Een brief van dr. C.L. Patijn

logo-idW-oud

Een brief van dr. C.L. Patijn

Dr. C. L. Patijn is van oudsher een trouw lezer van ons blad. Onze redacteur Spijkerboer stuurde hem de brochure van Meijering over Kuitert en Patijn bedankte hem met een brief, waarin hij belangrijke vragen stelt. Zo belangrijk dat we het grootste deel van zijn brief met zijn instemming afdrukken. We publiceren meteen reacties van Meijering en Van der Linden, die door Patijn direct aangesproken worden, en van Spijkerboer die weergeeft wat hij in Barths eigen werk over Patijns vraag vond. (Redactie)

Ook Meijering laat vragen open die mij allang kwellen. Wat bedoelen wij toch als wij rustig schrijven (M. op blz.16/17)….’die in ruimte en tijd handelt’. En als wij telkens spreken van ‘de Heer der geschiedenis’ of ‘die de geschiedenis leidt’, zoals T. v.d. L. doet in zijn boek over Bonhoeffer. Waarom houdt dit mij bezig?

Omdat het mijn werk betreft, internationale politieke geschiedenis, waarin ik meer dan 70 jaar heb geleefd en gewerkt. Ik ben in mijn gedachten gaan zoeken of wij God zouden kunnen ‘betrappen’ op sporen van zijn handelen in onze tijd, met name in een periode waarin alles aan onze menselijke besturing is ontsnapt, de jaren voorafgaande aan de eerste wereldoorlog, van 1900 tot 1914.

Een enkel woord over die periode. Omstreeks 1900 stond Europa op een top als nooit tevoren. En het was een relatief fatsoenlijke en veilige wereld. Iets te zeker van zichzelf. Diep verdeeld in nationaal sentiment en kwetsbaar door uitersten van optimisme en pessimisme. Toen begon de politieke cohesie der beschaafde wereld te schuiven, zoals nu de ijskappen van de polen. Het grote Turkse Rijk valt in de Balkan en in het Midden Oosten uiteen, waardoor vele volken nieuwe grenzen, eigen bestuur en inhoud moeten krijgen. Afrika wordt van alle kanten gepenetreerd en de Europese mogendheden verdelen het beheer onder elkaar. In Azië worden oude culturen politiek volwassen. Overal emancipatie, arbeiders, vrouwen, jeugd. Duitsland, nieuwe grote mogendheid van Pruisische allure, verontrust de hele Europese omgeving. Waar is de Heer der geschiedenis in dit proces?

Ik probeer terug te keren naar Bonhoeffer, die het ons onmogelijk heeft gemaakt op zo’n vraag een stichtelijk antwoord te geven. In zijn brief van 8 juni 1944 laat hij een aantal grote theologen van zijn tijd (Troeltsch, Heim, Althaus, Tillich, Bultmann, zelfs Karl Barth) één voor één vallen als medereizigers op zijn zoektocht naar een non-religieuze interpretatie van Gods aanwezigheid midden in het gewone leven. En hij denkt in de richting van het Oude Testament, met zijn realistische liefde voor het leven en de eigen verantwoordelijkheid voor goed beheer van het geschonken land. Ik heb bij hem ook later, toen de Duitse steden in de 2de wereldoorlog werden plat gebombardeerd geen neiging gevonden dit te willen verklaren als een straf voor de misdaden van de nazi’s, zoals dat in het O.T. bij monde van de profeten geschiedde t.a.v. de vijanden van Israël. Al zat hij er in zijn cel wel vurig op te hopen.

Terug naar het begin van onze gruwelijke 20ste eeuw, toen de gedachte aan God als factor in het verloop der gebeurtenissen, uit het publieke leven allang was verdwenen. Hoe meer ik mij verdiep in de denkwereld van de Europese staatslieden die direct verantwoordelijk zijn geweest voor de twee Europese oorlogen (vooral in de jaren voorafgaande aan 1914) hoe meer ik onder de indruk kom van het besef van onmacht bij alle partijen. Het ging die leiders niet meer om uitbreiding van nationaal grondgebeid, ook niet om economische belangen en zij hadden zeker geen behoefte aan gewapende onderlinge strijd. De vele wrijfpunten, prestigeoverwegingen en een overgevoelige publieke opinie wekten bij hen het gevoel te zijn gevangen in een onontwarbare knoop van strijdige en onbeheersbare impulsen. Niet bij de gewone burgers, bij de leiders groeide een vermoeden langs afgronden te lopen, meegenomen te zijn in een niet te stuiten stroom. En er was op dat moment een frappant gebrek aan markante staatslieden van voldoende internationaal gezag om te kunnen ingrijpen. Er waren wel waarschuwingen geweest, schrijvers, denkers. En er waren pacifisten bij de vleet maar zonder tanden. Alle –ismen zijn in onze tijd doodgelopen.

Waar was God die in ruimte en tijd handelt en die ook in het ‘voorlaatste’ bij ons is? Het theologisch antwoord zal wel zijn dat met het oog van het verstand, en het beperkte menselijk bevattingsvermogen (Kant wist het al), Gods beleid voor ons verborgen is. En dat alleen het geloof verder kan zien, schouwen, hopen, verwachten, een ander patroon over de geschiedenis kan leggen. Maar hoe brengen wij nu verband aan tussen ons vertrouwen in Gods leiding en onze situatie in een wereld zonder religie? De terminologie ‘Heer der geschiedenis’ blijft raadselachtig voor gewone mensen. Er ligt hier m.i. nog een taak voor de vrienden van Karl Barth.

Wat wij wel konden zien met onze profane ogen, is de degradatie van het oude Europa. Een voor een zijn de grote Europese landen kleiner geworden en op maat gesneden, als het ware van hun koningsmantels ontdaan. Frankrijk in 1940 in een paar weken oorlog verslagen en vernederd. Engeland na bewonderenswaardig verzet tegen het kwaad ontdaan van zijn Empire: het Commonwealth valt uiteen. Duitsland, tweemaal vernietigend verslagen met een geschonden reputatie. Rusland na 70 jaar communisme diep onzeker en bedreigd met uiteenvallen. En aan de overzijde van de oceaan de bevriende supermacht Amerika struikelend over zijn taak.

Maar wat wij ook kunnen zien is hoe ongelooflijk snel in het verslagen Europa het herstel weer op kracht is gekomen en het lieve leven weer werd omhelsd. En hoe in de Kerken de duizenden kaarsjes branden van gebeden, als vanouds. Gods handelen blijft verborgen, gelukkig.

Ik verwacht op deze brief geen antwoord van je, maar had er behoefte aan onze briefwisseling van deze jaren nog eens samen te vatten en je te danken voor ons contact.

Met hartelijke groeten, tt C.L. Patijn