Dynamiet of dynamo?

Martien E. Brinkman: De theologie van Karl Barth: dynamiet of dynamo voor christelijk handelen. De politieke en theologische controverse tussen Nederlandse Barthianen en Neo-calvinisten. Uitg. Ten Have, Baarn 1983

Brinkman, die vorig jaar een boek publiceerde over Barths socialistische stellingname, biedt ons nu een Barth-studie aan rond het boeiende thema van zeg maar Openbaring en geschiedenis. Woord en werkelijkheid. De titel geeft voortreffelijk Brinkmans vraagstelling weer: legt Barths theologie dynamiet onder het christelijk handelen, of is zij daar juist dynamo en impuls toe? Rond deze vraag beweegt zich zijn overigens historische studie: een onderzoek met vele, soms lange citaten, naar de reacties die Barth in de loop der jaren opriep in theologisch Nederland en de vaak heftige discussies die zijn theologie onder de zeer- en hooggeleerden teweegbracht. Die varieerden – zoals ieder weet – van bitse afwijzing en korzelige kritiek tot mateloze verering en diepe dankbaarheid. En tussen deze uitersten ligt nog een scala van gematigder reacties.

Brinkman doet een voor de hand liggende keuze. Althans, verreweg het meest uitvoerig is hij in de weergave van de reacties van Berkouwer, Schilder, Miskotte en Noordmans, wier markante koppen dan ook in fraaie pentekeningen het boek versieren. Deze vier mogen wel representatief heten voor de persiteit aan react6ies die Barth opriep. Ook bij hen is de ontvangst van Barths boodschap bepaald niet samen te vatten: enerzijds kritisch (bij eerstgenoemden), anderzijds instemmend (bij laatstgenoemden). Neem nu Berkouwer. Wie van zijn vroegste geschriften kennis genomen heeft, weet dat hij Barth aanvankelijk forse verwijten maakt en fikse vragen voorlegt; doet Barths actualisme wel recht van het verband aan Gods Openbaring (die telkens geschiedt) en zijn eenmaal (geschiede en gegeven) geopenbaarde Schrift; honoreert Barth wel wèrkelijk Gods vrijmacht, als hij Gods “gegeven Openbaring” inwisselt tegen een “willekeurige Openbaring” en God dááraan bindt; heeft Barth wel oog voor de correlatie van Woord en geloof, m.a.w. voor het werk van de Heilige Geest Die blijvend inwoont in het leven van de christen? Weinige tijd later, ook nog in de dertiger jaren, handhaaft hij om te beginnen zijn kritiek: heilloos acht hij om te beginnen zijn kritiek: heilloos acht hij Barths tekort aan respect voor het gegeven Woord en het blijvende, stabiele gebod. Maar tegelijk erkent hij onomwonden hoe heilzaam Barths protest is tegen alle inbeslagname en verintellectualisering van de Waarheid. In 1954 – er is inmiddels heel wat gebeurd in de wereld, maar ook in beider theologie! – heeft Berkouwer opmerkelijk méér waardering voor de triomf der genade in Barths theologie: “Meer en meer werd duidelijk dat mijn vroegere karakteristiek: de opheffing van de correlatie tussen geloof en openbaring niet klopte op de werkelijke stand van zaken, nu juist Barth met grote nadruk op deze correlatie de aandacht vestigde….” Barth zelf reageert op Berkouwers “De Triomf der genade” zeer welwillend: “Collega G.C. Berkouwer heeft bij alle reserve en kritiek met zoveel zorgvuldigheid goedwilligheid en christelijke verwantschap geschreven, dat ik al mijn boze woorden van vroegere jaren terugneem”. Zeker, Berkouwers kritiek is niet verstomd, maar een stuk gedempter geworden en omrankt door veel lof. Deze verschuiving is in gereformeerde kring niet zonder gevolgen gebleven. 

Schilder is zichzelf in zijn oordeel over de veroordeling van het Barthianisme wel gelijk gebleven. Als Kemphanen hebben (de Barthiaanse) Miskotte en hij slag geleverd. Wan kon Miskotte zich ergeren (’t valt te verstaan!) Aan Schilderiaanse wendingen als deze: “In Christus verschijnt de gave, schone ideale Mens; de Plicht en kracht tot cultuur; de krachtbron, oergrond en Cultuurvernieuwer”.

Woord en Dienst,  8 december 1983