Beste Wessel,

logo-idW-oud

 

BESTE WESSEL,

Na het verschijnen van je Open Brief aan mij was ik er niet zo rouwig om dat ik niet direct hoefde te reageren. Er was kopij genoeg. De vragen die je stelt zijn indringend en veelomvattend, niet eenvoudig te beantwoorden dus. Nu er evenwel enige tijd verstreken is merk ik bij mijzelf dat het antwoorden er niet gemakkelijker op geworden is. Je werpt, ongetwijfeld onbedoeld, in je brief een drempel op waar ik steeds moeilijker overheen kom. Ik zal proberen uit te leggen wat ik bedoel.

Je zet, gestimuleerd door Maarten den Dulk, fors in. Wat nodig is, is een herziening van het immense oeuvre van Barth, de moed om nieuw te denken en daarnaar te handelen. Dat is een ambitieus programma. Wessel, die pretentie heb ik in het geheel niet. Het is niet mijn agenda en ook niet mijn vooropgestelde doel. Ik zou het niet kunnen. Als ik daarop aangesproken word, blokkeer ik. Alleen de suggestie al dat ik de ‘oude Karel beter (zou kunnen) begrijpen dan hij zichzelf begreep’. Ik ben al zeer tevreden als ik hem begrijp zoals hij zich zelf begreep. Ik ben een liefhebber van de theologie van Barth en geen kenner. Wat mij betreft hoeft die helemaal niet herzien te worden. Het zou wat mij betreft al wat zijn als deze theologie echt gezien wordt. Om die reden had ik bij het lezen van het betoog van Maarten in het geheel niet aan mij zelf gedacht, mij wel afvragend wat hij nu eigenlijk bedoelde. Dat is mij, ook na herlezing van zijn bijdrage na jouw reactie eigenlijk nog steeds niet duidelijk.

Ondertussen heb je wel gelijk dat er zich bij mij een wending heeft voorgedaan, waardoor ik opnieuw Barth ben gaan lezen en dingen ontdekte die ik in eerdere fases van mijn omgang met hem niet opgemerkt had. In dat opzicht vind ik retractatio wel een mooie benaming. Retractatio, het opnieuw ter hand nemen. Zo is het bijna letterlijk gegaan. Voordat ik daarop inga wil ik eerst nog iets zeggen over de wending die zich voordeed.

Ik schrijf wel dat de wending zich bij mij voorgedaan heeft, maar dat moet toch iets preciezer gezegd worden. Voorop gaat de wending die zich in de politieke en maatschappelijke context heeft voorgedaan. In de veranderde situatie kwam ik niet meer uit met de woorden die mij tot dan toe vertrouwd waren. Dat dwong mij tot de retractatio en tot mijn vreugde ontdekte ik dat de theologie van Barth mij niet in de steek liet, maar verder hielp.

Welke wending bedoel ik? Ik noem een paar jaartallen. 1989 de val van de Berlijnse muur, 1998 de Conferentie van de Wereldraad in Harare, 2001 de Twin Towers. Deze data markeren het in elkaar vallen van de projecten waaraan ik tot op dat moment gewerkt en geloofd had. Het socialistische experiment, de bestrijding van de armoede, de multiculturele samenleving en het pacifisme als weg. De rechtvaardige en vreedzame wereld leek verder weg dan ooit. Wat nog schokkender was, was dat de inzet van mij zelf en van anderen waarin ik vertrouwen had gehad als mede verantwoordelijk gehouden werd voor het onrecht dat ontstaan was. Het gaat de ruimte van deze brief verre te buiten om daar al te uitgebreid op in te gaan. Ik duid kort aan. De socialistische regimes bleven langer in het zadel dan nodig was door steun onzerzijds. De armoede in Afrika is onoplosbaar zolang er schobbejakken als Mugabe en zoveel anderen hun macht misbruiken. Het is niet alleen maar de schuld van de multinationals. Door de softe benadering van de multiculti’s is er geen enkele druk op nieuwkomers ontstaan om zich in de Nederlandse samenleving in te passen. In het geweld van onze dagen kan het pacifisme niet overweg met het gegeven dat de ander mij als vijand ziet ongeacht wat ik doe of nalaat. Er is veel meer over te zeggen, maar ik laat het hierbij. Het is je wel duidelijk geworden wat bij mij een verandering teweeg gebracht heeft.

Door de genoemde ontwikkelingen is mijn geloof in een revolutionaire verandering ondermijnd. Dat is nog te zwak uitgedrukt. In 2003 las ik ‘Al-Qaida en de moderne tijd’ van John Gray. Het ging inderdaad over Al Qaida, maar meer nog over de mythe van de maakbaarheid. Het is de mythe dat de wereld herschapen kan worden met of zonder geweld. De mythe van de maakbaarheid heeft tot destructieve conflicten in de 20e eeuw geleid en zal tot even destructieve conflicten in de 21e eeuw leiden. Met een schok realiseerde ik mij dat mijn vroegere sympathie met bijv. de RAF in Duitsland dezelfde wortel heeft als het verzet van de Hofstadgroep. Kortom, een herbezinning op de concrete praxis is onvoldoende. Noodzakelijk is een herbezinning op de uitgangspunten van mijn denken. Ik kon niet langer meer bevlogen, revolutionair zijn. Hoe moet dat als je tegelijk het schrijnende onrecht in de wereld ziet? Hoe met dat als je engagement bepaald wordt door het visioen van een rechtvaardiger en vreedzamer wereld? Moet dat dan maar losgelaten worden? Blijft er niets anders over dan een illusieloos conservatisme? In die situatie, die in werkelijkheid veel chaotischer verliep dan hier beschreven, nam ik Barth weer ter hand. Het werd een verrassende en troostende ervaring.

