Van de redactie

logo-idW-oud

Van de redactie

Op de omslag van dit nummer staat wat wel eens de ‘lijfspreuk’ van Beyers Naudé genoemd wordt. Ik hoorde iemand daarover zeggen: “Als je dát zegt, ken je je plaats tegenover God en onder de mensen!” en daar was ik het van harte mee eens. Lang geleden maakte ik Beyers Naudé eens mee op een vergadering van een commissie van de Raad van Kerken. Op die vergadering kwam een eventuele economische boycot van Zuid-Afrika aan de orde. Je kon zien dat hij opkeek bij de gedachte aan een economische boycot van zijn land, maar hij begon meteen – uiterst zakelijk en heel rustig – te informeren naar het hoe en waarom van zo’n boycot. Zou zijn lijfspreuk het geheim van deze benadering geweest zijn? – Wij hebben altijd met hem meegeleefd en om hem te eren drukken we het Terzijde af dat Buskes nu al weer bijna veertig jaar geleden aan hem wijdde.

In het vorige nummer was sprake van een ‘golf’ jonge en nieuwe redacteuren. Dat was niet te veel gezegd want we heten nu welkom in de redactie: C. Constandse, Assistent in opleiding in Utrecht, M.W. de Mik-van der Waal, predikant in Erichem en W.H. ten Boom, predikant in Arnhem. Als alles gaat zoals we hopen dat het gaat, merkt u binnen afzienbare tijd meer van hen.

In dit nummer begint Hans Blankesteijn aan artikelen over tempelvrees. Een wat rationalistisch ingestelde ‘zoon van de Reformatie’ doet bijvoorbeeld in de Westerkerk in Amsterdam alsof dat een héél gewoon gebouw is. Heeft hij daar gelijk in, of toch niet helemaal?

Rico Sneller schrijft een tweede artikel over Maimonides. Hij heeft het over twee thema’s van Maimonides: de uitzuivering van het antropomorfisme, dat in de overgeleverde godsbeelden zit, en over zijn opvatting van de openbaring.

Otto Kroesen schrijft over de indicatief en de imperatief van Rosenstock en Rosenzweig. Je zou misschien kunnen zeggen dat Sneller over het denken van van Maimonides schrijft en Kroesen over het spreken van Rosenzweig en Rosenstock.

Laura Reedijk-Boersma kocht op de vlooienmarkt in Chalons-sur-Marne een aantal ansichtkaarten en kon die ook lezen. Wat ze uiteindelijk las? Woorden voor iets waar geen woorden voor zijn.

Daan Thoomes schrijft over de Giacometti’s, Zwitsers over wie niet iedereen gehoord heeft. Alberto’s beelden zeggen ons iets over het isolement van de mensen van onze tijd. – We drukken ook een gedicht van Marsman af uit 1937, en aan dat gedicht moet ik in deze tijd nogal eens denken.

Naast de gewone rubrieken de tekst van een open brief van de werkgroep vanuit Jeruzalem aan het landelijk dienstencentrum met een nawoord van P.F.Th. Aalders. Er is sinds Sam Gerssen (als ik me nog even hervormd mag uitdrukken) veel verschoven in onze houding ten opzichte van het Joodse volk. Wát er precies verschoven is, is nog niet zo gemakkelijk te zeggen, maar dát er het een en ander aan het verschuiven is, is aan de Open Brief en aan de woorden van Aalders wel te zien.

A.A. Spijkerboer