Op het dak – 26 november 1944

logo-idW-oud

 

OP HET DAK – 26 NOVEMBER 1944

Eerder dit jaar schreef ik in dit blad hoe ik mij mijn schoolgaan herinner in Amsterdam, met name in de jaren 1943 en 1944. (Nieuwe Jaargang 37, nr.8, (7 juni 2008). De bedoeling was te beschrijven, hoe mijn wereldje er toen uitzag. Dit vervolg heeft eenzelfde strekking.

Vanaf mijn twaalfde jaar ging ik naar het Amsterdams Lyceum. Lyceist zijn vervulde me met enige trots, al zat ik pas in de eerste klas. De eerste tijd, september 1944, moest ik wennen. Nooit eerder was ik op een Openbare School geweest. Op mijn christelijke lagere school was ik er nog voor gewaarschuwd. Wat me opviel en soms schokte was het taalgebruik. Vloeken leek iedereen opeens normaal te vinden. Op mijn vorige school werd ook wel eens gevloekt, maar onderdrukt. Het bleef bij een binnensmonds gvd of hooguit een bescheiden ‘Godsamme(krake)’. Het voluit knetterend gevloek lag me niet zo. Maar de school had veel te bieden en begon me steeds beter te bevallen. Ik ging me op ‘Het Amsterdams ‘ (Gunninglyceum) thuis voelen. Maar ook ons prachtige schoolgebouw, een sieraad in het Zuid van Berlage, werd gevorderd. In de school werden Wehrmachtsoldaten gelegerd. De lessen werden daarna gegeven in kantoorruimten bij het Leidseplein. Prikkeldraadversperringen en wachtposten zorgden voor een grimmige sfeer. Via het Valeriusterras was het nog een tijd mogelijk een blik te werpen op de binnenplaats. Daar stonden veldkeukens te dampen, boordevol geurende worst. Met mijn minder gevulde maag was die geur niet alleen aangenaam.

In die tijd klauterde ik nogal eens naar ons platte dak. Veel kinderen die in bovenhuizen woonden deden dat. Het lag voor de hand, na school in de beperkte tijd tussen school en huiswerk maken of in de vroege avond voordat je naar bed moest. Het uitzicht en de ruimte leken ons uit te tillen boven vage gevoelens van onveiligheid en angst, die greep op ons kregen, juist omdat we ons geen raad wisten met wat er gaande was. Op de daken vormden zich soms kleine groepjes buurkinderen en vriendjes. Het waren hangplekken op drie of vier hoog, waar gekletst werd over school, thuis, Blauw Wit (‘de club van ’t Stadion/die allen/alles overwon ‘). Soms ook, maar altijd op je hoede,ging het over de positieve wending die de oorlog leek te nemen zoals we hoorden via geruchten, illegale blaadjes en van mensen die het waagden in het geheim iets op te vangen via radioberichten uit Londen. Het ging de goede kant op, ‘Dolle Dinsdag’ (5 september 1944) waren er plotseling opwindende verhalen, dat de geallieerde troepen snel vorderden en ons binnenkort zouden komen bevrijden. De lange colonnes vluchtende Duitsers, NSBers en collaborateurs, desnoods naar Duitsland, heb ik niet gezien. Die dag blijft me bij om een andere reden. Mijn vader stelde wat plechtig voor een naburige boekhandel te bezoeken, waar we nooit kwamen. De joodse eigenaar was er in het begin van de oorlog uitgezet. Een z.g. beheerder verbouwde het geheel tot een verkoopcentrum van nazilectuur. Vader hielp mij een van de tientallen fotoboeken met Rijksgroten van het Derde Rijk uit te zoeken. De keuze uit zovele mogelijkheden was niet eenvoudig. Tenslotte koos ik een fotoverzameling rond

Hitler’s toenmalige minister van arbeid, Dr Robert Ley, omdat het me leek dat ze daar echt allemaal in stonden. Het gaf een superieur bevrijdend gevoel er wat in heen en weer te bladeren. Nu kijk ik er heel soms in, huiverend – al die nazischurken op het toppunt van hun macht, omgeven door onafzienbare juichende menigten en in alle formaten wapperende hakenkruisvlaggen.

