Barth en Islam

logo-idW-oud

 

BARTH EN ISLAM

Op 11 september 2001 vlogen twee door Moslims gekaapte vliegtuigen de Twin towers in. Vanaf dat moment beheerst de Islam het nieuws en het debat. De onverschilligheid en onkunde van de westerse samenleving ten opzichte van de Islam is niet langer meer mogelijk. In ons land wordt dat nog eens gruwelijk bevestigd door de moord op Theo van Gogh.

Voor de kerk levert de nieuwe situatie een lastig dilemma op. Aan de ene kan treft zij deelnemers aan het publieke debat die christelijk geloof en Islam op een hoop gooien. Dit vereist een accentuering van de eigen positie met het risico daardoor het gesprek met de Islam onmogelijk te maken. Aan de andere kant zijn er sterke krachten vaak binnen de kerken zelf die de overeenkomsten met de Islam alle nadruk geven. Niet zelden wordt dan opgemerkt dat Islam en Christendom in veel kunnen verschillen, maar in de kern dezelfde God hebben. Dan is het gesprek met de Islam wellicht mogelijk, maar dreigt de kerk in het publieke debat het eigen profiel te verliezen. Dat laatste zal, gelet op de jongste verkiezingsuitslag, door de eigen achterban niet in dank afgenomen worden.

Opvallend is dat in dit debat theologen van de barthiaanse traditie nauwelijks aanwezig zijn. Ik heb er de inhoudsopgave van het in dit verband toonaangevende blad ‘Zeitschrift für dialektische Theologie’ nog eens op nagekeken. Sinds 2001 is er in het blad niet één keer over dit in alle heftigheid gevoerde publieke debat geschreven. Ook niet in 2003, toen het thema religie expliciet aan de orde kwam. Veel over de nieuwe vormen van spiritualiteit, maar de Islam ontbreekt volledig in alle bijdragen. Daarmee lijkt de opvatting, dat de Barthse theologie voor het gesprek of de ontmoeting met andere godsdiensten en in het bijzonder de Islam geen bijdrage heeft, bevestigd te worden.

Tot mijn vreugde trof ik in de bundel met studies die bij zijn afscheid aan Prof. Neven aangeboden werd, een bijdrage aan die probeert dit stilzwijgen te doorbreken. Het gaat om een studie van Daniel L. Magliore met als titel ‘Schleiermacher, Barth, and Islam. A study in Inter-religious Encouter’. Ik ken de auteur niet. In zijn bijdrage stelt hij zich zelf voor als ‘Charles Hodge Professor of Systematic Theology at Princeton Theological Seminary, New Jersey.’ Zijn bijdrage lijkt mij een goede voorzet voor door Barth geïnspireerde theologen om na te denken over de positie die de kerk in het genoemde debat dient in te nemen. In dit artikel vat ik de hoofdlijnen van zijn betoog samen. Ik concentreer me daarbij op datgene wat hij over Barth en de Islam schrijft.

Magliore zet in bij de paragraaf die elk gesprek met de Islam lijkt te verhinderen: par. 17 van de KD, de paragraaf waarin Barth schrijft over de religiekritiek. Deze kritiek richt zich op de tendens in iedere religie om het geloof in God te reduceren tot wensen en fantasieën van gelovigen. Terecht merkt hij op dat Barth zich daarbij allereerst en misschien wel uitsluitend richt op kerk en christelijke gelovigen. Tegelijk is het ook waar dat deze kritiek alle vormen van religie raakt en dus ook de Islam. Als dit het enige is dat Barth gezegd heeft, is de conclusie snel getrokken. Een gesprek met de Islam is niet mogelijk. Het Christendom is de enige ware godsdienst, dat wil zeggen de godsdienst die van religiekritiek weet en zich er door laat gezeggen.

Dit beeld van het Christendom als ware religie wordt ongemerkt ook door Magliore bevestigd. In zes punten somt hij de verschillen tussen Christendom en Islam op. Op deze verschillen krijgt men met name zicht als christenen bereid zijn onder de religiekritiek door te gaan. Dan komt er immers zicht op de ware religie. Ik noem deze zes punten zonder verder commentaar.

1. Jezus is meer dan een ‘profeet’, Hij is de Zoon van God
2. De eenheid van God is in de drie-eenheid
3. Genade gaat aan de goede werken vooraf
4. De verkiezende genade contrasteert met een willekeurige goddelijke keuze
5. Incarnatie en goddelijke onveranderlijkheid zijn niet met elkaar in tegenspraak
6. In het verbond handelen God en mens als partners. Daarmee is een absoluut monisme, met God als enige die handelt, uitgesloten.

Het lijken mij punten die juist en ter zake zijn om de verschillen tussen Islam en Christendom te beschrijven. Het zou goed zijn als de kerk zich er rekenschap van geeft, ook met het oog op het publieke debat, waarin Christendom en Islam te vaak op één hoop gegooid worden. Christendom is echt wat anders dan Islam en dan niet alleen in de randverschijnselen, maar tot in de kern van het geloof.

