Geen plaats meer in de herberg?
Geen plaats meer in de herberg?
Eind vorig jaar presenteerde het stadsbestuur van Rotterdam een nota, die veel opzien baarde: Rotterdam zet door. Naar een stad in balans. In reacties werd de suggestie gewekt dat de stad op slot ging voor allochtonen. Alleen mensen die meer dan het minimum inkomen verdienen mogen de stad nog in. Verschillende malen hoorde ik dat Jezus, als hij nu in Rotterdam zou aankloppen, niet welkom zou zijn geweest. Het is bijna Kerst. Dan doen dit soort verhalen het wel, vooral om het beleid van een christelijke wethouder onderuit te halen. Als dominee in de stad word ik een paar keer gebeld door persmensen. Zij willen vooral van mij horen hoe tegen ik ben. Ik kan het niet over mijn lippen krijgen. Ik begrijp het stadsbestuur wel. In dat verhaal zijn zij evenwel niet geïnteresseerd.
We zijn nu een paar weken verder. De nota is in grote lijnen door de gemeenteraad aanvaard, inclusief de steun van de PvdA. Ook verschillende deelgemeenteraden hebben hun steun uitgesproken, hoewel een enkele ook grote moeite heeft. We kunnen dus spreken over het beleid van de gemeente Rotterdam. Ik denk dat het Rotterdamse beleid de komende jaren ook landelijk een rol zal spelen in het debat over integratie. Ik durf de stelling aan dat veel van wat in de nota staat de komende jaren in landelijke wetgeving zal terugkeren. Daarom is het goed om te weten waarover het gaat.Waar gaat het het stadsbestuur om? Wordt er nu op kleur gediscrimineerd?
Ook voor de kerken is de nota van belang. Dan gaat het natuurlijk om de vraag of de mensenrechten ook van allochtone Nederlanders gewaarborgd zijn en blijven. Toch is dat te beperkt. De kerk mag en moet daar opmerkingen over blijven maken, maar dan niet als een buitenstaander. De nota is ook voor de kerken een uitdaging direct aan het ‘spel’ mee te doen. Als die uitdaging opgepakt wordt, wint het spreken van de kerk aan kracht. Het gaat dan vooral om de plaatselijke kerken. Aan het slot van het artikel kom ik daarop terug, maar nu eerst de kernpunten van de nota.
Kernpunten
Glashelder wordt in de nota duidelijk gemaakt voor welke opgave de stad staat. Dat is geen gewone opgave. Met cijfers onderbouwd wordt aangegeven dat Rotterdam met de huidige regelgeving de problemen niet de baas kan worden. Drie beleidsterreinen worden genoemd: overlast en criminaliteit, zorg en hulp, economie en onderwijs. Op al deze terreinen is er sprake van grote problemen. De bestaande regels en organen kunnen de situatie niet meer aan. Deze problemen worden veroorzaakt door de grote concentratie van kansarmen in de stad. Het probleem heeft inderdaad een kleur, maar de kleur is niet het probleem. Deze opmerking keert telkens terug in de nota. Niet de kleur maakt mensen tot probleem, maar het is volgens het stadsbestuur onmiskenbaar dat bij veel problemen in de stad allochtonen betrokken zijn. Die spiraal moet doorbroken worden, juist om een ‘allochtonenprobleem’ te voorkomen. Maatregelen zijn nodig om te voorkomen dat in de beeldvorming van autochtone Nederlanders de kleur van mensen wel gekoppeld wordt aan problemen.
De oplossing zoekt het stadsbestuur in maatregelen om de instroom van nieuwe kansarmen te reguleren en de integratie van de huidige groepen in de stad te bevorderen. Dit betekent een ‘volwassen migratiebeleid’ en een ‘aangescherpt vestigingsbeleid’. Alleen dan is het mogelijk de druk op de stad te verkleinen waardoor er ruimte komt om de eerder genoemde problemen effectief aan te pakken. Dat is de kern van de nota. Als aan deze voorwaarden voldaan wordt, kan er gewerkt worden aan stabilisering, beheersing en verbetering van de stad en de wijken.
Volwassen migratiebeleid
Op drie gebieden moeten er ingrijpende maatregelen getroffen worden. De binnenlandse migratie moet geregeld worden, de gezinshereniging moet moeilijker gemaakt worden en de illegaliteit aangepakt. Maatregelen op deze terreinen helpen voorkomen dat nog meer kansarme, meestal allochtone mensen zich in de stad vestigen. Veel meer dan we nu al hebben, kunnen we niet aan. Dat refrein klinkt door de hele nota heen. Er is dus geen sprake van dat Rotterdam zomaar de deur op slot doet. Met cijfers wordt aangetoond dat de stad de afgelopen jaren meer dan gemiddeld nieuwe bewoners opgenomen heeft. Zij vestigen zich veelal op ‘onorthodoxe’ wijze in de stad. Rotterdam heeft een grote zuigkracht. Vele kansarme mensen komen naar de stad. Op die manier raakt de stad uit balans en zijn de eerder genoemde problemen in de zorg, het werk en het onderwijs niet op te lossen. Daarom zijn, zo is de wens van het stadsbestuur, voorlopig alleen mensen welkom die meer dan het minimum loon verdienen. Zij zullen zich zonder hulp van de overheid wel redden, zo is de verwachting.
