Van de redactie

logo-idW-oud

 

VAN DE REDACTIE

Wanneer dit nummer verschijnt duurt het nog achttien dagen tot de verkiezingen. We kunnen dus nog even nadenken over de vraag op wie we gaan stemmen en in dit nummer vindt u stof om daar nog eens over na te denken. Coen Constandse analyseert de bundel Vrijheid als ideaal en komt tot een conclusie die er werkelijk niet om liegt. Onze secretaris biecht op dat hij een “brave en niet ontevreden burger” van ons land is en legt uit waarom hij zijn gewicht als kiezer werpt in de schaal die omhoog gaat en het dus aflegt tegen de schaal die omlaag gaat omdat het meeste gewicht daarin terecht komt. Zelf zal ik wel weer toegeven aan mijn neiging te stemmen op een partij die een kans maakt in de regering te komen: gelijk hebben is mooi, maar iets gedaan krijgen – al is het maar bitter weinig – is me in de politiek liever.

Veel hebben we niet meer over ons eigen Nederlandse lot te vertellen en dat is al enkele eeuwen zo. Maar onze afhankelijkheid van het buitenland is de laatste decennia alleen maar groter geworden: we genieten nu het voorrecht mee te mogen betalen aan het financiële wanbeleid van Italië, om maar een voorbeeld te noemen. Zo krijgt de strijd die onze politici met elkaar voeren iets van een schimmenspel. Maar het is wel te hopen dat ze iets overnemen van de manier waarop de Engelsen met elkaar polemiseren: “Als de right honiurable gentleman ophoudt over mij te liegen zal ik ophouden de waarheid over hem te zeggen”. Deze stijl maakt de afstand tussen kiezer en politicus echt kleiner.

We hebben Maarten den Dulk gevraagd zijn visie te geven op het gesprek dat At Polhuis en Wessel ten Boom in ons blad over de thelogie van Barth voerden. Den Dulk laat zien hoezeer Barth in gesprek is met anderen: Barth kan niet alle kanten op, hij is altijd trouw gebleven aan zijn inzet dat kennis van God genade is en blijft, en dat voor de volle honderd procent, maar hij spreekt in zijn dogmatiek nooit laatste woorden, alleen voorlaatste. Wie de neiging krijgt het dogma van Barths onfeilbaarheid af te kondigen is er naast. Ook een samenvatting van mijn hand van een lezing die Barth in mei 1939 (men lette op het tijdstip!) gehouden heeft over de politiek van die tijd. De lezer zal zien dat hij in deze lezing nationaal-socialisme en bolsjewisme over één kam scheert. Dat doet hij in augustus 1939 nog steeds, want dan zegt hij van het pact tussen Ribbentrop en Molotow: “twee handen op één buik”, of woorden van gelijke strekking. In de loop van WO II, en zeker daarna, wordt dat anders.

Mans Miskotte vertelt verder over zijn ervaringen in het Amsterdamse concertgebouw. Wessel ten Boom laat iets zien van het verrassende licht dat Vestdijk op Judas werpt.

Van de hand van I.C. Visser-Schroot een artikel over een boeiend boek over Hans Visser. Tenslotte vertelt Hans Blankesteijn hoe het met Monsieur Hulot afloopt.

A.A. Spijkerboer