Begin 1945 begon de Duitse luchtafweer zozeer verzwakt te raken, dat een geallieerde overmacht in de lucht zichtbaar werd. We hebben ervan genoten, in de laatste maanden..Daken werden voor kinderen overdag uitkijkposten.

Je stond je al gauw een kwartier of langer te verbazen over het schouwspel van de hoog maar zichtbaar voorbijtrekkende luchtvloot van bommenwerpers met hun escorte van jachtvliegtuigen, richting Ruhrgebied, Keulen, Frankfurt. We hoorden een aangenaam zoemen en zacht dreunen daar boven in de lucht. Bij mooi weer schitterden ‘’vliegende forten’ soms even in de zon met hun aluminium huid en hoog in felle kleuren beschilderd staartstuk Lange condensstrepen ontrolden zich als sierlijke witte wimpels aan hun staarten. Het was een magnifiek, bijna verheven schouwspel. Luchtalarm was er telkens wel, maar het zware gebulder van afweergeschut van de moffen hoorden we nog maar zelden. Luchtgevechten zagen we vrijwel niet meer.

Een half jaar eerder zag het er nog heel anders uit. In de tijd na Dolle Dinsdag en na de slag om Arnhem leek haast alle hoop vervlogen. Het krachtige tegenoffensief van de Duitsers in de Ardennen begon en de hongerwinter zou nog komen. Het werd Adventstijd 1944, met hart en ziel hebben de vele kerkgangers toen liederen gezongen als Psalm 130 : ‘Mijn hart vol angst en zorgen/ wacht sterker op den Heer, dan wachters op den morgen, den morgen, ach wanneer? ” ( laatste regels vers 3, bundel 1938 )

Op Zondag 26 november 1944 stond ik rond het middaguur uit te kijken op ons dak op Olympiaplein 17 boven. Het was stil, geen activiteit in de lucht of op de daken, ook geen luchtalarm. Het was helder, redelijk goed weer. Over wat er toen gebeurde volg ik nu een kranteartikel, tien jaar later ter herinnering geschreven. Het verwijst naar wat een Brits piloot, die aan de operatie deelnam, indertijd direct na de bevrijding in 1945 vertelde.

‘Reeds maanden tevoren waren foto’s genomen en langdurig bestudeerd….wij wisten dus precies wat het doel was en herkenden dan ook op de dag van het bombardement onmiddellijk de school en omringende huizenblokken. De dag was vastgesteld in overleg met de ondergrondse in Nederland. Hoe, dat wisten we niet. De R.A.F. (Royal Air Force) kreeg altijd opdrachten, waarvan zij nooit wist hoe zij tot stand waren gekomen.’

Deze regel gold met het oog op eventuele krijgsgevangenschap van piloten. Die konden dan niet anders dan alleen hun naam, rang en nummer vertellen. Het ging dit keer om een precisie-bombardement op het SD-gebouwencomplex in de Euterpestraat. Ik begreep meteen, dat het om de schoolgebouwen ging, waar ik vroeger jarenlang dagelijks op weg naar school langsgekomen was. Het ging zeer snel, zodat ik een zilveren (aluminium) en geel-zwarte (beschildering van onderen) flits zag bij de aanval van de eerste groep Typhoons. Verder kon ik zien dat de toestellen een vierkante neus hadden, niet spits zoals de Spitfire. Het razen van de machines en het inslaan van de eerste raketten maakte een onvoorstelbaar, ademstokkend lawaai. Niets heb ik gehoord van het luchtalarm, dat pas nu blijkt te zijn afgegaan. Direct na de eerste duikvlucht stond ik binnen, rende twee trappen af naar de benedentrap. Op het platje daar en op de paar treden eromheen zaten mijn ouders en vier zussen dicht tegen elkaar gekropen. Geen woord werd gesproken, geen blik gewisseld. Ieder in zichzelf luisterde naar een vliegtuig, dat op dat moment met een grote boog en brullende motoren leek terug te keren om iets zo te horen dunnetjes over te doen. Later was er een gerucht dat de piloot ontevreden was geweest over het resultaat, het nog eens probeerde en miste. De piloot, van wie we een verslag citeerden vertelt iets wat hier mogelijk van belang is. Het was een één-mans vliegtuig. Die ene man had veel te doen : sturen, radiocontact volgen, bommen loslaten en na afloop foto’s maken. Zijn verslag gaat zo verder : ‘Van 10.000 voet daalden de eerste groepen in duikvlucht tot op tweeduizend voet, waardoor de snelheid opgevoerd werd tot meer dan 500 mijl en de bommen zouden vallen in het verlangde van de vliegrichting.’ Dit is ongeveer het moment geweest dat ik in paniek ons huis in schoot. ‘Twee minuten later daalde de tweede groep van acht, weer twee minuten later de derde, en andermaal twee minuten daarna de laatste.’

