Dionysus verliefd. Over Overvloed en Overgave van Arjan Plaisier

logoIdW


DIONYSUS VERLIEFD

Over Overvloed en overgave van Arjan Plaisier

Dat Arjan Plaisier scriba van de Generale synode van de Protestantse kerk is, heeft hem gelukkig niet verhinderd vorig jaar een boek uit te brengen onder de titel Overvloed en overgave. Een caleidoscopisch geloofsboek. Het is een vlot geschreven boek waar het nodige denkwerk aan vooraf is gegaan. Maar vooral is het knap omdat het niet alleen dingen zegt, maar ook onbenoemd laat. Zo wordt iets van een kerkelijke agenda voor de komende eeuw gepresenteerd, die heel bewust een aantal zaken acher zich laat.

Essentieel lijkt mij de opmerking in het voorwoord dat dit boek niet zozeer is voortgekomen uit het verlangen om te weerspreken, als wel is geschreven vanuit ontroering en passie; het is زeen liefdesverklaring aan de God van de overvloed en daarom een pleidooi voor geloof als overgave.س Niet het in stelling brengen van het theologische geschut, maar verraste, innige aanbidding is dan ook de grondtoon van dit boek, dat hiermee nog het meest aan Van Ruler doet denken. Een voorbeeld, dat meer dan zomaar een voorbeeld is. De 20e eeuw is theologisch zwaar gedomineerd geweest door de vraag naar de kenbaarheid van God, waarbij Barth welhaast de ‘theologische noodtoestand’ afkondigde en Bonhoeffer sprak van Verzet en overgave. Plaisier ziet af van een dergelijke dogmatische framing. God is te groot en te veelzijdig in al zijn weldaden, en zit ons daarbij tegelijk ook tژ direct op de huid, om een archimedisch punt te kiezen om vandaaruit het geheel te willen overzien. Dat is natuurlijk niet nieuw. Maar waar doorgaans graag de drie-eenheid expliciet uit de kast wordt gehaald om in elk geval ordening in de veelheid van Gods weldaden aan te brengen, kiest Plaisier er bewust voor het geloof in het slothoofdstuk heel klassiek te beschouwen onder de noemers waarheid, goedheid en schoonheid. Ook dat behoort wellicht tot de nieuwe agenda: na het Joodse denken komt er weer meer aandacht voor de Grieken?

Het boek kent vier hoofdstukken: Openbaring, Geloof, Kerk en Werkelijkheid. Maar meer dan dogmatische ‘loci’ zijn het vier verschillende aspecten van dezelfde God, die op hun beurt alleen vanuit verschillende perspectieven belicht (kunnen) worden. Prachtig, want zeer herkenbaar, vind ik het tweede hoofdstuk, waarin Plaisier aan de hand van de vier seizoenen laat zien hoe verschillend we geloven: er zijn lente-christenen en zomer-christenen en herfst- en winter-christenen. Elke wijze heeft zijn kracht en noodzaak, maar ook beperking. Overeenkomstig benadert hij de openbaring vanuit vier verschillende literaire stijlen: het verhaal van God is episch, lyrisch, dramatisch en didactisch, terwijl de kerk wordt uitgelegd als een ziekenhuis, een theater, een parlement en een tempel. Vooral het theater is gewaagd: dat de wereld een (platoons) schouwtoneel is, heeft de kerk niet voor niets altijd verworpen. De bijbel wordt losjes geciteerd (en opvallend genoeg bijna altijd in de vertaling van 1951), maar evengoed het liedboek en in mindere mate de geloofsbelijdenis; daarentegen wel weer veel (m.n. Engelse) po‘zie. Maar er is geen enkele regel die waar is voordat zij zich als waarheid aan ons openbaart, zo zou je misschien kunnen zeggen, maar dan niet vanuit ons subjectieve oordeel, maar vanuit de liefdevolle overmacht en presentie van de Heer.

Dit maakt natuurlijk een postmoderne indruk, en wie weet dat de schrijver is gepromoveerd op een studie naar Pascal en Nietzsche ژn nog een boek over Shakespeare schreef, deze woordwaterval, kan wel eens vermoeden dat er voor Plaisier in de theologie van Miskotte of Barth nog veel te veel vaste grond onder de voeten is, en dat we de ondogmatische taal van het hart nodig hebben om ںberhaupt nog naar waarheid over God te kunnen spreken en in ons geloof staande te blijven. Want dat is namelijk wel wat van ons wordt gevraagd: overgave aan de Heer, in belijdenis en daad, door zijn lofzang gaande te houden, door vrijheid te bewaren ten opzichte van alle maatschappelijke ideologie‘n, zoals het fascisme en het communisme, maar ook het materialisme van onze huidige tijd. Mooi (en ook wat beschamend) is het om te zien, hoe deze innigheid Plaisier politiek geenszins zweverig maakt, maar hij juist man en paard durft te noemen. Zo bijvoorbeeld in de opmerking dat waar God en de cultus uit het openbare leven verdwijnen, we allemaal grijpen naar onze eigen goden. Het Hollandse calvinisme werkelijk voorbij is hij, als hij zegt: زDe mens als privژpersoon komt niet meer tot God. De privژwereld is allang ingenomen door de goden van deze tijd.س Dat zijn geen woorden van iemand met smetvrees voor de wereld die vasthoudt aan de kerk uit een kleinburgerlijk verlangen. Eerder iemand die mژt Nietzsche de goddeloosheid van de wereld heeft doorzien, die met Pascal beseft dat wij ons de luxe van vrijblijvendheid niet kunnen veroorloven maar zich vooral de dankbaarheid om de eeuwig rijke God in het kerkgebouw niet wil laten afnemen. Want زde krekel is meer dan de mierس.

Dit is het boek van een verliefde. Elke verliefdheid roept vragen op. Want wordt het hart nu geroerd of worden de zinnen gestreeld? Maar waarschijnlijk is dit typisch de vraag van een winter-christen. De PKN heeft een scriba die niet alleen voor zijn God staat, maar ook voor Hem gaat. Als een bruid, haar bruidegom tegemoet. Alsof er na het tijdperk van Hermes en de hermeneutiek kennen wij God? opeens een andere zoon van Zeus opdoemt: de ontembare Dionysus. Dionysus gekruisigd, Dionysus gekerstend, Dionysus verliefd.

Wessel ten Boom