Hoop in tijden van crisis

logoIdW

HOOP IN TIJDEN VAN CRISIS

Sinds de financieel-economische crisis in 2008 losbarstte, zijn regeringsleiders vooral bezig geweest met het beheersen van de gevolgen. Aan de oorzaken is weinig gedaan. Verschillende onderzoekers zeggen dan ook: een financiële crash als die van 2008 kan zo weer plaatsvinden: de financiële wereld kent nog altijd een gebrek aan checks en balances.1 Het beeld rijst op van een machinerie die onbeheersbaar is geworden, een Juggernaut die alles voor zijn voeten dreigt te verpletteren. En dat beeld is evenzeer van toepassing op de ecologische en de voedselcrisis. Het roept een gevoel van machteloosheid op: wie kan het tij eigenlijk nog keren?

Maar als geestelijk nazaat van Abraham kun je je niet laten leiden door fatalisme. De aartsvader brak met de fatalistische logica van de natuurgoden en ging op weg met een onbekende God, die hem aansprak. Ook in de andere bijbelse verhalen draait het er om mensen grip te geven op hun leven, ze ruimte te geven in de benauwdheid. De opdracht kan dus geen andere zijn dan te speuren naar hoop. Waarop kunnen we onze hoop vestigen? Dat is de vraag die mij bezig houdt.

Zoek het maar uit

Veel hoop dat de financiële wereld zich als een baron van Münchhausen aan de eigen haren uit het moeras zal trekken, is er niet. Is onze hoop dan gevestigd op de overheid, die de banken redde door de grote tekorten over te nemen? Biedt de politiek een uitweg uit de crisis?

De laatste jaren heeft de overheid steeds meer zeggenschap van de publieke naar de private sector overgeheveld, waardoor ze haar eigen speelruimte en invloed fors heeft verkleind.Dat deed ze onder invloed van definanciële logica, die ook het politieke domein steeds meer beheerst: alles wat niet in economische groeicijfers kan worden uitgedrukt, blijft buiten de statistieken en bevindt zich daardoor ook in het politieke beleid aan de rand. En omdat zaken als mantelzorg en opvoeding, burenrelaties en kunst de ‘harde’ economische groei niet direct beïnvloeden, staan zij doorgaans bovenaan het lijstje als het erom gaat de ontstane tekorten op te vangen. Maar juist op dit onmeetbare niveau bevindt zich de waardigheid van mensen en dus ook de menselijkheid van een samenleving. Hier hopen zich de woede, de frustratie en de gevoelens van onmacht op en richt de onvrede zich vervolgens tegen de politici, door wie velen zich niet meer vertegenwoordigd voelen. Zo is de economische crisis in feite ook een politieke crisis. Het vertrouwen in de politiek is gedaald en sommigen hebben zich helemaal afgekeerd van de politiek. Ze hopen op een sterke man die alles even kan ‘rechtzetten’, of besluiten om hun zaken zelf te regelen.

Dat laatste lijkt de politiek toe te juichen: met de uitdrukking ‘participatiesamenleving’ vestigt zij haar hoop op de burgers. Helaas wordt die term gemakkelijk gebruikt als rechtvaardiging voor harde bezuinigingen, waardoor zij eerder een ‘zoek-het-maar-uit-samenleving’ wordt. Maar omdat veel burgers daadwerkelijk zelf aan de slag zijn gegaan, bijvoorbeeld met het lokaal verbouwen van voedsel, met energievoorziening en verschillende vormen van sociale zekerheid, is er wel een debat ontstaan over wat nu de verantwoordelijkheid is van de burgers en wat van de overheid. Naast de bekende tweedeling van het publieke en het private, herontdekken burgers een oude, al van de Romeinen daterende ruimte, die van de res communes. Dat geeft hoop aan henzelf en degene die profiteren van hun initiatieven. Opvallend is dat alles in deze groepen is gebaseerd op onderling vertrouwen en zo in schril contrast staat tot het wantrouwen tegenover de politiek. Maar of dit op kleinschalig niveau functionerend vertrouwen ook kan leiden tot de hervorming van de bestaande economische, financiële en politieke structuren, is vooralsnog zeer de vraag.

Vrijheid

En de kerken? Zij hebben steeds minder politieke en economische invloed, en het lijkt er vaak op dat ze zich daar drukker over maken dan over de wereld waarin ze zich bevinden. Hun situatie is ingewikkeld: enerzijds zijn de kerken diep verweven met de huidige wereld: ook in de kerken kan je het – in preken graag bekritiseerde – ‘managementdenken’ volop aantreffen. Anderzijds is er sprake van een conflict met de wereld, dat ten diepste om een andere visie op de mens gaat. In onze samenleving moet ieder zichzelf verwerkelijken: begrippen als eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid liggen op ieders lippen. Vrijheid is iets dat iedereen zelf moet realiseren en veroveren in een wereld van competitie. In de bijbel daarentegen is de mens vanaf den beginne een relationeel wezen. Hij wordt zelf iemand doordat hij een ander tegenover zich heeft. Vrijheid ontstaat door rechtvaardige relaties tussen mensen. Vrijheid is een verbuiging van het werkwoord bevrijden.

