Nog een keer Paulus, Aan de Romeinen, en aan ons

Vragen en associaties bij het begin van de Romeinen-brief

Nog een keer komt het. Van Paulus, tot slaaf gemaakte van Christus Jezus, geroepen tot apostel … Nog eens. Toch nog. Nog een keer Paulus, nog een keer zijn brief aan de Romeinen. Kan het nog? Honderd jaar na de grote Karl Barth die Paulus als tijdgenoot aan het woord wilde laten komen. Kunnen wij het honderd jaar later nog een keer zo horen, zo binnen laten komen? Kan het nog een keer zo inslaan, kunnen wij nog eens de kracht ervan ervaren? Misschien kan het nog net. In een veel kleinere kring dan honderd jaar geleden, na een eeuw secularisatie en ontkerstening. Een veel kleinere inslag, een kleinere krater. Maar dat het inslaat. Kan dat nog? Of ketst het af?

Het moet wel afketsen. Van Paulus, tot slaaf gemaakt – dat zegt het natuurlijk meteen. Dat doet geloof, dat doet godsdienst: het maakt je tot slaaf, je bent niet meer van jezelf. Het ontneemt je je vrijheid, je autonomie. Paulus is zo eerlijk het meteen te melden. De goden en machten van deze eeuw doen dat niet, en hebben ons ondertussen via de achterdeur of de gratis app al aan een touwtje, in hun web gespannen. Laten we eerlijk zijn: wie kan dat, wie lukt dat, die autonomie, jezelf tot wet, tot norm zijn? Want we zijn volgers en dus volgen we. De mode. De influencers en opinieleiders. We volgen draadjes en tijdlijnen, we hangen aan de telefoon, aan het algoritme. Comfortabel in de eigen bubbel, met alle gelijkgestemden, met gedeelde vreugde en gedeelde verontwaardiging. En je koopt wat anderen kopen, kijkt wat anderen kijken, gaat heen waar anderen geen gaan, om daar hetzelfde selfie te maken. We zijn in alles evengoed allang tot slaaf gemaakt. Maar van alles liever dan van een God of een zoon van hem, van alles liever dan van Christus Jezus.

Liever die fake freedom, liever vrijheid van godsdienst, vrijblijvendheid van godsdienst, met alleen een laatste restje autonomie, om nee te kunnen zeggen, om me op te kunnen beroepen als er iets is wat me niet zint. Als ze met een God aankomen wil ik het recht om er niet in te geloven, en als ze komen met een wet of norm die dit of dat eist – voor gerechtigheid of fair trade of het klimaat – dan wil ik ‘nee’ kunnen zeggen, wil ik de vrijheid om mijn eigen ding te doen en mijzelf te zijn dwars tegen die norm in, want dat maak ik zelf wel uit. Kom mij niet binden of beperken.

Dat zit diep. En waar dat net begon te wennen, vrijheid en macht over de beperkingen, waar we groeiden en groeiden begon men plots over grenzen aan de groei. En nu dringen de grenzen zich steeds meer op. Ook de laatste grens. Er wordt zoveel gestorven. Zo willekeurig en onterecht. Een uitstervingsgolf is gaande in de natuur. En dood is dood. Ook daar begonnen we aan te wennen. Na een voltooid leven als het even kan. Maar kunnen we leven met al dat sterven en uitsterven. Kunnen zij die na ons zullen leven dat? Want dood is dood. En onleefbaar is niet veel beter. De dood dringt zich op.

Dan komt die slaaf met doodsverachting aan, en zeggen dat die laatste grens doorbroken, die laatste vijand verslagen is. Want zijn Heer is opgestaan uit de dood en daaruit gebleken Gods Zoon te zijn in kracht. Dat geloof heeft ons werelddeel Europa in door eeuwen heen gevormd. En het is mij nu volkomen vreemd. Een woord uit een totaal andere wereld. Een totaal andere tijd. Kan dat in een Europees, een Hollands hart van nu nog binnenkomen? Een hart in Fort Europa. Ver achter de hekken en de laatste grenzen daar waar Paulus ooit reisde. De steden, de havens, de eilanden. De wateren. De Middellandse zee. Een zee die een grens en een graf is geworden, een loopgraaf rond ons Fort. Ons Europa. Ons werelddeel. Vanwaar we de wereld veroverden en koloniseerden en evangeliseerden. Ons werelddeel waar we ons nu op terugtrekken. Waar we streng onze grenzen bewaken. Waar je niet zomaar binnenkomt. En waar het evangelie langzaam uit verdwijnt, alsof het verdampt. Ons werelddeel waar we het liefst alles uit dat verdachte, van God vergeven Midden Oosten uit alle macht weren. Alles wat iets van een God of een profeet of een Messias met zich mee zou brengen wordt buiten gehouden en teruggeduwd. Wat ze meenemen brengt enkel ellende. Ze komen vooral halen. Gelukzoekers! Maar dat geluk is van ons.
Was de apostel werkelijk tijdgenoot, hij zou vastlopen op Moria of verzuipen in zee. Europa gelooft niet meer in apostelen. Geen getuigen van een andere wereld. Van de harde wereld buiten Europa. Van de onrechtvaardige wereld die Europa mede maakte en maakt. Geen Christus en dien gekruisigd. Na eeuwen raakt Europa nu steeds sneller van hem af. Was hij onze tijdgenoot, dan zou die apostel graag nog eens komen. Om te zeggen dat die Jezus is opgestaan uit de dodenen zo aangewezen als Zoon van God en met macht bekleed door de heilige Geest – Jezus Christus, onze Heer.

