Kinderen hebben sprookjes nodig

logo-idW-oud

Kinderen hebben sprookjes nodig

Zo luidt de titel van een boek van Bruno Bettelheim. Sinds mijn jongste dochter en ik begonnen zijn om elkaar de sprookjes en verhalen van Hans Christian Andersen voor te lezen, besef ik hoe waar het is dat kinderen sprookjes nodig hebben. Elk mensenkind heeft de verbeelding, de fantasie nodig om zich te ontwikkelen, om in elke fase van zijn leven die mate van volwassenheid te bereiken die nodig is om in relatie te treden met alle aspecten en dimensies van zijn persoonlijkheid.

Aan de hand van Andersen wandel je een andere werkelijkheid binnen. Die van het sprookje, de mooie fantasie, waarin alles kan gebeuren. Steeds weer opnieuw roept Andersen droomwerelden tevoorschijn, waarin goed en kwaad, vreugde en verdriet, schoonheid en lelijkheid naast elkaar bestaan. Die droomwerelden betoveren je, brengen je in vervoering. En toch in elk sprookje maakt het verhaal contact met je innerlijk. Het brengt je bij de lichte en de donkere kanten van je ziel op een veilige manier. Met een kwinkslag of een weggepinkte traan. De gelukkige afloop geeft je hoop en biedt troost.

Andersen had de mooie fantasie nodig om zin en betekenis te vinden in zijn leven, om zich te verzoenen met de lichte en de donkere kanten in hemzelf, om het uit te houden bij al die tegenstrijdige gevoelens en tegenstrevende verlangens in zijn binnenste. Het was voor hem pure noodzaak om steeds maar weer de verbeelding op te roepen, om orde aan te brengen in zijn zielenroerselen. Het lukte hem nooit helemaal. Daarvan getuigen zijn brieven en dagboekaantekeningen. Nooit was het hem genoeg. Bij zijn leven nog werd hij erkend en geëerd als groot schrijver, maar altijd was er de angst voor de armoede en vernedering die hem kwelde en altijd was er de angst voor de liefde.

Favoriet bij mijn dochter en mij zijn het sprookje ‘De wilde zwanen’ en de fijnzinnige vertelling ‘Het meisje met de zwavelstokjes’. De laatste omdat het zo mooi en tegelijk zo intens droevig is.

Toch houd ik het hier bij het sprookje ‘De wilde zwanen’, omdat het aan alle voorwaarden van een sprookje volgens de opvattingen van Bettelheim voldoet.

Het sprookje ‘De wilde zwanen’ neemt je mee naar een land heel ver hier vandaan, daar waar de zwaluwen heen vliegen als het bij ons winter is. Daar in dat land heel ver weg hier vandaan, woonde een koning. Hij had elf zonen en een dochter, Eliza. Die twaalf koningskinderen, die uitverkorenen leefden daar onbezorgd, blij en bemind. Maar dat blijft niet zo. De koning trouwt met een boze koningin, die het helemaal niet goed meent met de kinderen. Eliza wordt in de kost gedaan bij een boerengezin. Tegen de elf prinsen zegt ze:’Vliegen jullie maar uit en zorg voor jezelf. Vlieg als grote vogels zonder geluid.’ Waarop de elf prinsen veranderen in elf schitterende, witte zwanen. Als wilde zwanen vliegen ze rond, zolang de zon aan de hemel staat; als ze onder is, nemen ze hun menselijke gestalte weer aan.

Je moet er niet aan denken dat je dat gebeurt. Dat je wereld zo maar instort. Dat kan toch echt, maar verteld in een sprookje kan je die angst om alles te verliezen onder ogen zien, zonder dat het te bedreigend wordt.

Van Eliza wordt gezegd dat niemand mooier en vromer is dan zij. Ondanks alle vernederingen en ontberingen blijft zij mooi van buiten en van binnen. Voor een ieder is het helder dat alleen Eliza haar broers kan bevrijden, in haar handen ligt hun lot. Een goede fee onthult haar het geheim waarmee zij de betovering van de boze koningin kan verbreken. Maar heeft zij moed en het uithoudingsvermogen daartoe?

Brandnetels moet Eliza plukken, ook al krijgt ze er brandende blaren van op haar handen. Met haar voeten moet ze die stuk trappen om er vlas van te maken. En van die vlas moet ze elf hemden met lange mouwen spinnen en weven. Gooit ze die over de elf zwanen heen, dan is de betovering verbroken. Echter, vanaf het moment dat ze aan dit werk begint totdat het klaar is, mag Eliza niet spreken. Eén enkel woord uit haar mond en haar broers zullen sterven. Zoals het leven voor Andersen afhing van zijn pen en zijn verbeelding, zo hangt het leven van de elf prinsen af van Eliza’s tong. Zelfs de man die zij lief krijgt en die haar aanneemt tot zijn bruid, hem kan ze haar liefde niet verklaren. Ook dat overkwam Andersen keer op keer in zijn eigen leven. Zo ontroerend en gevoelig vertelt Andersen ons over Eliza’s liefde voor haar broers. Die liefde overstijgt alle andere vormen van liefde.

Met haar liefde voor haar broers, haar loyaliteit jegens hen, brengt zij zichzelf in gevaar. De aartsbisschop die haar van meet af aan wantrouwde, beschuldigt haar van hekserij. En zelfs de koning, haar lieve echtgenoot, krijgt hij aan zijn kant. Eliza houdt vol tot aan de brandstapel blijven haar handen bezig met spinnen en weven om het werk te voltooien. Op het moment dat zij van de kar naar de brandstapel wordt geleid, vliegen de elf zwanen aan. Zij gaan om hun zusje heen zitten op de kar, slaan met hun grote vleugels. En dan als de beul haar bij de hand neemt, gooit Eliza haastig de elf hemden over de zwanen heen. En daar staan dan haar broers, elf schitterende prinsen. De betovering is verbroken. Maar het geluk is bij Andersen nooit helemaal volmaakt. De jongste van de broers had een zwanenvleugel op de plaats van zijn ene arm, want er ontbrak een mouw aan zijn hemd die had zijn zusje niet op tijd afgekregen.

Het maakt het einde voor mijn dochter enkel nog mooier, want zo verzucht zij liggend in haar bed verlangend: ‘Ik zou Eliza, dat meisje willen zijn, want zij is zo mooi, zo goed en zo lief!’

Zou deze verzuchting uit de mond van mijn dochter het verlangen van Andersen naar roem en onsterfelijkheid hebben kunnen stillen? Zou dit genoeg zijn geweest voor hem?

Of zou inmiddels in de hemel aan hem geopenbaard zijn wat hij in zijn dagboek schreef op 19 november 1870 te Kopenhagen:

Moge ik daar ooit achterkomen. Heer, Heer! Is onsterfelijkheid de droom van de ijdele en zijn wij slechts speelgoed voor Uw almacht. Heer, Schepper, Vader, ontfermt U zich over ons…

Machteld de Mik-van der Waal

H. C. Andersen: Nooit rijk, nooit tevreden, nooit verliefd, uitgeverij Arbeiderspers

Sprookjes en verhalen van Hans Christian Andersen, uitgeverij Lemniscaat

Bruno Bettelheim: The uses of enchantment, uitgeverij Penguin

Bruno Bettelheim: Kinder brauchen Märchen, uitgeverij DTV