Verscherpt vestigingbeleid
De komst van nieuwe bewoners moet zoveel mogelijk, gedurende een paar jaren, beperkt worden. Daarnaast zijn ingrijpende maatregelen nodig om de scheefgroei in de stad zelf aan te pakken. Nogmaals dat lukt alleen als er niet nog meer mensen bij komen die zeer veel aandacht vragen. Integratie van de huidige bewoners lukt al nauwelijks, laat staan als er steeds weer nieuwe groepen bij komen. Ook om de integratie van de huidige bewoners te verbeteren zijn ingrijpende maatregelen nodig. Het komt er op neer dat alles op alles gezet moet worden om de kansrijke, veelal oudere, autochtone bewoners in de stad vast te houden. Nu vertrekken velen van hen uit de stad. Het gevolg is dat de stad steeds jonger, allochtoner en armer wordt. De mogelijkheden voor allochtone bewoners om in de Nederlandse samenleving te integreren worden daardoor steeds lastiger. Deze Nederlandse samenleving verdwijnt immers uit de stad.
Om kansrijke Nederlanders en Allochtonen die het gemaakt hebben in de stad te houden worden vele maatregelen voorgesteld. Zij lopen uiteen van een voorkeurspositie op de woningmarkt tot het aanpakken van illegaliteit op de woningmarkt. Illegale bewoning zal hard aangepakt worden. Verder zal versterkt ingezet worden op het integreren van de huidige allochtone bewoners.
Op een aspect van dit beleid wil ik in het bijzonder wijzen. De aantrekkingskracht van Rotterdam op jonge, arme, allochtone mensen komt voor een groot deel door het eenzijdig samengestelde woningbezit van Rotterdam; veel goedkope huurhuizen. Het ligt dan ook voor de hand de stad ingrijpend te herbouwen. Dat gebeurt ook op dit moment. Veel goedkope huurhuizen worden gesloopt. Duurdere koophuizen komen er voor terug.
Waardering
Voor de aanpak van het stadsbestuur is in de stad veel waardering. Dat geldt niet alleen voor de beleidsmakers. Ook bij bewoners is er veel steun. Jarenlang is er door hen tevergeefs aandacht gevraagd voor de problemen die het samenleven van vele culturen op wijk- en straatniveau met zich meebrengt. Dat werd vaak afgedaan met de dooddoener dat bewoners niet moesten discrimineren. De komst van andere culturen betekende immers een verrijking van onze samenleving. Zij wisten wel beter. Zij zagen hoe het in hun buurt langzaam maar zeker uit de hand liep. In de onvrede daarover vonden in toenemende mate autochtone en allochtone buurtbewoners elkaar. Die onvrede wordt nu serieus genomen. Dat is winst. Om die reden wil en kan ik het stadsbestuur niet afvallen. Het maakt bespreekbaar wat al veel eerder onderwerp van het politieke debat had moeten zijn.
Toch blijft een kritisch volgen vanuit de kerken noodzakelijk. De nota van de gemeente scheert vlak langs de grens van racistisch denken. Het is mijn overtuiging dat de nota nog net aan de goede kant blijft. Het stadsbestuur is zich dat overigens goed bewust. Steeds keert terug dat niet de kleur een probleem is, maar dat het probleem wel een kleur heeft. Toch is dat onvoldoende om zich tegen het gevaar van racisme te beschermen. In de structuur van de nota zelf schuilt het gevaar.
De voorgestelde maatregelen op het gebied van de migratie en huisvesting zijn middelen om de problemen in de zorg, het onderwijs en werk te beheersen. Door deze koppeling ontstaat toch, ongewild, de suggestie dat de problemen op deze terreinen ontstaan zijn door het feit dat deze mensen allochtoon zijn. Hoe logisch dat ook lijkt, daar is toch veel op af te dingen.
Problemen in de stad op het gebied van de huisvesting zijn ook ontstaan door de jarenlange verwaarlozing door woningbouwcorporaties en het stadsbestuur. Er is nauwelijks toezicht geweest op de manier waarop mensen hun gehuurde (dus bezit van een ander) huis bewoonden. Elke klacht dienaangaande werd afgedaan met de mededeling dat ieder het recht had te wonen hoe hij of zij wilde. Daar is meer over te zeggen. Ik duid alleen maar aan. Het gaat mij er om dat we als kerken, juist nu de aandacht voor racisme in het publieke debat verslapt, op dat punt alert moeten zijn. Dat mag de overheid van de kerk verwachten, juist een overheid die risico’s neemt.
Kerken
De bijdrage van de kerk zou zeer aan waarde winnen als zij niet als buitenstaander opmerkingen maakt en kritiek levert. Ik heb diep respect voor bestuurders die midden in de harde realiteit hun weg zoeken. Zij hebben er recht op als kerken hen daarbij helpen. Dan denk ik vooral aan een aanbeveling die de commissie Integratie in haar eindrapport deed. De commissie concludeert dat de steden voor een enorm probleem staan en deelt in dat verband de conclusie van het Rotterdamse stadsbestuur. De samenstelling van de stad dient ingrijpend te veranderen. Goedkope huizen dienen door duurdere huizen vervangen te worden. Om dat beleid te doen slagen is het noodzakelijk dat randgemeenten en de regio bijdragen aan het huisvesten van mensen met een laag inkomen. Dat betekent dat in nieuwbouwplannen ook goedkope huurwoningen gepland moeten worden. Het lijkt zo logisch, maar in de praktijk blijkt het tegendeel. Veel gemeenten zien de komst van mensen die op goedkope huurwoningen zijn aangewezen niet zitten. Voor woningbouwcorporaties is het bouwen van dat type huizen vaak niet interessant. Als deze situatie niet verandert, blijft Rotterdam met een groot probleem zitten.
Hier kunnen kerken met hun netwerk grote diensten bewijzen. Kerken in randgemeenten kunnen het gesprek aangaan met hun stadsbestuur. Raden van kerken kunnen bestuurders van woningbouwcorporaties uitnodigen om over deze zaken te spreken. Door zo te handelen wint ook de waarschuwing tegen racisme aan geloofwaardigheid. Tegelijk is het ook een teken van solidariteit met de kerken in de stad.
At Polhuis