Hoe verwerft een kerk gezag?

logo-idW-oud

 

Hoe verwerft een kerk gezag?

Leo Meulenberg (geb.1936) is emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis van de universiteit van Nijmegen. Toen hij nog in Heerlen doceerde aan de Hogeschool aldaar, was hij tevens dirigent van het studentenkoor. Daarmee heeft hij veel opnamen gemaakt en grote eer ingelegd. Iemand die muzikaal zo goed is, maakt onze belangstelling wakker voor zijn kerkhistorisch werk.

Hij doet me denken aan C.W.Mönnich, Auke Jelsma en J.van Laarhoven, kerkhistorici die gedegen kennis combineren met voorstellingsvermogen om het verleden echt goed aan de studenten van nu te kunnen presenteren. Zoiets is aanzienlijk moeilijker dan men denkt, je moet een organisme verwijderen en transplanteren in een nieuwe contekst. De winst is, dat kerkgeschiedenis als vak wordt verlost van een zekere stoffigheid en door goed gebruik van de fantasie de status van vertelkunst terugkrijgt. En daarom zou het toch eigenlijk begonnen moeten zijn.

Meulenberg kwam in 1996 met een essay over Heinrich Heine, wat een meesterstuk genoemd mag worden. Van eerdere datum was een boekje over bisschop Cyprianus (1987). Beide uitgegeven door Kok in Kampen en voor een prikje te koop bij Wever in Franeker. Ik wil deze parelen aan de vergetelheid ontrukken, zoals ook het essay waar het nu vooral over gaat, “Ambrosius, hoe verwerft een kerk gezag?”

Uit 1999, 94 blz. Compact en goed verteld en daarin juist onverwacht actueel.

Ambrosius leefde van ong. 333 tot 397 in een tijd die door Constantijn de Grote was gestempeld. In het romeinse rijk waren steeds meer christenen gekomen, dat gaf dus het omgekeerde zelfgevoel in de kerk dan wat wij tegenwoordig hebben: geen zelfmedelijden maar zelfbewustzijn. Ambivalenties waren er echter ook toen, de familie van Constantijn gaf zich over aan interne moordpartijen i.v.m. de opvolging, zodat het maffia-gehalte van dit christelijk vorstenhuis erg hoog bleek.

Ambrosius was een man van stand, goeverneur van Milaan, en zo betrokken bij kerkelijke twisten aldaar. Het volk liet weten graag Ambrosius als nieuwe bisschop te zien, maar die was nog niet eens gedoopt. Nou, dat moest dan maar alsnog- er werd toen meer geïmproviseerd dan nu. De kerk was ook minder burgerlijk, omvatte veel meer rangen en standen dan nu en dat maakte de zaak spannend.

Voor de armen deed men ook meer dan van de rente van schandelijk groot kapitaal, Ambrosius gaf een keer voor asylzoekers al het goud en zilver van de kerk weg. Geen wonder dat de ambitieuze Augustinus ademloos naar de preken van Ambrosius luisterde en graag een gesprek wilde, op niveau wel te verstaan. Maar de bisschop, die tijd had voor moeder Monnica, wees de beroemde zoon af en juist die afwijzing bracht Augustinus tot de doop. Ambrosius kende zijn mensen, hij vulgariseerde niet, maar toonde de heiligheid die tegelijk de opperste nederigheid inhield. Dat zijn straffe medicamenten, die hun uitwerking niet missen.

In 373 is Ambrosius bisschop van Milaan geworden. Hij is het 24 jaar geweest. Pastoraal bewogen en aanvankelijk politiek zeer actief, later minder. Als de kerk zich voortdurend met politiek bemoeit, lijkt het net of zij geen eigen thema heeft, dat ontdekte ook onze bisschop.

Het waren roerige tijden, het romeinse rijk kraakte in zijn voegen, de vrede werd in het noorden en oosten bedreigd.

In vele gebieden was al geen staatsgezag meer, alleen nog een bisschop en die deed bestuur en rechtspraak er dan maar bij.

J.N.Bakhuizen v.d.Brink schreef daarover een mooi artikel “Episcopalis audientia” . Ook Augustinus heeft heel veel werk verzet dat eigenlijk bij de kantonrechter thuishoort.

Troon en altaar werkten samen. Dat is niet per definitie fout, alles hangt af van het hoe en het waarom. Waar was Karel de Grote geweest zonder de kloosters, zijn voornaamste beschavingsinstrument? Het kan wel samen, maar alle spanningen zijn getekend in de bijbelse geschiedenis van Saul en Samuel, daar zie je wat er mis kan gaan. De oplossing is dan echter helemaal niet scheiding van kerk en staat, alsof dat een cultuurgoed was. Dat is het niet, het is louter gedachten-armoe en neutraliteit.

Ik schreef eerder in ons blad over het altaar van Victoria, godin van de militaire overwinning. Einde vierde eeuw was dat altaar verwijderd in Rome, sommigen wilden het weer terug.

“Het heidendom weer terug?” bitste Ambrosius. Zijn leerling Augustinus zou dit thema uitwerken. Was het heidendom echt zo mooi of ging het ten onder in een draaikolk van wreedheid en richtingloosheid? Een mooie stelling, zegt ons Leo Meulenberg, maar zij geldt ook voor een kerkelijk optreden dat feitelijk verkleed heidendom is. Het is niet alles goud wat er blinkt en het komt niet alles van zo diep wat zich als credo presenteert.

De ellende van de kerk in onze dagen is dat de helft van de maatschappij er niet meer in voorkomt en dat men dat koestert in plaats van betreurt.

Op het stuk van arm en rijk was Ambrosius genereus en seigneuraal.

Geen GAK of WAO of SER belemmerde zijn optreden, al deze constructies die ieder ogenblik tot alibi kunnen worden. Als Ambrosius wat deed, deed hij het goed, je hebt alleen maar fantasie nodig om je het verschil met onze dagen voor ogen te stellen.

Waarschijnlijk heeft de bisschop van Milaan zich jaren lang te actief met de politiek van de keizer bemoeid.

Hij leerde later een toontje lager zingen, Meulenberg toont dat zeer overtuigend aan. Politici hebben een eigen verantwoordelijkheid en het beste wapen van de kerk is haar spiritualiteit, niet haar grote mond. “Ora et labora” en dan af en toe wat zeggen. Niet overal praatcolleges en raden voor dit en dat, het is de verstopping van het openbare leven. Als je van plan bent ergens niks aan te doen, dan richt je er een overlegorgaan voor op, die dan met rapporten komt die suggereren dat men zijn best doet om tot iets te komen.

Ik zal maar zeggen: de KPMG-cultuur, dan begrijpt de lezer wel wat ik bedoel.

Leve de kerkgeschiedenis, zij is een parel op de kroon van de theologie. Leve ons land, waar wij ons niet beklagen mogen over het aantal kerkhistorici dat vertellen kan, zodat het aanstekelijk wordt.

Bernard Prakke