Wij worden gezien! (Markus 4: 35-41 en 6:45-56)

logo-idW-oud

 

Wij worden gezien! (Markus 4: 35-41 en 6:45-56)

De leerlingen hebben het tij tegen. In twee berichten tekent de evangelist Markus ons hoe de leerlingen midden op zee zich aftobben om aan land te komen. De eerste keer (4:35-41) is Jezus aan boord als een slapende Jona. In het tweede bericht (6:45-56) is Jezus hoog op een berg in gebed. In het tafereel van de leerlingen in een schip op zee dringt zich het beeld op van de Gemeente in nood. Markus schrijft zijn evangelie immers met het oog op de Gemeente. En de vraag is hoe die Gemeente zal standhouden. In beide berichten komen de leerlingen van het levendmakende woord van Jezus vandaan. Dat woord omgeeft hen, bepaalt, zonder dat ze het weten, heel hun context, hun bestaan. Zonder dat woord en die daden van bevrijding zijn zij immers geen leerlingen, is de gemeente geen Gemeente van Christus. Maar hoe snel dit weer vergeten wordt, illustreren de beide berichten. Temidden van de zee vergeten de leerlingen degene die hen geroepen heeft. Temidden van de dreiging van de zee, de machten van de chaos, handelen zij afgezien van hun Heer. Hun handen vol aan de werkelijkheid van alledag, doen zij alsof hun leven enkel van hun inspanningen afhangt. In het tweede bericht komen zij nota bene van de spijziging van de vijfduizend vandaan. Ze hebben de smaak van het brood en de vissen nog in de mond. Maar in de confrontatie met de stormen hebben zij enkel oog voor de dreiging. Jezus lijkt ver weg. Hem hebben zij uit het oog verloren? En zo tobben zij zich af.

De Duitse theoloog Bukowski sprak deze dagen ergens van eine bibelvergessene Kirche, van een kerk die de bijbel is vergeten. En met deze typering is aangegeven wat ten diepste de nood is van de Gemeente. Dat ze de bijbel is vergeten. Dat zij leeft en handelt afgezien van het grote woord van bevrijding. Het is een kerk die zich verliest in de waan van de dag zonder te rekenen met het beslissende alternatief van het evangelie.

Maar dan is daar die wending. We horen in de tekst dat Jezus zijn leerlingen ziet. In zijn gebed daar op die berg zijn de leerlingen geen moment uit zijn blikveld verdwenen. Hij ziet hoe zijn Gemeente zich pijnigt om haar hoofd boven water te houden. En vanuit dit zien in ontferming daalt hij af om temidden van die zee zijn leerlingen nabij te komen. Als de Opgestane treedt hij met zijn voeten op die doodsgolven om hen aan te spreken. Om hen te herinneren aan datgene waartoe zij zijn geroepen. In het diepst van de nacht spreekt hij tot hen: Houdt moed! Ik ben het! Vreest niet!

Daarvoor is de zondagochtend. Om weer op toonhoogte gebracht te worden. Op de hoogte van zijn beloften. Temidden van onze vergetelheid stapt Jezus bij ons aan boord om het ons aan te zeggen. Dan gaan, zo is onze bede, die woorden open die ons erbij bepalen dat wij niet aan ons lot zijn overgeleverd. Woorden die zijn als het droge temidden van vele wateren. Het is het moment waarop ons getob heilzaam wordt verstoord door die grote Derde die in het spel komt. En als dat gebeurt, gebeurt de Gemeente. Zij wordt op haar benen gezet en temidden van de stormen erop attent gemaakt dat zij een Paasgemeente is. Paulus zegt ergens: “Daarom moeten wij te meer aandacht schenken aan hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven”.Als we afdrijven zitten we zomaar weer midden op zee. Het komt er dus op aan. Ook in onze kerken, dat wij bij dat woord van bevrijding bewaard blijven. Om stand te kunnen houden, maar ook om weerstand te kunnen bieden als het tij tegen zit. Wij worden gezien!

Ad van Nieuwpoort