God en recente geschiedenis

logo-idW-oud

 

GOD EN RECENTE GESCHIEDENIS

Na de discussie over God en geschiedenis in de jaargang 2006 (nrs 8 en 9) gevoel ik de behoefte de discussie dichter bij onze eigen tijd te brengen. En ik stel nogmaals de vraag die tot de discussie heeft geleid: waar was God in onze ruimte en geschiedenis? In de discussie zelf heb ik veel geleerd maar er blijft bij mij één hoofdindruk over: door Wessel ten Boom (in 2006, nr. 10) onder woorden gebracht: het was nog allemaal iets te theoretisch.

Voor het volgende ben ik aan het denken gezet door een mooi artikel van Theo de Boer over ‘mythen en logos’, in jaargang 2004, nr. 5. Bijna alle volken hebben in hun verleden ‘heilige’ verhalen die hun denkwereld hebben bepaald bij de vraag naar de zin van het bestaan. Overleveringen buiten het bereik van de wetenschap, maar die wel hun inzichten hebben beïnvloed. Hij beëindigt dit artikel over de betekenis van zulke mythische verhalen met een zin die mij heeft getroffen:’Zonder verbeelding is het denken leeg, zonder mythe de verbeelding blind’.

Geldt dit ook voor het Oude Testament met de ‘mythische’ verhalen van de aartsvaders, de uittocht uit Egypte, de Sinaï, Mozes, de Richteren? De geweldige verhalen die ons geloof hebben gewekt en gevuld met inhoud? Waarin God als de grote bevriende Macht ons is geopenbaard, maar zonder mogelijkheid tot rationele verantwoording van deze geloofswerkelijkheid?

Geldt dit trouwens ook niet ( dat zonder verbeelding het denken leeg is) voor het Nieuwe Testament als Jezus steeds spreekt in gelijkenissen waarin Hij het Koninkrijk Gods voor ons indringend oproept in het beeld van de verloren zoon en de vader, en al die andere gelijkenissen? De inhoud van het geloof, hoop, buiten bereik van kennis en wetenschap, maar wel deel geworden van ons eigen hart, ons bestaan, van menselijke ervaring?

Is het mogelijk openbaring en ervaring iets dichter bij elkaar te brengen? Wij zijn gewaarschuwd. Nog onlangs in een discussie tussen Kopmels en Polhuis ( 2006, nrs. 15 en 16) geen uitspraken te doen over Gods weg in onze tijd. Maar er is zoveel gebeurd dat te denken geeft, dat ik probeer iets verder door te dringen in de vraag: waar was God in onze ruimte en tijd?

Er is een ogenblik geweest, een coïncidentie die mij pas later is opgevallen (en nu kom ik op bekend terrein), dat toen Hitler eind januari 1933 de totale heerschappij over Duitsland in handen kreeg enkele weken later, op 4 maart, Franklin Roosevelt werd geïnstalleerd tot President van de Verenigde Staten. En op de dag waarop de Duitse Wehrmacht zijn grote aanval op het Westen opende waarbij Nederland, België en Frankrijk onder de voet werden gelopen, 10 mei 1940, werd Winston Churchill tot Primeminister van Engeland benoemd. Het was alsof God de wacht betrok: tot hier en niet verder.

(Over wat daarna is gebeurd kan ik alleen maar zwijgen. Ik kan mij geen verband denken tussen de oorlog en de Heer der geschiedenis en neem de draad weer op van 1945 af.)

Bijna onmiddellijk nadat Hitlers duizendjarig rijk als een kaartenhuis in elkaar was gezakt, begon de koude oorlog. Er zijn tijden geweest waarop een derde wereldoorlog nabij leek. De Sovjet Unie had door het verloop van de oorlog een groot aantal Europese staten met hun hoofdsteden bezet en legde in ieder van die landen regimes op van eigen maaksel, opende overal propaganda-aanvallen tegen de westelijke wereld en trachtte (tegen alle afspraken in) ook de Duitse hoofdstad te gijzelen, zodat West Berlijn met behulp van een luchtbrug in het leven moest worden gehouden.

