Van de redactie

logo-idW-oud

 

VAN DE REDACTIE

Het behoort inmiddels tot een vast onderdeel van onze nationale cultuur dat er een aantal weken na Pasen een secu-liere herhaling plaats vindt van de tweeslag Goede Vrijdag en Paasmorgen: 4 en 5 mei. Dat het tweede in gewicht schijnt toe te nemen, heeft er waarschijnlijk mee te maken dat het eerste in gewicht juist afneemt. Men kan zich zelfs afvragen of koninginnedag inmiddels niet fungeert als een soort carnaval, alsof Nederland zich eerst massaal moed moet indrinken voor ze haar doden onder ogen komen kan.

We besteden zowel in dit als in het volgende nummer traditiegetrouw aandacht aan de oorlog. Spijkerboer herlas een voordracht van Barth uit de zomer van 1944, toen de kansen zich voorgoed keerden. Wat valt er te zeggen over Gods hand in de geschiedenis? We zien Barth eigenlijk steeds weer om deze vraag heencirkelen. Onlangs verscheen Karl Barth im europaïschen Zeitgeschehen (1935-1950). Widerstand, Bewährung, Orientierung (TVZ). Een bundel van lezin-gen uit 2008, waar we te zijner tijd aandacht aan zullen besteden.

Mans Miskotte maakte de oorlogsjaren mee in Amsterdam Zuid. Zijn herinneringen staan gegrift in menig van zijn woorden. We plaatsen hier een eerste van drie die hij ons toestuurde. De Duits-Roemeense dichter Paul Celan be-reikte door de oorlog een sterrenstatus. Maar hij was een gebroken man. Zijn taal grenst aan de onmogelijke ver-woording van eenzaamheid. Arie en Lida Spijkerboer-Mons tekenden voor een vertaling van zijn beroemde ‘Fuga van de dood’, dat ook in het Nederlands een ‘monumentaal’ gedicht blijkt. Lex Lesgever schreef een ingehouden boek over zijn jaren als Joodse jongen; Schoch gaat er op in. Maar ook het gedicht van Schulte Nordholt is verraderlijker dan het lijkt. Laura Reedijk geeft een origineel eerbetoon aan Janus Korczak door hem te vergelijken met Christofoor als drager van kinderen. En CW tot slot stelt in zijn commentaar een vraag over de huidige wijze van gedenken.

4 en 5 mei zijn min of meer heilig, maar hoe heilig is de kerk? Pim Dekker ziet hier iets wezenlijks verloren gegaan, en pleit voor een herstel van dit besef. In het eerste gedeelte doet hij een exegetische verkenning; de volgende keer volgt de dogmatiek. Helaas, moet je zeggen, een uiterst actueel onderwerp, nu we Rome zó zien spartelen. Zet die hoed toch eens even af! Coen Wessel sluit bij dit onderwerp aan, wanneer hij pleit voor het eerherstel van het schrijven van onze namen in het doopboek als een liturgische handeling. Het is duidelijk dat beide auteurs niet mee willen doen aan dat fel begeerde prottestantse gezelschapsspel om de ideële en reële kerk te scheiden – hoewel men zich kan afvragen of juist Benedictus dit spel niet bij uitstek speelt.

Wie dat ook meesterlijk kon was Simon Vestdijk. Wessel ten Boom vervolgt onder dankzegging zijn interview met Mieke Vestdijk en voegt daar nog extra informatie over Vestdijks De toekomst der religie aan toe. Den Boer comple-teert zijn mooie tweeluik over Juliana van Norwich en de 14e eeuw; Kopmels laat ons weer delen in leeservaringen van ditmaal Italiaanse snit, maar Stark bepaalt ons vóór alles bij onze armoe van geest. We moeten het er maar mee doen!

In de Waagschaal – dat is een feit. Wessel ten Boom