Commentaar (Alverzoening)

logo-idW-oud

Commentaar

Alverzoening

Het is nog altijd zo dat in kerkelijke debatten het woord Alverzoening al voldoende is een bijdrage vanuit de theologie van Karl Barth in diskrediet te brengen. Daar moet Barth toch zelf ook onder geleden hebben, dacht ik vaak. In 1956 reageert hij op dit verwijt. Hij doet dat in zijn voordracht ‘Die Menschlichkeit Gottes’. Lezing van deze rede is ook nu zeer de moeite waard, maar dit terzijde. Bijna terloops gaat hij aan het eind van zijn betoog op het genoemde verwijt in. Ik ben er van onder de indruk. Het is een voorbeeld van ware evangelische gesprekstechniek. Er wordt niet geprobeerd de ander te overtuigen. Hij wordt al vragend meegenomen.

Na uiteengezet te hebben dat de inhoud en toon van kerkelijk en theologisch spreken over mensen principieel positief behoort te zijn, introduceert Barth zijn punt met een bijna achteloze vraag ‘Also “Allversöhnung”?’ Is dat na wat gezegd is echt nog een vraag, lijkt hij te willen zeggen. Nou vooruit. Ik ga geen positie kiezen, maar wil er wel een paar dingen over zeggen, maar maak het niet belangrijker dan het is. Hij vraagt dan aan zijn opponenten drie dingen.

Als eerste vraagt hij ieder die een mening over alverzoening heeft, zich goed op de hoogte te stellen wat daar nu eigenlijk mee bedoeld wordt. Barth heeft kennelijk genoeg onzakelijks gehoord. Het lijkt mij een eis die aan ieder gesteld mag worden, maar dan komt het. In het 2e punt stelt hij zijn critici een vraag. Hij vraagt hen er over na te denken of het begrip toch ook niet een positieve betekenis heeft? Hij verwijst dan naar Col. 1:19 en 20. Is het niet zo dat God alles en allen met zich heeft willen verzoenen? Als dat zo is, zo vraagt hij in zijn derde punt verder, is dan de kritische en sceptische theoloog of theologie niet veel gevaarlijker dan degene die in een ontspannen vrolijkheid met alverzoening rekening houdt? Wordt in die houding niet meer getuigd van de menslievendheid Gods die altijd weer groter is dan wij ons kunnen voorstellen? Is dat niet beter dan om vanuit theologische zuiverheid en angst te klein van God te denken door grenzen te stellen aan de goddelijke menslievendheid?

Het antwoord van Barth is een voorbeeld van die ontspannen vrolijkheid. We kunnen er veel van leren, niet alleen ten aanzien van de alverzoening, maar ook hoe je in de kerk met gevoelige zaken kunt omgaan.

AP