Op dat moment – 1947/8 – heeft Amerika de vrije wereld gered. Het Marshal Plan verschafte de Europese landen de middelen voor hun economisch herstel, de NAVO verzekerde de veiligheid. Het psychologische effect hiervan was enorm: er kwam weer vertrouwen in de toekomst. Het is goed hieraan te herinneren: in de jaren 1945-1955 heeft goede Amerikaanse staatkunde en een generatie van bekwame bestuurders, ook in Europa, de wereld weer op de been geholpen. Maarten Luther sprak eens over de Heilige Geest die komt en gaat waar hij wil, soms in de vorm van een ‘Platzregen’. Wij hebben toen een Platzregen van Amerikaanse wijsheid meegemaakt, die later weer is verloren gegaan, De meeste mensen van mijn generatie hebben toen van nabij alle stadia van pessimisme en euforie ondergaan en God gedankt voor die vruchtbare jaren. Ik heb nooit begrepen waarom zoveel theologen en socialisten in Nederland dit zo anders hebben geïnterpreteerd.

Sindsdien zijn wij in een stroomversnelling geraakt. Na de oorlog maakten bijna alle koloniale volken zich los van hun Europese meesters. Het 400-jaar oude koloniale stelsel, waarmee dezen grote delen van de wereld hadden beheerst, bestuurd en ontwikkeld, verdween alsof het van de planeet was afgeschud. Nederland heeft het gemerkt en niet gemakkelijk aanvaard. Bij tientallen meldden zich nieuwe soevereine staten voor het lidmaatschap van de Verenigde Naties, om te merken dat de vrijheid zonder politieke discipline en weinig middelen van bestaan het leven niet eenvoudiger heeft gemaakt.

Onafhankelijk hiervan voltrok zich in Amerika grote verbetering in de rechtspositie van de zwarte bevolking. En nog veel opvallender verdween – wat later – vrijwel zonder slag of stoot het apartheidsregime in Zuid-Afrika.

Wij kennen allen de namen van de hoofdpersonen die in die snelle emancipatie-processen leiding hebben genomen en geschiedenis hebben geschreven, Gandhi, Martin Luther King, Mandela en vele anderen, de profane ‘heiligen’ in dienst van de geschiedenis van de 20ste eeuw.

Er zou nog veel meer te melden zijn (met name over het Midden-Oosten), maar ik beperk mij tot twee recente processen die van directe betekenis zijn geweest voor Europa en voor ons land. Nog kort geleden (iedereen heeft het gezien) beleefden wij het eind van de koude oorlog, verdween de muur van Berlijn en is Duitsland herenigd zonder dat er een schot is gelost. Het communisme verloor zijn uitstraling en geloofwaardigheid, en nu zijn wij in veel rustiger vaarwater om met het grote Rusland over de toekomst te praten.

Onafhankelijk hiervan voltrok zich in Europa een nieuw proces van politieke coöperatie tussen volken die elkaar eeuwenlang naar het leven hadden gestaan. Door samenvoeging van staatstaken onder gemeenschappelijke regels en instituten ( ‘La civilisation c’est les règles + les institutions’, Monnet) zijn mogelijkheden voor wederzijds vertrouwen ontstaan die Europa nog niet eerder had gezien. Ons volk heeft de Europese Unie nog niet als zodanig herkend en zit nog gevangen in een soort xenofobie die niet past bij het land van Erasmus en Grotius, maar ook niet bij Torbecke en het morgenrood van de eerste socialistische generatie.

Dit alles is werk van mensen geweest die zich in hun beslissingen vermoedelijk niet vaak hebben afgevraagd wat daarbij het aandeel van de Heer der geschiedenis is geweest, maar misschien wel eens gedacht hebben ‘man glaubt zu schieben und man wird geschoben’.

Wat wij hebben meegemaakt is de gelijktijdigheid van zoveel grote veranderingen binnen de periode van één mensenleven. Wij vertrouwen daarachter de wil van God, maar wat wij niet zien is de zin, de verborgen logica in deze processen. Is er niet iets meer te vinden in onze recente geschiedenis? Ik denk van wel, maar in de vorm van flitsen, alsof de Heer der geschiedenis op bepaalde momenten als vredesvorst is rondgegaan om vuren te blussen voor het te laat was, buiten ons blikveld. Bijvoorbeeld toen de Duitse Bondskanselier Willy Brandt knielde bij het getto in Warschau. Of toen President Sadat van Egypte uit het vliegtuig stapte in Tel Aviv. Toen premier Rabin van Israël op bevriende voet raakte met leiders van Arabische buurlanden. En toen President Kennedy besloot géén militaire tegenmaatregelen te nemen in antwoord op de Russische provocatie door plaatsing van kernraketten op Cuba. Maar Rabin, Sadat en Kennedy zijn vermoord en Brandt vergeten. Alsof de opgekropte onvrede van onze generatie haar prominenten wilde laten boeten voor haar lot.

