Lucas 21: 1-4

logo-idW-oud

 

LUCAS 21:1-4

Dit zijn van die verhalen waarbij je je ongemakkelijk voelt. Ieder van ons voelt wel aan wat ermee bedoeld wordt. Nader uitleg kan de boodschap alleen maar ontkrachten. Het gaat over het geven van geld. De weduwe wordt ons ten voorbeeld gegeven. Vergeleken met haar slaan we geen goed figuur.

Tegelijk moeten we oppassen voor moralisme. Dat roept alleen maar onvruchtbare schuldgevoelens. Laten we niet vergeten dat ook de rijken in dit verhaal hun giften geven. Daar maakt Jezus ook geen opmerking over. Hij veroordeelt hen niet omdat zij te weinig geven. Wat Hij opmerkt is, dat zij van hun rijkdom offeren.

Het is meer een constatering dan een veroordeling. Rijken kunnen niet anders. Dat is voor velen van ons niet veel anders. Zijn wij daardoor dan per definitie buiten geslo-ten? Niet in staat het goede te doen? Is het heil dan alleen voor hen die vanuit hun armoede alles geven? Dat zijn er dan toch wel heel weinig.

Zo roept dit kleine gedeelte veel vragen op; vragen waar we niet goed uitkomen als we ons teveel richten op onze bereidheid royaal te zijn. Daar gaat het in dit gedeelte ook wel om, maar het lijkt mij niet de hoofdzaak te zijn.

Ook in dit gedeelte wordt ons evangelie en geen wet verkondigd. Dat gebeurt niet moralistisch met alle schuldgevoelens van dien, nee, dat gebeurt bemoedigend en uitnodigend.

Jezus ziet de weduwe en ziet in haar zijn eigen spiegelbeeld. Hij is het niet, maar Hij herkent zich in haar. Voor ons als hoorder van het verhaal is dat een beetje verwar-rend. We zien Jezus en we zien de weduwe, beeld en spiegelbeeld. Als we over Jezus spreken, zien we de weduwe en als we over de weduwe spreken zien we Jezus. Wil-len we Jezus leren kennen, dan zien we de weduwe. Hij wijst ons op haar als zijn spiegelbeeld. Wat de weduwe doet, is toonbeeld van Jezus. Zij doet wat Hij doet. Aan haar wordt zichtbaar wat bij Hem gaande is. Wie Hem wil leren kennen, lette op zijn spiegelbeeld.

Op twee aspecten wil ik u dan in het bijzonder wijzen. De weduwe geeft vanuit haar armoede. Daarmee verschilt ze met alle anderen die vanuit hun rijkdom geven. Ge-ven vanuit je rijkdom wil immers zeggen: grond onder de voeten blijven houden, controle over je leven. De weduwe is de uitzondering. Zij maakt zich geheel en al afhankelijk. Zij houdt niets meer vast. Daarin herkent Jezus zijn spiegelbeeld. In dit spiegelbeeld van de weduwe leren wij Jezus kennen. Hij liet zijn rijkdom achter zich. Hij wordt als zoon Gods één van ons, mens te midden van mensen. Dat is de diepe vernedering van de Here God. In die vernedering schuilt Zijn luister. Wie Jezus is, wordt in het spiegelbeeld van de weduwe voor ons geopenbaard. In niets is Hij meer aan God gelijk. Die rijkdom heeft Hij afgelegd. Daarop doet Hij geen beroep. Als mens gaat Hij zijn weg. Zo is God in ons midden, lijkend op deze weduwe.

Daarmee raken we het tweede aspect: het alomvattende van de gift. De weduwe geeft alles wat ze nodig heeft voor haar levensonderhoud. Ze heeft niets meer. Om haar leven te behouden is zij van een ander afhankelijk. Ook daarin zien we het spiegel-beeld van Jezus. Hij is naar ons toegekomen en geeft zich helemaal weg, ja tot de dood aan het kruis aan toe. Niets houdt Hij over. Voor zijn leven is Hij afhankelijk geworden van de genade Gods. Niets heeft Hij meer in handen. Alles is weggegeven, zijn hele leven. Zijn offer is totaal.

Zo wordt in het spiegelbeeld van de weduwe Jezus verkondigd; de Zoon Gods, die zich als één van ons geheel en al wegschenkt. Zo is de Here God voor ons; om ons bewogen; bereid om alles te geven voor ons; om één van ons te worden en als één van ons in het oordeel te gaan staan.

In het spiegelbeeld van de weduwe wordt ons verkondigd dat het de Here God om ons gaat. Zijn inzet voor ons is totaal. Van die gift leven wij leven.

At Polhuis