Het leven van Wiesenthal

logoIdW

 

HET LEVEN VAN WIESENTHAL

September 2010 is een biografie over Simon Wiesenthal (1908-2005) verschenen. De Israelische journalist en historicus Tom Segev heeft met het schrijven van dit boek een grootse prestatie geleverd. Van begin tot eind doortrekt een alerte en respektvolle geest deze nauwgezette benadering van de kern van Wiesenthal’s bestaan. Segev schrijft: “Hij was een tragische held, voor altijd gehuld in het mysterie van zijn leven; het was niet gemakkelijk zijn geheimen te ontcijferen.” (16)

Het fotokatern toont Wiesenthal als gast van de groten der aarde. De foto’s staan voor de regeringsleiders en politici, vrouwen en mannen uit cultuur en samenleving, die hij de wereld rondreizend op zoek naar morele en financiële steun ontmoet heeft. Uit handen van koninginnen en presidenten ontving hij regelmatig de hoogste onderscheidingen van de grootste en kleinere landen in de wereld. Hij kon die hoge gezagsdragers onmogelijk met rust laten, al zaten ze niet steeds op zijn komst te wachten. Zoals hij eens in een vroeg interview met de journalist ’Willem’(Wittkampf) opmerkte: “Ik word er wel eens moe van, hoor. Ik breng nooit wat goeds bij de autoriteiten. Het is altijd de smerigste vuiligheid.” (‘Notities over mensen’ door Willem, Paroolpaperback, Amsterdam1969, 201)

Foto’s samen met zijn vrouw Cyla ontbreken niet. In Lvov (Lemberg) trouwden ze, in onbezorgde sfeer. Het leven bloeide daar, in cultureel en maatschappelijk en geestelijk opzicht. Er waren joodse inwoners. De Tweede Wereldoorlog begon en ze raakten elkaar kwijt, verzwolgen in een oceaan van lijden en verschrikking. Ze dachten van elkaar dat ze niet meer in leven waren. Bij toeval zijn ze elkaar tegen het lijf gelopen in 1945. Kort daarop maakten zij een optelsom. Gezamenlijk telden zij 89 vermoorde familieleden (74/75). Zij waren toen allebei 37 jaar. Cyla kreeg in 1946 een dochter, Paulinka. Zij bleef enig kind. Veel onbekend door haar vader verzameld materiaal heeft zij voor deze bijzondere biografie beschikbaar gesteld.

Segev opent zijn verhaal met een aangrijpende beschrijving, hoe Wiesenthal in 1949 in Israel opduikt, in Tel Aviv. Hij kwam binnen op een Pools paspoort, wat toen, zo Segev, bepaald geen aanbeveling was. Hij hadt een glazen doodskist bij zich. Daarin vervoerde hij dertig urnen met asresten van tweehonderdduizend in kampen omgekomen joden. Evocatief beschrijft de biograaf de verwarring die deze uitdaging teweeg bracht. Tussen religieuze en seculiere joden ontstond heftige discussie over de vraag of deze as wel alleen van joodse slachtoffers afkomstig was. Anderen vinden Wiesenthal niet geloofwaardig. Het kan niet waar zijn dat er zovele duizenden joden in Europa zouden zijn omgekomen… Haaks op dit theatrale gebeuren stond in het midden een waaghals, vol lef en gein en chokma. Schitterend beschrijft de auteur hoe deze onbekende 41-jarige kampoverlevende uit Europa Tel Aviv overvalt en in beroering brengt. Zo maakt Segev meteen voor de lezer duidelijk dat Wiesenthal niet te stoppen was, staatshoofden direct benaderde, autoriteiten aansprak op hun verantwoordelijkheid. Met vreemd gezag mobiliseert hij mensen, ook de burgemeester en andere hooggeplaatsten. Er ontstaat onrust en paniek, wat nu te doen. Na dagenlang overleg gebeurt wat Wiesenthal wilde. Een officiële rouwstoet komt op gang. Met ontelbaren van hoog tot laag loopt hij achter de glazen kist aan dwars door de stad. Nationale rouw werd afgekondigd. Dit alles was voor Wiesenthal een eerste stap. Hij had (onder andere in Praag) bouwkunde gestudeerd en hij heeft toen een groot mausoleum ontworpen. Zijn ontwerp werd echter niet aanvaard. Later zou een ander monument verrijzen.

