Van de redactie

logoIdW

 

VAN DE REDACTIE

Tussen de diaken en de predikant woedt vanouds een stille strijd. ‘Im Anfang war die Tat’ laat Goethe zijn Faust de-clameren, en menig diaken valt in zijn hart dit principe bij. Rome heeft aan deze strijd een einde gemaakt door de diaken in ambtelijke hiërchie onder de priester te plaatsen; Calvijn daarentegen heeft de diaken juist uit de ‘liturgische kring’ gehaald om hem niet zozeer een hulpje van de bischop, als wel veel meer een dienaar van de armen te laten zijn. Daar gloeit ongetwijfeld iets van protestantse trots: ambassadeur te zijn van degenen bij wie het er echt op aan komt. Hoeveel predikanten vatten zichzelf eigenlijk niet als een diaken op?

De redactie moest voor haar vergadering eens uitwijken van kerk naar kroeg, en prompt werd het idee geboren om aandacht te besteden aan de diaconie. Of liever gezegd: er werd onvrede geuit over het feit dat diaconale projecten, niet zelden rondom kinderen opgezet, een te sterk stempel zetten op de feesttijden van de kerk. Het resultaat van de discussie die toen volgde ziet u in dit nummer. Stuk voor stuk artikelen, zo zou ik zeggen, waarin diaconale pretenties mild worden gerelativeerd.

Werner Pieterse, Pieter Versloot en Herman Noordegraaf vroegen we om een bijdrage als mensen die de wereld van Kerkinactie van binnenuit kennen. Zij kwamen alle drie te spreken over de zending. Pieterse reflecteert over de noodzaak hiervan, Versloot pleit voor een nieuwe weg tussen hoogmoed en angstvalligheid, en Noordegraaf gaat in op de discussie naar aanleiding van het boek Als uw leerling tussen de volken. Vier bijdragen dan uit eigen kring: Wouter Klouwen mediteert over de dood in de pot zodra het geloof eigenmachtig wordt; Coen Wessel, door de nood van de preek gedwongen, stelt in zijn beschouwing over Lazarus de vraag of er überhaupt een theologie van de arme kan zijn, en Machteld de Mik komt op voor haar plaatselijke diakenen die zij vanuit ‘Utrecht’ overvraagd ziet. Mijn eigen bijdrage eindigt nog tamelijk onverwacht als een ouderwetse preek tegen rijkdom.

Verder in dit nummer: Spijkerboer las het nieuwe boek van Meijering en werd er door gesticht; Henk Abma liet een drieluik van beeldend kunstenares Tineke Smith op zich inwerken, en André van Dijk, enige niet-theoloog onder de scribenten (!), vervolgt zijn notities aangaande de kunst van het lezen en de vorming van een cultureel geweten. Van de hand van Rens Kopmels vindt u het derde deel van de studie die hem reeds lang op het lijf is geschreven: een onderzoek naar de humaniteit, in de spanning tussen eros en agape. Michiel Pronk bespreekt kritisch Een huis voor de ziel van prof. Henk de Roest en Evert Jan de Wijer staat tot slot nog even stil bij Mulisch, waar een gedicht van Muus Jacobse weer wonderwel bij aansluit.

Op vrijdag 12 november besprak de PKN-synode een rapport over de Islam. Het commentaar van CW is daaraan gewijd, maar wij zullen hier in de komende tijd meer aandacht aan besteden. Dat geldt ook voor de nota ‘Spreken over God’. De familie van Ad den Besten tot slot meldde het niet langer relevant te vinden hem nog als medewerker op te nemen, aangezien zijn schrijven is beeindigd. Ook daar staan we even bij stil.

In de Waagschaal – om te dienen.

Wessel ten Boom