Van de lichte bommenwerper Typhoon wist ik enkele gegevens. Dat was me bekend uit een naslagwerkje over toen gangbare gevechtsvliegtuigen, dat ik regelmatig raadpleegde en later helaas ben kwijtgeraakt. Op veilige afstand had ik de Typhoon, een succesvol vliegtuig, wel eens in actie gezien. Maar hoe ik een kort moment recht onder die duikvlucht heb gestaan op ons dak, dat is mij altijd bijgebleven. Nu leek het erop, dat de duikvlucht 100 meter boven mijn hoofd plaatsvond, maar het moet hoger geweest zijn.

A. Korthals Altes, die deze kwestie intens bestudeerd heeft, vermeldt, dat de eerste aanval in een scherpe hoek plaatsvond (‘in een duik van 50°’). . Daarna, zo vertelt hij, werden op ongeveer 600 meter raketten gelanceerd, op 350 meter werd weer opgetrokken om op nog geen 300 meter boven de daken met topsnelheid weg te scheren.’

Het verslag van de piloot eindigt tenslotte als volgt: :’’Dikke stofwolken en vlammen stegen dadelijk na het bombardement op. Wij zelf hoorden pas drie weken later het resultaat.’

Naderhand moest er als steeds voedsel gehaald worden in de gaarkeuken. Het was in ons gezin mijn beurt, dus ging ik die middag naar de school in de Jan van Eyckstraat, om daar minstens een uur in de rij te gaan staan. In de straten hingen compacte rookwolken, het leek bijna nacht. Er heerste een gespannen en chaotische sfeer. Overal stonden nerveuze soldaten met geweer in de aanslag om bij wegversperringen toegestroomd volk op afstand te houden. Ik heb geen idee meer, hoe ik bij die keuken gekomen ben. Het kan zijn dat ik gewoon door kon lopen, omdat ik nog klein was, een jongentje zeulend met een flinke gezinspan.

Na zovele jaren is meer bekend geworden over de achtergronden van deze luchtaanval. Vooral de leiding van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS/ kolonel Koot en Prins Bernhard) waren overtuigde voorstanders van de aanval. Hun prioriteit was de bescherming van allerlei verzetsgroepen. Doel was in de eerste plaats vernietiging van administratieve gegevens. En in het algemeen beschouwt men deze aanval als geslaagd.. Daarbij is een overweging, dat het doel bereikt werd. Acties tot uitschakeling van het verzet door de SD hebben niet plaatsgevonden. Tot drie, viermaal toe heeft de regering in Londen geen toestemming voor deze aanval willen geven . Men was van oordeel, dat het aantal burgerslachtoffers te groot zou kunnen zijn. Op een of andere manier is dit negatieve regeringsbesluit doorkruist

Er kwamen – zo staat op een gedenkplaat aan de overgebleven school te lezen –naar schatting 54 burgers om het leven, zwaargewond werden 14 mensen. 5 SD-mannen werden gedood. Een school werd volledig verwoest, het andere schoolgebouw werd zwaar beschadigd, 40 woonhuizen werden vernield.. De R.A.F., in dit geval opererend vanuit vliegbasis Deurne, heeft de complexe precisie-aanval zorgvuldig voorbereid en vervolgens met ervaren manschappen uitgevoerd.

Mans Miskotte

Een paar bronnen : A. Korthals Altes ‘Een ramp als de Mitchells waren gekomen ‘
In : “De grote oorlog van de kleine man “, Amsterdam 1991. P.H.M. Gerver/
Tine Mulder, “Bommen op de Euterpestraat”, Amstelodanum 91-2 (2004).
Algemeen Handelsblad 25-11-1954 , Het Parool 26-11-1994