Door de Amerikanen bevrijd uit concentratiekamp Mauthausen, in 1945, begint hij dadelijk lijstjes te maken van op te sporen oorlogsmisdadigers. Al gauw beheerst hem ook de wens Adolf Eichmann op te sporen. Een gelegenheid doet zich voor, een medewerker verknoeit de kans en Eichmann kan ontkomen naar Zuid-Amerika. Maar telkens blijkt Wiesenthal lang op een kans te kunnen wachten. Hij ging gewoon door met inlichtingenwerk voor de Amerikanen. Als architect heeft hij nooit gewerkt, wel had hij jarenlang een centrum in Linz, waar hij kampoverlevenden, zigeuners en andere ontheemden trachtte te helpen. Toen pas, na ruim tien jaar, slaagde de Mossad (inlichtingendienst van Israel) erin Eichmann te arresteren en naar Israel te brengen. Het bezorgt Wiesenthal wereldfaam. Nog omstreeks 1100 andere beruchte oorlogsmidadigers wist hij voor hun rechters te slepen (daarbij Rajakowitsch, Stangl, Hermine Ryan-Braunsteiner en de Oostenrijkse politieman die Anne Frank arresteerde). Hoge prioriteit had voor hem altijd ook het opsporen van joden die met oorlogsmisdadigers hadden samengewerkt.

Het in juridische zin verjaren van oorlogsmisdaden werd echter een acuut probleem. Een verjaringswet maakte kans van slagen, om te beginnen in Oostenrijk en Duitsland. Zwaar is het gevecht geweest om wetgeving in die richting te voorkomen. Wat Wiesenthal als zijn roeping ging beschouwen werd daarmee niet bij voorbaat kansloos. Maar de situatie verslechterde, de Koude Oorlog bemoeilijkte zijn werk steeds meer. In het Westblok en in het Oostblok bleek steeds minder draagvlak te bestaan om nog oorlogsmisdaden te vervolgen. Integendeel, Wiesenthal kwam in zijn streven steeds meer alleen te staan. Het ging hem altijd om vrouwen en mannen die zich aan de grootste misdaden hadden schuldig gemaakt. Maar zelfs die groep bleek regelmatig te worden gespaard. Want ze werden bruikbaar en onmisbaar gacht in de nieuwe situatie. Cynisch en kil werden zij keer op keer ingezet, met name bij de ontwikkeling van nieuwe wapensystemen en in spionagediensten. Toen hij daar wel eens neerslachtig van werd, heeft Wiesenthal opgemerkt, dat Hitler wel eerst verslagen was maar nu toch nog bezig was de oorlog te winnen.

