Mens geworden
MENS GEWORDEN
Bijna nergens worden er op Tweede Kerstdag nog kerkdiensten gehouden. Maar nog wel in het dorpje waar ik vaak vertoef. In de voormalige gereformeerde kerk werd ons een zangdienst beloofd, maar er was ook een voorganger, een preekheer uit een paar dorpen verderop. Swaar Fries accent, ‘wij daanken U voor Jesus die mens gewodden is so as wij, maar dan sonder sonde.’
Niks ten nadele van predikheren, die kunnen het soms beter dan echte dominees en meestal minstens net zo goed of slecht. Deze had heel lief ook gedacht om de kinderen: hij had wel drie verhalen, twee in de preek en een erna. De verhalen waren wel wat gedateerd (de kinderen in de verhaaltjes kregen elektrische treinen i.p.v. gameboys en i-pods), dus je had het gevoel dat je in een heel vooruitstrevende dienst in de jaren vijftig zat.
In weerwil van mijn sterke behoefte me aan van alles en nog wat te ergeren, zat ik er met plezier bij. Het deed me goed. Ik had tijd om me, met de aanhef van een van de grote kerstliederen, te verwonderen. Over kerst, over het feit dat we dat toch altijd nog maar vieren, maar vooral over het gegeven dat ik me er met vreugde aan overlever. Want ik ben af en toe nogal streng in de leer. Ik zou voor een dienst als deze nooit van z’n levensdagen iets uitkiezen waarin de regel voorkomt:
‘zo lief had Hij zondaars, dat Hij voor hen stierf,
genade bij God door zijn zoenbloed verwierf’.
Dat was het slotlied: ‘Er ruist langs de wolken’. Ik snap niet waarom je dat Ÿberhaupt moet zingen als je toch ‘Nu zijt wellecome’ tot je beschikking hebt, of ‘Eer zij God in onze dagen’.
Maar het merkwaardige is dat ik het vervolgens wel van harte zing, en er ook mee instem. Op het moment dat ik van dat zoenbloed zing, is het ook even waar, raakt het iets in me dat goed doet, heil aanricht. Even recht doen aan wat je ook wel weet, dat je het (ik in elk geval niet) alleen afkunt, dat er iemand is die de ellende van je afneemt, die je zonde wegdraagt. Niet om dat gevoel vervolgens te koesteren en op te fokken, of om er anderen mee lastig te vallen en voor het blok te zetten, maar als eigen innerlijke erkenning, dat het mensenkind dat ooit in Bethlehem geboren is, waarlijk mijn verlosser en zaligmaker is.
Daarna schraap ik dan wel weer mijn keel, zet thuis de highlights uit de Messiah op om die ellendige deun van het slotlied uit m’n hoofd te krijgen.
Maar wat blijft, is het gevoel dat ik iets heilzaams heb meegemaakt. Toch maar mooi aangeraakt door iets totaal anders dan waar ik in de regel theologisch mee bezig ben.
Al blijf ik wel mijn bezwaren houden bij de zinsnede dat ‘hij is geworden als wij, maar dan zonder zonde’. Hij is geworden als wij. Punt. Wordt hij mens-zonder-zonde genoemd? Dan wil dat zeggen dat de zonde geen wezenskenmerk van de mens is.
Ook in andere dingen die ik hoor en lees, valt me op dat we de menswording van Jezus niet echt serieus lijken te nemen. God wilde mens worden. Dat is de boodschap. Of nog liever: de boodschap is dat Hem dat ook nog gelukt is. In Jezus is God mens geworden. Waarachtig mens. Als we hem dan toch minstens ——k een beetje god blijven vinden, is dat dan geen miskenning van Gods bedoeling? Bovendien is het niet netjes iemand zijn afkomst aan te rekenen, ook niet als dat een hemelse afkomst is.
Alex van Ligten
A.P.J. van Ligten is theoloog en vertaler te Sneek