Ik herinner mij het nog goed. Het nummer van Opstand waarin de opstanding en de opstand aan elkaar gekoppeld werden. Wat een bevrijding en wat een stimulans was dat. Dat was Barth voor mij. God als de bevrijder en de bevrijding van onze wereld van onrecht. Het ging naadloos in elkaar over. Het beroep op de stad der toekomst. De maakbare menselijkheid. Gods revolutie en onze revoluties. We moesten het wel niet verwarren maar het had wel met elkaar te maken. Het Koninkrijk binnen handbereik. Wat een tijd en wat een elan was dat! Ik heb er van genoten en geneer mij er niet voor.

Ik las de teksten van Barth opnieuw met een concentratie op de Prolegomena. Het elan herkende ik onmiddellijk, maar ik las nu ook andere dingen meer dan vroeger. Gefascineerd raakte ik door de fundamentele bescheidenheid in zijn denken. Een sleutelwoord in zijn theologie lijkt mij het woord deemoed. Het accent valt niet bij onze daden maar geheel en al bij God. Hij is degene die verandert en Hij alleen. Dat is voor mij in dit tijdsgewricht een grote troost en bemoediging. Elke illusie dat wij veranderen kunnen dient met kracht de kop ingedrukt te worden. Met Hem gekruisigd worden betekent ook het opgeven van de maakbaarheidgedachte in welke vorm dan ook. De orde die wij kennen moet als weldaad aanvaard worden. In bescheidenheid mag er door ons aan gewerkt worden er iets aan te verbeteren. Ik ben er van overtuigd dat zijn verzet tegen de gangbare wetenschap in de Prolegomena alles te maken heeft met zijn kritiek op de menselijke hoogmoed. De kerk moet daar niet aan meedoen, maar zijn eigen gang gaan, zoals Barth zijn eigen gang gegaan is.

Barth veranderde in 1958 theologie in theantropologie. Dat was voor mij het beginpunt, maar het gevaar dat daarin schuilt werd bij mij manifest. Het accent kwam toch te liggen op de antropologie. De theos verdween of ging voor een groot deel op in de handelingen van de antropos. Zoals het voor Barth zelf noodzakelijk was om in 1956 zijn inzet te verduidelijken door aandacht te vragen voor de Menschlichkeit Gottes, moest ik zelf de omgekeerde weg gaan. Opnieuw en veel duidelijker dan voorheen moet het accent geplaatst worden bij de theos in de Menschlichkeit. Barth moest in zijn tijd Menschlichkeit Gottes zeggen. Wij in onze tijd moeten leren het accent anders te zetten: Menschlichkeit Gottes. Dialectisch gezegd om de menselijkheid te redden is een concentratie op de menselijke God noodzakelijk. Aan die accentverlegging heb ik op dit moment mijn handen vol. Dat zou wel eens de raison d’être van ons blad In de Waagschaal voor dit moment kunnen zijn.

Theologisch betekent het voor mij een concentratie op de kern van de zaak. Ik lees in dit verband graag Romeinen 6. Kerkelijk betekent het een opkomen voor een getuigende kerk. Dat is nodig om ook de diaconie in onze tijd te redden van een opgaan in wat men vroeger noemde een gevulde algemeenheid. Politiek betekent het zuinig zijn op het bestaande en een opnieuw zoeken naar de beste inzet voor effectieve verandering ten goede, politiek zonder bevlogenheid en retoriek over maakbaarheid. Kernwoorden daarbij zijn voor mij deemoed en nuchterheid zonder het engagement te verliezen. Eenvoudig is dat allemaal niet, maar wel noodzakelijk. Ik zal nog wel eens misslaan, maar ach wat geeft dat als ik op mijn weg naast mij makkers tref.

In jouw brief schreef je dat je je ongemakkelijk voelt bij mijn wending, maar tegelijk geeft het je ook een gevoel van opluchting ‘want eigenlijk ben ik het met je eens’. Die zin heeft mij zeer getroost. Het gebeurt nogal eens dat vroegere strijdmakkers zich teleurgesteld afkeren. Dat doet pijn en is verdrietig. Het maakt mij onzeker. Nu ik je zo eerlijk mogelijk geantwoord heb, ben ik wel benieuwd of jij bij je impressie blijft. Ben je het met mij eens en zo niet waar dacht je het dan mee eens te zijn? Kortom tot waar heeft de Heer jou gebracht?

Met een hartelijke groet,

At Polhuis