Barth leerde ons weer preken

Barth leerde ons weer preken

Op 10 mei wordt Karl Barth tachtig jaar. Als ooit in de laatste eeuwen één theoloog in grote geestelijke zelfstandigheid zijn weg is gegaan, dan is hij het wel. We mogen wel zeggen, dat hij de theologie van de twintigste eeuw een ongekende dynamiek heeft gegeven. 

Vorig jaar gaven wij op deze pagina een gesprek weer van drs. G. Puchinger met Barth zelf, waarin hij zijn visie gaf op Rome, Luther en Calvijn. Thans laten wij het accent vallen op de invloed die Barth heeft uitgeoefend op kerkelijk en theologisch Nederland. 

Prof. dr. G.C. van Niftrik, zelf een Barth-kenner bij uitnemendheid, gaf ons zijn visie in het bijzonder op de sporen, die Barth in Nederlandse Hervormde Kerk heeft getrokken. Bij de gereformeerden zien we aanvankelijke afwijzing geleidelijk groeien tot meer waardering. Over de achtergronden hiervan vertelde ons prof. dr. Herman Ridderbos. Tenslotte hadden wij met drs. J. Reiling een gesprek over de houding van enkele kleinere kerken, zoals de baptisten en de vrij-evangelischen tegenover Barth.

De theologie van Karl Barth wordt gekenmerkt door een grote mate objectiviteit. Heeft dat ook een stempel gedrukt op het theologische denken in de Hervormde Kerk?

Ik geloof dat ik u moet corrigeren. Dat is typisch vanuit de huidige situatie gezegd. Volgens mij legt Barth stellig de nadruk op het objectieve in de boodschap, maar dat sluit het subjectieve in. Zo wordt duidelijk wat Barth betekend heeft voor de verschillende richtingen in de Hervormde Kerk. In de confessionele prediking is de middenzang vervallen. Dat is een formele bijzonderheid, die op een theologische bijzonderheid wijst. Het lukte niet meer eerst een objectieve uiteenzetting van de tekst te geven en daarna een toepassing. Wel hebben mensen gezegd dat bij Barth de toepassing of bevinding al te veel ontbreekt, maar dat is een misverstand. De vrijzinnige prediking was al bezig te veranderen toen Barth kwam, vooral door het verzet van Roesingh en Heering tegen het humanisme in deze prediking. Daar sloot het optreden van Barth bij aan. De ethische theologie liep op haar laatste benen. De echte ethischen zeiden van Barth: dat hebben wij altijd al gezegd. In zekere zin hadden zij gelijk, maar deze richting was hoe langer hoe meer verpsychologiseerd en verhumaniseerd. De Römerbrief kwam als een echt protest en betekende practisch het einde van de ethische theologie.

In de Gereformeerde Bond?

Ik geloof dat de veranderingen bij de Gereformeerde Bond zich aan de periferie afspelen, dat de bunker van het centrum voor en na niets anders laat gelden dan de oude schrijvers. Nu op het ogenblik het neomodernisme om zich heen grijpt is er natuurlijk in de Gereformeerde Kerken en misschien ook wel in de Gereformeerde Bond de neiging om Barth als een soort fundamentalist te hulp te roepen, maar dat is een misverstand.

Barths Schriftbeschouwing heeft indertijd veel kritiek opgeroepen. Maar vele critici zijn ook sterk van inzicht veranderd de laatste jaren. In hoeverre is wat Barth leerde in de theologie verder doorgedacht. Ik dacht dat het onjuist was te stellen (wat vaak gedaan is) dat Barth zou leren dat Gods Woord in de bijbel, maar de bijbel niet Gods Woord is..

Dat is helemáál niet waar, Barth zegt dat de bijbel inderdaad Gods Woord is, maar dat moet op sacramentele wijze verstaan worden, zoals je zegt dat het avondmaalsbrood het Lichaam van Christus is. Maar ondertussen is het gewoon brood, door een bakker gebakken. Zo moeten we Barth verstaan. Hij heeft volledige ruimte aan de historische en literaire kritiek, naar zegt dan dat het in de bijbel gaat om de historische feiten plus de apostolaire en profetische interpretatie. Barth kan zeggen: „Jawohl, die Schlange hat gesprochen”, maar bedoelt dan, dat het naakte historische feit voor ons niet bereikbaar is en we alleen maar de interpretatie kennen. Daarom zegt hij: we hebben te doen met wat er staat, met het kerugma, de boodschap. Daar ligt een historische bijzonderheid achter, maar die gaat ons als zodanig niet aan. Zo is voor Barth de bijbel Gods Woord en weet je van tevoren nooit welk gedeelte op een gegeven ogenblik opeens weer op kan lichten. Op deze wijze heeft Barth ons, die gevangen waren in de literaire en historische kritiek – want ik mag mezelf daarbij insluiten – de vrijmoedigheid en blijmoedigheid gegeven om te preken. De Schrift werd een eenheid van feit plus interpretatie.

