Karl Barth’s werk. Triomf der genade: hoofdthema zijner theologie

Karl Barth’s werk

Triomf der genade: hoofdthema zijner theologie

Als Conan Doyle gelijk heeft in zijn bewering dat de middelmatigheid niets hogers kent dan zichzelf, maar dat het talent onmiddellijk het genie herkent, dan is prof. dr. G.C. Berkouwer van de Vrije Universiteit te Amsterdam in Ieder geval een talentvol man. Onlangs is van zijn hand een boek verschenen over de theologie van de bekende Zwitserse theoloog Karl Barth: “De triomf der genade in de theologie van Karl Barth”. In het boek waagt prof. Berkouwer een poging het gehele theologische denken van de grote theoloog, zoals het nu voor ons ligt in de tot nu toe verschenen negen dikke delen van zijn “Kirchliche Dogmatik”, op één noemer te brengen. Berkouwer heeft ontdekt dat het grote thema van Barth’s dogmatische symphonie aldus omschreven kan worden; in alle onderdelen van dit gigantische levenswerk gaat het om dat éne: de triomf der genade Gods, die door niets kan worden tegengehouden, niet door de ontrouw van Israël, niet door menselijke zonde, niet door duivelen en daemonen. God is Overwinnaar, radicaal, volstrekt. Ziedaar de boodschap van Karl Barth. 

De interpretatie van een grote geest is altijd een moeilijk en hachelijk ondernemen. Alleen kleine geesten zijn onmiddellijk in hun kleinheid doorzichtig. Zullen wij er ooit helemaal achter komen wie Augustinus eigenlijk was en wat hij werkelijk heeft bedoeld? Nog steeds gaat het trouwtrekken tussen Rooms-Katholieken en Protestanten voort: beide groepen eisen Augustinus min of meer voor het eigen standpunt op. Met de interpretatie van Tomas en Aquino zijn wij óók nog steeds niet klaar, terwijl boeken over Luther en diens theologie voortgaan te verschijnen. De 19e eeuw wordt in theologisch opzicht beheerst door de figuur van Schleiermacher, de kerkvader van de 19e eeuw, met wie wij óók nog steeds niet gereed zijn.  

*

 Niemand kan ontkennen dat de huidige situatie in de theologie volkomen door de Zwitser Karl Barth wordt bepaald. Over welk onderdeel der dogmatische theologie men ook schrijven wil, steeds komt men Barth tegen. Sinds ongeveer 1920 is hij in toenemende mate op de voorgrond gekomen. Barth is de man die de zelfstandigheid der theologie tegenover de filosofie heeft verdedigd. Hij heeft ons geleerd de openbaring Gods weer als een actueel gebeuren en niet als een statische gegevenheid te verstaan. Barth heeft geprotesteerd tegen de overmoed der christenen die meenden over de christelijkheid te beschikken en vanzelfsprekend hun activiteiten met de eretitel “christelijk “ sierden. Barth heeft gestreden tegen het isolement waarin de christenen zich zo gaarne begeven, en duidelijk gemaakt dat de vooral in Nederland zo heersende antithese-leer niet in overeenstemming is met het bijbels-christelijke geloof. Barth verzet zich tegen elke vorm van fundamentalisme en hij strijdt tegen het spiritualisme. 

Ik som dit alles op om voor een bredere kring van lezers duidelijk te maken dat het theologische denken van Barth onmiddellijk invloed heeft op het kerkelijke, maatschappelijke en politieke denken. Het zou de moeite waard zijn duidelijk uiteen te zetten dat de vernieuwing van het Hervormd kerkelijke leven, die geleid heeft tot de reorganisatie van 1950, op tal van punten de sporen draagt van Barth’s invloed. De discussie over de noodzakelijkheid of overbodigheid van specifiek christelijke organisaties op tal van levensterreinen loopt vroeg of laat uit op een strijd om Barth. De doorbraak van een vrij groot aantal Hervormde theologen en anderen uit de Chr. Hist. Unie naar de P.v.d.A., is mede geschied onder de krachtige invloed van Barth’s theologie. Zij denken bleek dynamiet te zijn onder veel heilige huisjes in het christelijke Nederland. 

Vanaf ongeveer 1925 is dan ook de strijd om Barth in Nederland niet louter en alleen theologisch gestreden. Het christelijke organisatiewezen, de christelijke politiek waren méde in het geding. 

*

 Iedereen die nu niet helemaal een onbekende in het christelijke en kerkelijke Nederland is, kan uit het voorgaande gemakkelijk concluderen dat in de kringen van de Gereformeerde Kerken de meeste weerstand tegen deze nieuwe vorm van Calvinistische theologie gevonden zal worden. Terwijl in de Hervormde Kerk vele overtuigde aanhangers van Barth worden gevonden en een groot aantal Hervormde predikanten min of meer door Barth is beïnvloed, vormden de Gereformeerde Kerken een vast aaneengesloten anti-Barthiaans front. 

Dat betekent niet dat men zich in kerkelijk-gereformeerde kringen niet met Barth bezighield. Het tegendeel is het geval. Vooral aan de Vrije Universiteit zijn talrijke dissertaties verdedigd, die de bestrijding van deze nieuwe theologie ten doel hadden. 

*

 Eerst tegen deze achtergrond kan men het belang van prof. Berkouwer’s jongste publicatie op de rechte wijze waarderen. Reeds in de dertiger jaren schreef Berkouwer een boek over Barth, dat meer dan één druk beleefde. Dat boek ademde de geest van de Vrije Universiteit wat betreft de afweer van Barth. In 1947 publiceerde Berkouwer zijn boek: “Karl Barth en de kinderdoop”. Ook in zijn reeks “Dogmatische Studiën” heeft hij zich tekens weer met Barth beziggehouden. Men kan hem zonder enige overdrijving een uitnemend Barth-kenner noemen. 