Hij zou zo graag nog eens komen. Vol verlangen naar ontmoeting, om jullie te laten delen in een geestelijke gave, om u te sterken, of liever, om door elkaar bemoedigd te worden, ik door uw geloof en u door het mijne. Wat zou ‘geestelijke gave’ kunnen zijn? En wat zou geloof zijn, hoe te geloven, en waarin? We geloven er niet meer in, maar volgens mij hebben we het nodig, iets als geestelijke gave. Kom over en help ons.

Paulus was gewoon te beginnen bij de synagoge. Vol verlangen naar ontmoeting, om jullie te laten delen in een geestelijke gave, om u te sterken. Zou hij nu komen en synagogen zoeken, dan zou hij de eerste verlaten vinden (als die al niet verdwenen was, vervallen geraakt, of verbrand, verwoest). Een tweede fraai gerestaureerd en tot monument of herdenkingscentrum omgebouwd. Bij de derde waar nog sjoel gehouden wordt een beveiliger voor de gepantserde deur. En prikkeldraad. En een politiepost op poten. Kom je niet binnen. Zeker niet in Jezus’ naam. Hij zou eerst Joden willen opzoeken maar op de plaquettes en monumenten en struikelstenen hier en daar lezen dat ze er nauwelijks nog zijn, zijn volksgenoten, zijn verwanten naar het vlees. Gevlucht. Vermoord. Of niet eens meer geboren. Al die ongeboren kinderen en kleinkinderen, van generatie op generatie. Een massa, een ongeworden volk. Een toch eigenlijk zelden opgemerkte leegte in het hart van Europa, een lege plek die we hebben opgevuld, ingevuld met ernstige herdenkingen en beloftes ‘dat nooit meer’. En ondertussen blijft wat er van hen nog rest nog altijd omstreden, onveilig, ongewenst, ongehoord.

Paulus schrijft: Ik zou zelf wel wensen vervloekt te zijn, weg van Christus, ten gunste van mijn broeders, mijn volksgenoten. Net zo vervloekt als zijn volksgenoten – dat waren ze natuurlijk lange eeuwen in Europa. Tot uiteindelijk…

Welke geestelijke gave, om u te sterken is daartegen opgewassen… Paulus als tijdgenoot: we weten niet wat hij zou zeggen, als hij wist van de eeuwen van Joden en Grieken en Barbaren, van Joden en christenen. Vervloekt. Dat dat eruit voort is gekomen, uit zijn missie. Vervloekt daaraan ergens ver in de geschiedenis bijgedragen te hebben, daartoe misverstaan te zijn. Ik zou zelf wel wensen vervloekt te zijn, weg van Christus.

En vervloekt is wie aan het hout hangt.

We weten niet wat hij na die vervloekte geschiedenis zou zeggen, als werkelijke wetende tijdgenoot. Paulus is onwetend van die eeuwen na hem, van Joden en christenen. Wat hij weet is Christus en dien gekruisigd, van een vervloekte geschiedenis, een vermoorde Jood. Terechtgesteld door het bevoegd gezag. Als een vervloekte. En in die vervloekte geschiedenis bleek God zich te hebben begeven. Die vermoorde werd weer in leven gezien en bleek zo Gods Zoon te zijn. Zo werd bevestigd wat geschreven staat De rechtvaardige zal leven! En zij/hij zal leven uit geloof. Een rechtvaardige Jood werd terechtgesteld. In naam van Rome. Hij vertrouwde God als Vader totaal, en werd, opgestaan uit de doden,aangewezen als Zoon van God. Er is en blijft gerechtigheid en eerlijkheid. Er is een ander leven mogelijk. In Jezus, in die Zoon van God.

Dus onbeschaamd zeggen, nog eens zeggen: in Jezus Christus klinkt onverminderd een bevrijdend woord. Dat was het ooit allereerst voor de Jood. Maar ook voor de Griek en de Germaan. Kan het dat nog zijn voor ons? Twee duizend jaar later. Een bevrijdend woord – kan dat nog bij ons binnenkomen? Zo vrijgevochten als wij al denken te zijn. Misschien kan Paulus’ brief aan de Romeinen over vrijheid iets nieuws, iets ongehoords zeggen, aan ons, met onze ingebeelde autonomie, onze angst voor religie, voor totale religieuze overgave, voor werkelijk geloof. Iets wat we zelf niet meer bedenken, die in ons moderne mensenhart niet opkomen. Als we ons daar nog eens op richten, zou het dan niet toch nog weer binnen kunnen komen?

Wouter van Gaalen