De dans kan niet sterven

logo-idW-oud

 

De dans kan niet sterven

Gerardus van der Leeuw herlezen, Zoetermeer 2004, 120 blz., Door Marcel Barnard

Het boek dat wij hier bespreken heeft tot doel de persoon van G. v.d.Leeuw en ook zijn werk betreffende de christelijke eredienst opnieuw onder de aandacht te brengen. Van der Leeuw werd geboren in 1890 en gedoopt in de Haagse Kloosterkerk. Als hoogleraar in Groningen behandelde hij o.a. ook de liturgiek. Het werd bij hem veel meer dan schaarse kennis van sobere rituelen. De dominee was immers behalve zieleherder ook volop kunstenaar. Hij moest iets ten tonele kunnen voeren. Handelingen konden symboliseren, rituelen konden de gemeenschap onvermoed versterken.

Van der Leeuw heeft school gemaakt, maar ontmoette ook oppositie. Dat ging een beetje zwart-wit, alsof je een keuze moest maken tussen de kunst van de woordbediening en de kunst van het ritueel. Oepke Noordmans, die nooit genoeg te prijzen is, vond dat protestanten maar bij het woord moesten blijven. Maar ook dat vraagt rhetorische kunst, je kunt niet voor het vaderland weg praten. Wie de preken van Noordmans leest, ontdekt spoedig zijn weergaloze kunstenaarschap.

Marcel Barnard noemt nog iemand in het kader van de discussie over liturgie. Dat is C.W.Mönnich, hoogleraar te Amsterdam tot 1982. Deze laatste auteur was zelf in hoge mate artistiek begaafd, menig boek van zijn hand biedt literaire genieting van de bovenste plank. Wat vond Mönnich van de herlevende belangstelling voor liturgie?

In elk geval pleitte hij voor vrijheid en originaliteit. En verder mag liturgie schoon en levendig zijn, maar zij garandeert nooit dat je tegenover de levende God ook maar iets in handen hebt. Mönnich is altijd de denker van de onverklaarbaarheid en de ontroostbaarheid gebleven. Hij zag als geen ander de verleiding voor de mens om te denken dat zijn cultuur voor God iets voorstelt.

Het boek van Barnard vind ik niet echt een gemakkelijk boek. Ook niet vanwege een zekere veelheid aan perspectieven en formuleringen. Maar het biedt wel een hernieuwde kennismaking met een man van formaat, wiens oeuvre nog lang niet heeft uitgediend.

Hoeveel hebben wij als kerk van van der Leeuw geleerd? Zijn we innerlijk bereid te erkennen, dat toneel, dans, toespraak en muziek voor de Heer evenwaardige betekenis hebben? Van der Leeuw zag dat al heel vroeg.

Andries Kobus zei eens: de dans heeft lang genoeg gewacht. Gelijk had hij. En dat geldt ook van toneel (in de middeleeuwen een kerkelijk bedrijf) en de muziek (niet alleen barok, niet alleen Bach, maar ook volksliedkunst uit alle landen). De artistieke temperatuur mag in de kerk van onze dagen wel een paar graden hoger.

Bernard Prakke