Commentaar (Nationale Synode)

COMMENTAAR (Nationale Synode)

Op de camping kunnen goede ideeën ontstaan. Dat blijkt maar weer uit het voorstel dat de voorzitter van de Synode van de PKN na zijn vakantie deed. Hij stelt voor een Nationale Synode te beleggen. Aan deze Synode moeten alle protestantse christenen, van bond tot pinkster, deelnemen. Onderwerp moet zijn hoe de vele kerken samen Jezus Christus kunnen dienen en van Hem getuigen.

Een goed plan, dunkt mij. In de stad komen in toenemende mate allerlei christelijk geïnspireerde groepen en kerken missionair in actie. Hun drive is vaak indrukwekkend. Nederland, dat zondige land, moet opnieuw bekeerd worden. De traditionele kerken kijken er naar en weten er vaak niet goed raad mee. Daarom is het goed als er een gezamenlijk overleg ontstaat. Kerken kunnen er wat van leren, maar ook de nieuwe zendingsbewegingen.

Als ik deze nieuwe groeperingen bezig zie en hoor, ben ik onder de indruk van hun enthousiasme. Minder gecharmeerd ben ik van de boodschap die zij brengen. Wie Jezus in zijn hart heeft, wordt gered uit de zondige wereld. Ik vat samen en doe onrecht, maar in de kern gaat het daar vaak om.

Daarom lijkt het mij goed als eerste punt van de Nationale Synode een grondige bezinning te agenderen op de vraag waarom we eigenlijk missionair willen zijn. Komt die behoefte voort uit de afschuw voor de Westerse samenleving of uit de roeping van het Koninkrijk te getuigen? Ik voel vaak meer het eerste dan het laatste.

In dit verband herinner ik graag aan de woorden die Karl Barth in 1948 bij het tot standkomen van de Wereldraad van kerken in een discussie met Reinold Niebuhr schreef. In zijn rede tijdens de 1e Assemblee was Barth ingegaan op de vraag naar de verhouding tussen Gods orde en de wanorde van de wereld. Wat is bepalend voor het missionaire handelen van de kerk. Barth analyseert dan dat de prikkel voor de zending en evangelisatie de wanorde in de wereld is. Die inzet kritiseert hij. Ik laat hem zelf maar aan het woord. `Ik trachtte (in mijn lezing, ap) te zeggen, dat, indien wij op vruchtbare wijze over de kerk en haar taak en over de maatschappelijk en internationale verantwoordelijkheden wilden spreken, wij in ieder geval moesten beginnen met ´Gods heilsplan´ – dat wil zeggen waarlijk met Gods heilsplan, dus met het Koninkrijk Gods, dat reeds gekomen is in Jezus Christus, en bij gevolg met de orde, die Hij reeds gevestigd heeft, en dat we dan van dit uitgangspunt moesten trachten te gaan inzien wat de ´wanorde der wereld´ werkelijk is en wat gedaan kan worden deze te overwinnen.´

Wie zo denkt, kan voor grote verrassingen komen te staan. Eén ding lijkt mij zeker. De conservatieve reuk die er om de moderne evangelisatie in de steden van ons land hangt, wordt er door doorbroken. Ik bedoel daarmee de onterechte afkeer van de moderne Westerse samenleving. Dat lijkt mij grote winst. Dan kan er ruimte ontstaan om de werkelijke vragen van onze samenleving op het spoor te komen.

AP