Van de redactie

logoIdW

VAN DE REDACTIE

Ciska Stark opent dit nummer met een meditatie over de hachelijkheid van elk godsdienstig vertoon. Wie God wil redden vindt Hem als de Heilige tegenover zich, als Uzza die zijn hand uitstak naar de ark. Maar wie alleen zijn hoofd kan schudden, is als een Michal die vanuit het bovenraam David ziet en hem veracht. Beter is het toch, om het als deze koning in een priesterkleed zoekend naar zuiverheid en toewijding te wagen “te dansen tussen de kloven van zijn bestaan.”

Tot onze vreugde hebben meerdere lezers hun instemming getoond met de in ons vorige nummer in gang gezette bespreking van de Christelijke dogmatiek. In dit nummer gaan we door met vier nieuwe artikelen. Het valt op dat alle recensenten tot nu toe de helderheid ervan prijzen. Zou dat te maken hebben met de innerlijke vrijheid van een (bescheiden) dansje? Toch geven geen van de vier auteurs zich helemaal gewonnen: deze dogmatische dans had, kort gezegd, best uitbundiger mogen zijn.

Coen Constandse las de eerste twee hoofdstukken, en constateert een zekere halfslachtigheid in de wijze waarop Van der Kooi en Van den Brink hun dogmatisch project presenteren. De openheid die de auteurs ten aanzien van hun lezers innemen wordt meteen weer afgesloten vanuit hun veelvuldig werken vanuit de ‘evidence’ van het geloof. Moet missionaire theologie niet breken met apologetiek? Juist dat lijkt ook meer ruimte bieden aan het eigene van het christelijke geloof. At Polhuis waardeert de aandacht voor Israël die in Nederland inmiddels vanzelfsprekend is geworden. Maar dan moet je ook staan voor je zaak en té vanzelfsprekend kan het daarom ook nooit worden. Opnieuw is daar aandacht vanuit rooms katholieke zijde. Erik Borgman dook in de twee hoofdstukken christologie. Ook hij wijst op een tweeslachtigheid wanneer hij de vraag stelt of christologie wel in twee delen uit elkaar kan vallen. Het is alsof de danser daar waar hij werkelijk loskomt, van zijn eigen dansen schrikt en zich schielijk terugtrekt. De bijdrage van Theo Hettema vanuit de evangelische hoek beweegt zich eveneens in deze lijn. De nadrukkelijke aandacht voor de Heilige Geest valt in dit boek alleen maar te prijzen. Maar juist dan rijst, met de oude Barth, de vraag of deze locus niet toch te veel een ondergeschoven kindje blijft. Vragen te over dus! Zo theologiseren we tussen de kloven door en kijken uit naar de volgende bijdragen.

Robert Stigter is bekend van Dominee 2.0 en beantwoordde voor ons de vraag waarom hij predikant wil zijn. Kees Bloed las op de UB in Utrecht een aanstekelijke discussie over plaatsvervanging en reageert met een nieuw geluid, en dat doet ook Rens Kopmels, maar indirect zoals we van hem gewend zijn, met Rosenzweig op de achtergrond. Balk verhaalt van een prachtig staaltje ‘dabhar’ op een School met den Bijbel. Bas de Mik legt de vinger op onze fraudegevoelige plek. Christine Smalbrugge tot slot toont hoe ook het oud-zijn een tere plek is waar zelfs theologen weinig raad mee weten. Uw secretaris vond daar een paar regels Bonhoeffer bij. Polhuis op zijn beurt becommentarieert een beroemde dode hond. Laten we zeggen: tot Pasen.

In de Waagschaal – mag ik deze dans van u?    Wessel ten Boom