‘Leben im Pfarrhaus’
‘LEBEN IM PFARRHAUS’
‘Een intensieve gemeenschap zoals in de tijd van Charta 77 is er niet meer. In deze tijd gaat het alleen om economie die voor onze verdere ontwikkeling het belangrijkste is. Ik begrijp deze tijd niet…’
Een citaat uit de onlangs verschenen Duitse vertaling van een bundel interviews met een tiental Tsjechische vrouwen, geboren tussen 1921 en 1969, die vertellen over hun leven als predikantsvrouw, predikantsdochter of als predikant in de Evangelische Kerk van de Boheemse Broeders.
Levendige gesprekken, waarin uiteraard de recente geschiedenis sterk meeklinkt zoals de annexatie van Tsjechië door de nationaal-socialisten en de daarop volgende Tweede Wereldoorlog, de communistische tijd, Charta 77 en de omwenteling van 1989.
De interviews, afgenomen door predikantsvrouwen die het Leben im Pfarrhaus (zoals de Duitse titel luidt) van binnenuit kennen, zijn een vorm van ‘oral history’. Er komen krachtige persoonlijkheden naar voren die soms in bittere armoede leefden, door de Binnenlandse Veiligheidsdienst bespioneerd, tegengewerkt en gepest werden. Indrukwekkend is dat niemand van hen verbitterd is geraakt of de levensmoed verloren heeft. Er is geen sprake van geklaag of van een noodlotsgedachte. Een van hen zegt: ‘Ik heb geleerd het leven te nemen zoals het komt en het positief op te pakken. Een mens went aan alles.’ En een ander: ‘Ik had geleerd te gehoorzamen en doorzettingsvermogen te tonen bij het leren. Daar heb ik veel aan gehad voor de rest van mijn leven.’
Een aantal predikantsgezinnen had te maken met maatregelen die de staat tegen hen nam nadat ze Charta 77 hadden ondertekend. Vaak werd de bevoegdheid om het predikantsambt uit te oefenen hen ontnomen en daarmee ook hun inkomsten. In de gesprekken komt de Synodalrat van deze kerk er slecht vanaf. Er is geen ondersteuning ervaren, noch geestelijk, noch materieel.
Voor lezers/essen die niet op de hoogte zijn van de geschiedenis en organisatie van de Evangelische Kerk van de Boheemse Broeders (een minderheidskerk, ontstaan in 1918 door een samengaan van calvinisten en lutheranen) zou iets meer achtergrondinformatie wenselijk geweest zijn om een aantal uitspraken beter te kunnen plaatsen. Het blijft nu bij het niet onbelangrijke gegeven dat deze kerk in 1953 het ambt openstelde voor vrouwen, iets wat bij de calvinistische voorlopers van de PKN pas rond 1967 gebeurde.
Uit de gesprekken komt de waarde van familietradities naar voren, van de normen en waarden die bij de opvoeding meegekregen zijn zoals het zelf dienen en niet bediend worden; het gevaar van macht en trots leren zien; liefde voor mensen die anders zijn dan jijzelf; de waarde van het anders zijn leren ervaren en waarderen. Steeds weer komt het belang van gemeenschap en solidariteit naar voren, evenals als het belang van een groep leeftijdsgenoten voor geloofsontwikkeling. De ervaren gemeenschap, binnen en buiten de kerk, zeker in tijden van nood wordt node gemist in kerk en samenleving zoals deze zich na 1989 ontwikkeld hebben.
De lezer(es) leert vrouwen kennen die zichzelf niet als feministisch beschouwen, maar wier leven één groot getuigenis van geleefde emancipatie is. Daar was soms wel een leerproces voor nodig om de meegekregen deemoed om te vormen tot zelfbewustheid. Leerstellige uitspraken doen de pastoriebewoonsters niet of nauwelijks. De levens zelf zijn een getuigenis van geleefd geloof, geduld en geloofsvertrouwen. Bij het lezen van dit boek kwam bij mij geregeld de tekst uit Romeinen 12 in gedachten: ’Weest blijde in de hoop, geduldig in de verdrukking, volhardend in het gebed, bijdragend in de noden der heiligen, legt u toe op de gastvrijheid’. Wie daar voorbeelden van wil leren kennen, leze alleen daarom al dit boek.
Van harte aanbevolen.
Joke Ploeger-Grotegoed
Leben im Pfarrhaus. Frauen in der Evangelischen Kirche der Böhmischen Brüder, samengesteld door Hana Schillerová en Věra Lukašová. Uitgegeven door Verlag des Gustav-Adolf-Werks e.V. Leipzig 2008. ISBN 978-3-87593-099-3