Wat betekent dit voor de Hervormde Kerk?

Ik dacht dat er geen enkele richting was die niet alles wat kerkelijk gezegd wordt wil oriënteren aan de Schrift, dat de tijd absoluut voorbij is dat er preken worden gehouden over een thema terwijl men zich om de Schrift niet bekommert. De Schrift is veel centraler komen te staan.

Wordt er daardoor beter gepreekt?

Laten we nu een chauvinistisch doen: bij alle kritiek op deze preken wordt in doorsnee in Nederland beter gepreekt dan waar ook elders, zeker vergeleken bij Engeland. Dat is ook een reden waarom dat boekje van Robinson (Eerlijk voor God) daar zo is ingeslagen. Maar dat dat boekje ook in Nederland zo is ingeslagen is me alleen maar een raadsel. Dat vind ik onbillijk tegenover wat in Nederland gepresteerd wordt op de kansel.

Welke bijdrage leverde Barth voor het evangelisatiewerk van de Hervormde Kerk? Vaak is gezegd dat zijn theologie juist een gevaar was, omdat hij zou leren dat je de mensen niet tot bekering behoeft op te roepen, omdat zij in Christus rees verzoend zijn.

Die beschuldiging betreft meer een groot aantal volgelingen dan Barth zelf. Hij heeft wel eens tegen studenten gezegd, dat ze zich thuis eens moeten afvragen of ze wel bekeerd waren. Ondertussen is het waar dat het geloof bij Barth een laten gelden is van wat feitelijk al in orde is gekomen. Daardoor heeft het procesmatige, het langzamerhand vinden – zoals de Gereformeerde Bond dat op de voorgrond stelt – in deze theologie niet die ruimte gekregen, die het moest hebben. Dat vind ik jammer. Zonder een vleug piëtisme komen we in het geestelijke en kerkelijke leven niet klaar.

We stappen over naar de politieke betekenis van Barth. Kunnen we zeggen dat hij de Hervormde Kerk geleerd heeft om met deze vragen bezig te zijn?

Ja, de omstandigheden hebben ons dat in de oorlog natuurlijk ook geleerd, maar het spreekt haast vanzelf dat men toen teruggreep op een theologie die op dit punt iets te zeggen had. Barth maakte duidelijk dat de wereld een wijdere cirkel is rondom de kerk, maar met hetzelfde middelpunt. De taak van de christen is dan om te zorgen dat er in deze wereld een weerspiegeling wordt gevonden van dat wat in de kerk absoluut gezag heeft, bijvoorbeeld de vrede die alle verstand te boven gaat en in de wereld een beetje vrede. Op die analogie-gedachte heeft hij een hele staatstheologie opgebouwd. Die heeft ruggengraat gegeven aan het verzet tegen het nationaal-socialisme en later geleid tot de doorbraak-gedachte.

Op dat punt denkt u anders?

Ja, er zijn dingen waarin je Barth niet kunt volgen. Ik volg hem niet op het punt van de kinderdoop en de laatste tijd veel minder in zijn volstrekte verwerping van de natuurlijke theologie en ook niet in de consequentie dat alle christelijke organisaties als christelijke kranten uit de boze zijn.

Op welke punten spreekt Barth u wel in het bijzonder aan?

Zijn belangrijke bijdrage zit in wat je zou kunnen noemen het christocentrisme, dat we weer gezien hebben dat alle openbaring op Christus is geconcentreerd. Dan, dat hij het leerstuk van de verzoening uitgewerkt heeft als rechtvaardiging, als heiliging en ten slotte als voleinding, als eschatologische toekomst. Dat behoort tot het meest stichtelijke van zijn theologie. En dan is voor mij de leer van de eigenschappen Gods een van de rijkste stukken die Barth ons heeft gegeven.

Beleven we in Nederland al een post-Bathiaanse tijd? Dat wordt wel gezegd.

Ik geloof dat het goed is te constateren dat de theologie door gaat. Daar behoef je je niet over op te winden. Dat „post” is trouwens heel betrekkelijk in de theologie. We beleven een tijd van reactie, die geen recht doet aan wat Barth ons leerde. Zoals zo vaak zal er ook wel weer een Barth-renaissance komen als de weg, die de jongere theologen nu gaan tot het einde is afgelopen en zij in de naakte armoede zijn terechtgekomen. Daar ben ik vast van overtuigd.


Prof. dr. G.C. van Niftrik (1904) studeerde theologie in Utrecht (promotie in 1940), was hervormd predikant van 1932 tot 1946 en is sinds 1946 hoogleraar aan de universiteit van Amsterdam voor dogmatiek, vaderlandse kerkgeschiedenis en zendingswetenschap. Een van zijn eerste publikaties (in 1940) handelde over „De boodschap van Karl Barth”. Prof. Van Niftrik is ook adviserend lid van het dagelijks bestuur van de CHU.

de Rotterdammer, 7 mei 1966