Een groot deel van zijn leven was hij betrokken bij vormen van inlichtingenwerk. Eerst werkte hij vooral voor de Amerikanen, later kwam hij in dienst van de geheime dienst van Israel, de Mossad. Flink tussen de regels doorlezen is soms nodig, maar Segev laat duidelijk merken, dat Wiesenthal gewend was samen te werken met inlichtingendiensten. Het zou kunnen zijn, dat dit tot nu toe een onderschatte kant van zijn werk geweest is. Misschien is de schrijver op dit vlak toch nog te summier. Of wilde of kon hij niet anders? Inlichtingendiensten die hun werk goed doen verstaan de kunst zichzelf onzichtbaar te maken en hebben zo soms des te meer invloed. Ik vraag me af, of dit feit het werk van de schrijver niet heeft bemoeilijkt.Vragen die voor de hand liggen waren mogelijk ook voor Segev niet goed te beantwoorden. Hoe zag het dienstverband in de diverse diensten er precies uit? Hoe vrij was hij, in hoeverre werd hij gebruikt? Waarom hij in Wenen bleef wonen en werken is niet erg duidelijk, in een piepklein kantoor. Waarom heeft hij nooit in Israel gewoond, al was het maar tijdelijk, terwijl hij toch een Zionist was, naar rechts neigend? Welke contacten legde hij in met name Wenen als enthousiast postzegelverzamelaar, wekelijks aanwezig in het café waar deze verzamelaars samenkwamen? Er staan opmerkelijke passages in dit boek als het gaat om Wenen als ‘hotbed’ voor spionagedoeleinden en het opzetten en onderhouden van netwerken die verborgen moesten blijven (hoofdstuk 6, Zo werd ik een postzegelverzamelaar, 98 vv.; hoofdstuk 8, Een privédetective met zes miljoen klanten, 158 vv.) In dit verband zijn de vele bladzijden gewijd aan het conflict met de joodse sociaal-democraat in Oostenrijk, Bruno Kreisky, mogelijk ook van belang. Deze had min of meer uit politieke noodzaak enkele oude nazi’s in zijn regeringsploeg opgenomen, zo luidde de kritiek van Wiesenthal. Segev vertelt hoe Kreisky terugsloeg en Wiesenthal “besmeurde met zijn zwartste borstel door hem Ostjude te noemen” (284). Kreisky probeerde onder meer te bewijzen dat Wiesenthal een nazispion was geweest. Dit proces woedde voort tot in Wiesenthal’s ouderdom, met een naar mijn mening toch onbevredigend einde (202/203).

Hij heeft vaak conflicten gehad met joden, zijn zionisme had ruimdenkende trekken, meer humanistisch dan religieus. Complex is zeker de kwestie waarom Wiesenthal Kurt Waldheim verdedigde tegenover het Joods Wereld Congres (344-366). Het bracht hem de grootste teleurstelling van zijn leven: de Nobelprijs ontging hem, Elie Wiesel kreeg die in zijn plaats. Verbazingwekkend lijkt de toenadering tot Albert Speer. Een moment is er geweest, dat Speer een goede Duitser was, waar Wiesenthal altijd naar zocht. Ook ontstond mogelijk een band, omdat zij beiden bouwkunde gestudeerd hadden, waarbij Speer de grote bouwmeester was geworden en Wiesenthal een andere kant op was gegaan. Hij was wel anti-nazi maar zeer pro-Duits. Wiesenthal heeft veel gedaan om Duitsland te helpen te genezen.

Daarom ging hij dikwijls in debat met Duitse jongeren en studenten, wetend dat zij door dit nazi-gif konden worden bedreigd. Steeds meer en tot op hoge leeftijd is hij niet alleen voor joodse slachtoffers opgekomen. Talloze malen heeft hij over de hele wereld geprotesteerd. Hij nam het op voor zigeuners (eens schreef hij Beatrix een kritische brief over hun lot in ons land), voor homosexuelen en hun rechten, voor gehandicapten en voor velerlei slachtoffers van onrecht en onmenselijkheid.

Wat hij zelf doormaakte in eenzaamheid en verdriet liet hij meestal niet blijken. Het leed dat hij doorstond en meeleed met anderen trachtte hij om te zetten in de bestrijding ervan. Het is mogelijk, dat schuldgevoel zoals bij veel overlevenden hem daarbij dreef.

Tom Segev verrijkte ons met een verwarrend en donker boek. Ondanks nog onoplosbare vragen kan deze lectuur bemoedigen, zelfs hoopgevend zijn. Wat zou er van echt gedenken en recht doen aan slachtoffers terecht zijn gekomen en komen, zonder de moed en bewogenheid van deze gekwetste en gekwelde man, aan wie niets menselijks vreemd was?

Uitvoeriger registers zijn te vinden in de fraaie Engelse uitgave, met de ondertitel ‘The Life and Legends’. De ondertitel van de Franse editie is: ‘de man die weigerde te vergeten’.

Mans Miskotte

Tom Segev, De nazi-jager – Het leven van Simon Wiesenthal (1908-2005), Amsterdam: Balans 2010

H.H. Miskotte is emeritus hoogleraar praktische theologie aan de UvA