; die twee boeken lijken op elkaar. In par. 11 spreekt Barth wel over de verbondenheid van kerk en Israël, maar wat hij in de kleine letters op blz. 1005-1007 van IV/3 zegt is vollediger en evenwichtiger.

Ook Edward van ’t Slot is de moeite van het overwegen waard: de predestinatieleer staat inderdaad centraal in Barths werk en de door Van ’t Slot genoemde geschriften zijn beter leesbaar dan II/2, maar zo komt alleen een element van Barths theologie naar voren, zij het dan een essentieel element.

At Polhuis’ inzending is heel mooi, maar gaat het bestek van de prijsvraag (een boek van ong. 350 blz.) ver te buiten. Even terzijde: Otto Weber heeft een samenvatting van de eerste acht delen van de KD gemaakt, waar Barth zeer over te spreken was. Een vertaling van Weber zou al een groot deel van Polhuis’ voorstel overbodig kunnen maken.

Coen Constandse wil de aandacht verdelen over Barth en Miskotte. Dat is van twee goeden één te veel. Het gaat in de prijsvraag om Barth en die komt niet goed uit de verf bij wat Constandse voorstelt.

Buiten mededinging: Wessel ten Boom. Met Ten Booms voorstel ga je met zevenmijlslaarzen door Barths theologie heen, van het ene uiterste tot het andere, van de ‘Gerechtigkeit Gottes’ uit 1916 tot ‘Das Licht des Lebens’ uit 1959. Veronderstelt dit voorstel niet een volledige kennis van Barths werk terwijl een publicatie toch bedoeld is voor men-sen die met Barth willen beginnen? In 1919 maakt Barth een wending, in 1922 dezelfde wending veel scherper en in 1932 naar aanleiding van Anselmus weer een wending. Dit voorstel lijkt beter voor gevorderden dan voor beginners.’

De redactie feliciteert Willem Maarten Dekker met zijn winnende inzending en dankt ook de anderen die hebben meegewerkt aan deze nadere bezinning rond Barth. De mogelijkheid om het voorstel ten uitvoer te brengen wordt uiteraard verkend.