Toch moet er worden geregeerd, gekozen in het mijnenveld der internationale betrekkingen. Wat kunnen wij ons daarbij denken? Met een beroep op normen en waarden? Maar die zijn zonder verbeelding leeg. Ook niet in vertrouwen op de oudvaderlandse spreuk: ‘ziende op het gebod, blind in de toekomst’. Dat is in diplomatie fataal. Ook niet door morele afweging van ieder individueel geval als op een goudschaaltje, waartoe wij in Nederland geneigd zijn. Dat is goed voor Kamervragen maar niet voor koersbepaling in de geschiedenis.

Wie zich als Christen een mening wil vormen op dit gebied en bij zijn geloof te rade gaat voor antwoord, heeft altijd te maken met twee velden van loyaliteit: zijn plicht aan zijn land, zijn ambt, zijn eigen plaats in de profane geschiedenis. En zijn trouw aan God zoals Hij ons is geopenbaard in de evangeliën. Dit dilemma is onoplosbaar. Misschien kan men alleen nog iets zeggen over de aard der twee loyaliteiten.

De koersbepaling in de profane geschiedenis brengt voor politici de plicht met zich mee van kennis, met alle middelen van de menselijke ratio en de wetenschap omtrent de te beoordelen onderwerpen. Dus niet teveel via de twijfelachtige informatie van geheime inlichtingsdiensten of de emoties der media, maar echte kennis van zaken, die er óók is, bij deskundigen, universiteiten en culturele instellingen.

Wat wel houvast geeft is het grote veld van de rechtsorde, volkenrecht, dat sinds de dagen van Hugo de Groot kracht van geldigheid heeft, waarop men zich kan beroepen en dat een eerste muur wordt tegen de altijd opdringende chaos. Hier is een norm die kan worden geschonden, maar toch gezag behoudt. Maar recht beschermt het bestaan, het brengt geen verandering, dus ook niet verbetering waar dat nodig zou zijn. ‘La justice est ce qui est établi’(Pascal). Dat is iets anders dan gerechtigheid. Dit laatste is een leeg begrip, dat met leuzen en spandoeken voor alles wordt misbruikt, dat aangeroepen wordt voor goede en kwade zaken en pas inhoud en rust zal vinden in het nieuwe Jeruzalem, aan het einde der tijden.

Er is geen aanwijsbare ‘ethiek’ voor internationale betrekkingen en ik vraag mij soms af of het niet méér gaat om ‘goede manieren’ dan om regelgeving.

Wat ik mij daarbij voorstel? Dan denk ik aan het bijbelse realisme van het O.T., en de eenvoud van de gelijkenissen in het N.T. Dan zie ik de grote vrijheid die Jezus genomen heeft in zijn interpretatie van de Joodse wetgeving, als Hij zegt dat de sabbat er is voor de mens en niet de mens voor de sabbat, en aan zijn vele conflicten met priesters en schriftgeleerden. En dan zie ik zijn directheid, zijn eenvoud, zijn omgang met vrouwen en mannen in grote verscheidenheid, zijn contact met tollenaren en hoeren. En hoe Hij niet komt met een oordeel, een eigen geloofsleer, maar alle standpunten relativeert en daarbij grote indruk maakt. Een wereld van vrijheid, ruimte en mildheid.

Geldt dit nu ook in het verkeer tussen collectiviteiten, volkeren, in een postmoderne chaotische tijd? Wat wij in het klein gezien hebben in de omgang van Jezus met mensen zal in het groot andere vormen aannemen. Ik heb Reinhold Niebuhr eens horen zeggen: er is één deugd die Paulus vergeten heeft en dat is ‘imagination’, het je kunnen verplaatsen in het denken en voelen van de andere partij bij geschillen en vijandschap. Voor vrede zal méér nodig zijn. Maar realisten, die in de dimensie van het geloof naar wijsheid zoeken en het in zich kunnen opnemen, zullen meer tot de wereldvrede bijdragen dan zij denken. Meer kan men van hen niet vragen.

(maart 2007)

C.L. Patijn