Na de bespreking van de verschilpunten gaat Magliore verder en dan wordt het betoog spannend. Houdt hij deze punten vast als hij op zoek gaat naar de ruimte voor een zinvolle interreligieuze dialoog tussen Christendom en Islam?

Als eerste merkt hij op dat Barths beeld van de Islam aanzienlijk genuanceerder zou zijn als hij in gesprek was gegaan met hedendaagse Islam-theologen. Dan had hij ongetwijfeld oog gekregen voor de verscheidenheid binnen de Islam. Daarmee pleit Magliore voor een echte ontmoeting tussen Christendom en Islam. Het is ontoereikend als we als door Barth geïnspireerde theologen zijn gedachten herhalen of ‘end our own theological work where he ends’.

Magliore gaat dan die uitdaging aan. Hij knoopt daarbij opnieuw aan bij par. 17 van de KD. Nu maakt hij attent op een ander accent dat Barth in deze paragraaf legt. Kritiek op de religie is onvermijdelijk, maar de kritiek heeft ook een positieve kant. Het is immers mogelijk dat door de genade van God de religie gebruikt wordt ‘for God´s own purposes’. Ook nu komt eerst het Christendom in het vizier. Het Christendom dat deze kritiek toelaat kan zich onmogelijk boven de ander verheffen. ‘Such a posture refuses to look dismissively on people of other faith traditions or to consider their texts and teachings as simply false’. De religiekritiek voorkomt de trots en zelfingenomenheid die een interreligieuze dialoog onmogelijk maken. Het is onmogelijk om als bezitters van de waarheid aan zo’n gesprek deel te nemen. Het tegendeel is waar. De religiekritiek leidt tot een fundamentele zelf-kritische houding, tot bereidheid tot zelfonderzoek en tot openheid naar de ander.

Die openheid kan er zijn, omdat de religiekritiek ook de mogelijkheid openlaat dat God andere religies gebruikt voor Zijn doel. Hij kan ook spreken via de Islam. ‘God can and does address Christians in unexpected ways and from unexpected places.’ Daarnaar mag in een open dialoog gezocht worden, zonder daarbij de eigen ‘criteria’ uit het oog te verliezen. Als God op deze wijze tot ons spreekt, zal dat leiden tot een dieper verstaan van het getuigenis van de Schrift. Als Magliore deze gedachten uitwerkt, zoekt hij aansluiting bij die teksten uit de KD waarin Barth spreekt over het Licht en de lichtjes (KD IV/3).

Magliore sluit zijn essay af met een viertal aanwijzingen voor een dialoog met de Islam.

1. Om elkaar beter te leren kennen doen Christenen en Moslims er goed aan met elkaar elkaars heilige boeken te lezen. Dat leidt tot een echte ontmoeting, waardoor wederzijdse karikaturen ontkracht kunnen worden.
2. Christenen en Moslims kunnen met respect voor elkaar luisteren naar wat hen in het geloof ten diepste beweegt. Het kan dan zijn dat Moslims Christenen attent maken op afgoden in hun eigen manier van geloven.
3. Christenen en Moslims kunnen oprecht spijt betuigen over de manier waarop met de ander omgegaan is. Oprechte spijt opent de weg om op te komen voor de waardigheid van ieder.
4. Christenen en Moslims kunnen elkaar uitnodigen om gezamenlijk de grote uitdagingen van onze tijd aan te pakken: armoede, onrecht, racisme, milieu.

Kortom, zo sluit Magliore af, ga de dialoog aan, niet uit vrees of omdat je zelf als Christen niet meer zo goed weet waar het om gaat. Ga de dialoog aan in het vertrouwen dat niets of niemand ons kan scheiden van de liefde van God.

Magliore heeft een prikkelend essay geschreven. Het is de moeite waard er van kennis te nemen. Het is te hopen dat zijn bijdrage juist in ‘barthiaanse’ kringen gelezen wordt, verwerkt en weersproken. Want vragen zijn er zeker te stellen. Om een voorbeeld te noemen. De houding van de Christen in de dialoog heeft hij naar mijn mening treffend beschreven, maar over de inhoud van het gesprek ben ik minder zeker. Wat hij noemt is zeker de moeite waard, maar komt niet onvermijdelijk het moment dat de geloofspunten die hij in zijn eerste opsomming noemt aan de orde komen? Dan blijft de vraag of een echte dialoog mogelijk is. Maar enfin, laten we eerst maar eens met elkaar in gesprek komen. Daarvoor geeft Magliore voldoende stof tot nadenken. Het is te hopen dat door zijn bijdrage het stilzwijgen vanuit de ‘barthiaanse’ theologie in het huidige maatschappelijke debat doorbroken wordt. De kolommen van ‘In de Waagschaal’ staan open voor verder gesprek.

At Polhuis

Ontmoetingen. Tijdgenoten en getuigen. Studies aangeboden aan Gerrit Neven. Onder redactie van Akke van der Kooi, Volker Küster en Rinse Reeling Brouwer, Kok 2009