Het boek dat hij nu echter aan het Nederlandse publik heeft aangeboden, ademt onmiskenbaar een andere geest dan zijn vroegere geschriften over Barth. De jongste boek is veel minder polemisch, veel opener tegenover Barth, met veel groter eerbied en liefde zelfs voor een waarlijk groot theoloog geschreven. 

Prof. Miskotte van Leiden heeft reeds op een waarlijk lyrische wijze uitdrukking aan zijn bewondering voor dit boek gegeven. Miskotte schijnt in Berkouwer nu zo ongeveer een schildknaap van Barth te gaan zien. Ik acht dat lichtelijk overdreven. Het merkwaardige is, dat men op alle fronten zo uitgesproken blij is over en met dit boek. Vele Hervormden juichen, dat nu eindelijk van Gereformeerde zijde recht aan Barth wordt gedaan, en vele Gereformeerden juichen, omdat zij nu weer voorzien zijn van nieuwe munitie tegen Barth. Wat alleen maar bewijst dat iedereen leest met een bepaalde bril op, zoekende naar bevestigingen van zijn eigen standpunt. Het gezochte schijnt men dan ook altijd te vinden. Wat nu weer niet hoog doet denken van ons vermogen om objectief te lezen. 

*

 Ik zal niet de allure aannemen van de man die pretendeert in staat te zijn zakelijk-objectief te lezen. Ik heb er echter wel mijn best voor gedaan. Berkouwer blijkt ook in dit boek niet tot Barth bekeerd te zijn. Maar hij heeft een rijp en gaaf boek geschreven, dat uitmunt door theologische voorzichtigheid en eerlijkheid en dat blijk geeft van een verbazingwekkende belezenheid. 

In de eerste helft van het boek geeft Berkouwer in een kleine 200 bladzijden een gave en juiste analyse van een aantal hoogst belangrijke gedachtegangen bij Barth. Hier wordt niet Barth’s ganse theologie behandeld. Alleen datgene wat op bijzonder duidelijke wijze kan dienen als illustratie van wat Barth wezenlijk wil zeggen: dat God het wint, dat Hij het a-priori heeft gewonnen; dat alle weerstand en verzet en onmogelijke zaak moet heten; dat alles rust in de genaderijke wil van God; dat wereld en mens geschapen zijn om Christus wil en dat alle menselijke zonde en dwaasheid a-priori is opgevangen door de triomferende trouw van God; dat de zonde daarom een ontologische onmogelijkheid moet heten, en dat de komst van het Koninkrijk Gods genade over de hele linie zal doen triomferen. 

Berkouwer wijst aan dat deze theologie beheerst wordt door een universalistisch denken; hij wijst op de blijdschap de vrolijke zekerheid, die de theologie hier beheerst. Neen, het boek van Berkouwer lijkt niets op het kleine geknabbel aan een gigantische theologisch oeuvre, zoals wij dat zo dikwijls hebben gelezen. Berkouwer’s analyse maakt duidelijk dat theologie maar niet een wonderlijke abstracte bezigheid is voor lieden die om de een of andere duistere reden plezier hebben in zulke wereldvreemde zaken, maar integendeel een levenskracht die al ons doen en laten kan beheersen. Berkouwer laat de eenheid in de veelheid zien. Hij waagt een worp om het middelpunt vast te stellen waaromheen alle uiteenzettingen cirkelen. En hij is daarin op verrassende en bewonderenswaardige wijze geslaagd. 

Na een Intermezzo van “noodzakelijke bezinning” volgt dan een beoordeling van ook weer 200 bladzijden.  Men kan en mag niet zeggen, dat deze theologie goed is, omdat de genade geprezen wordt. Marcion, het antinomianisme, het universalisme en het perfectionisme prijzen de genade Gods óók, en moeten toch verworpen worden. In het tweede deel van het boek horen wij nog al eens een keer dat dit of dat onaanvaardbaar” is of dat de Bijbel ons wel anders leert. 

Neen, Berkouwer is nog geen schildknaap van Barth. Hij aanvaardt niet de zondeleer van Barth. Hij meent dat Barth geen recht doet aan de historie, vooral niet aan de heilsgeschiedenis. Hij geeft de voorkeur aan de praedestinatieleer van Calvijn boven die van Barth. In de verzoeningsleer ziet hij Barth lijden aan een oude ketterij die van het theopaschitisme (dat nl. God Zelf gelden zou hebben en gestorven zou zijn aan het Kruis). En van een opvatting dat het eeuwige leven zou beschreven kunnen worden als vergeving des mensen moet hij ook niets hebben. Hij heeft bezwaren tegen Barth’s leer van het nietige. Kortom de triomf der genade is z.i. te veel bij vóórbaat verzekerd, staat te probleemloos vanaf de aanvang vast. 

Dit blad is geen theologisch blad. Laat ik eindigen met te zeggen dat voor mij het boek van Berkouwer weer eens opnieuw het bewijs is voor de these dat theologie een vrolijke zaak is en dat de theologie een antwoord heeft aan een ons allen aanvretend pessimisme.

Ik hoop dat velen Berkouwer’s boek zullen lezen.

 Prof. Dr. G.C. van Niftrik

 “De triomf der genade in de theologie van Karl Barth”, door prof. dr. G.C. Berkouwer. (Kok. Kampen, 1954)

Elsevier, 26 maart 1955