Dat botst hard met het dagelijks leven. Ik – en velen binnen en buiten de kerken met mij – verlangen naar een ontspannen samenleving, waarin je niet alles in je eentje hoeft waar te maken, waar je gerespecteerd en gezien wordt als lid van een gemeenschap. Maar om mijn brood te verdienen en mijn kinderen op te voeden, moet ik wel meedraaien in de ratrace. De enige manier om gezien te worden is door de aandacht op mezelf te vestigen. Wie niet buiten de samenleving wil komen te staan past zich onvermijdelijk aan het heersende mensbeeld aan. Ik hoor het mezelf ook zeggen: ‘ik kan het me niet permitteren om het anders te doen…’

De traditie van de (neo)calvinistische kleine luyden, die ik van huis uit mee kreeg, helpt ook niet mee aan een ontspannen houding. Het verlangen naar emancipatie heeft de competitiedrang diep in de genen van het gereformeerde volksdeel verankerd. Maar er is ook een andere lijn in de reformatorische traditie. Het sola gratia biedt juist een verlossing van het heilige moeten, omdat uiteindelijk niet ik, maar de genade van de Eeuwige centraal staat. Vrijheid wordt zo de bevrijding van het Atlascomplex en het egocentrisme. Kerken doen ongetwijfeld hun best deze tegenstellingen te benoemen in relatie tot de wereld van nu, maar luistert er nog wel iemand?

Apokalyptisch

Steeds meer mensen leven in onzekerheid. En niemand heeft de oplossing op zak. Hoop is dan ook niet hetzelfde als een oplossing. Je kunt hem niet op het gewenste moment tevoorschijn trekken. Hoop laat zich niet bezitten.

De verleiding is groot de wereld op dit moment met een apocalyptische blik te bekijken. Wie de oude traditie van het dagelijks bijbellezen in ere houdt, vindt misschien de moed om vast te houden aan de profetische blik. Abraham en Sara, Mozes en Mirjam, Elia en Jezus leverden elke dag strijd om de hoop niet te verliezen. Ze worstelden en schipperden, twijfelden en vertwijfelden. Hoop flitste even op tijdens hun tocht, een vergezicht van vrede achterna. Hun ervaringen geven aanleiding zonder illusies onder ogen te zien in welke situatie we ons bevinden, onze angsten niet weg te redeneren en onze vertwijfeling niet te maskeren met een zalvend verhaal. De opdracht blijft dezelfde, namelijk het hebreeuwse woord yasha – bevrijding – te blijven vervoegen. De radix van yasha is ruimte. Daar gaat het om: ruimte scheppen in de benauwdheid. Ik zie geen noodzaak om dit te verbinden met een bepaalde politieke partij of stroming, al kun je met die opdracht niet bij alle partijen terecht. Ik formuleer tot slot zes kansen om hoop te vinden, in de vorm van zes stellingen voor de kerk en de christen in de wereld (geen zeven, dus zonder de pretentie van volledigheid).

Ruimte scheppen voor hen die het meest in de benauwdheid zitten, zij die het meest lijden onder de crisis in onze samenleving.

Dit kan alleen onder protest, wanneer overheid en samenleving mensen in de kou laten staan. Daarom moet de kerk een sprekende kerk zijn. Het gezag van dit spreken kan alleen liggen in de mate waarin zij de daad bij het woord voegt.

De kerk (en christen-zijn) is geen doel in zichzelf. Relativeer dus waar nodig en mogelijk het instituut en open je voor nieuwe vormen van gemeenschap en kerk. De kern van de ecclesia is om een vertelgemeenschap, een tafelgemeenschap en een lerende gemeenschap te zijn, en dat kan op vele manieren.

Respecteer de afstand van de bijbelverhalen tot onze werkelijkheid. Juist die kan heilzaam zijn, omdat we daardoor weten dat een ander leven mogelijk is. Respecteer ook de nabijheid van de bijbel, die geen in beton gegoten theorieën bevat, maar verhalen van mensen op weg met een God, waar mee te praten valt. Ze nodigen ons uit deel te nemen aan dit (soms heftig conflictueuze) gesprek.

Stimuleer een economie waar sociale en politieke verhoudingen onlosmakelijk deel van uitmaken, waarin het weer gaat om de inrichting van het hele huis waarin we leven. Sluit je aan bij de kleine beweging die hier al werk van maakt.

Overal waar gerechtigheid geschiedt, waar ruimte wordt gemaakt in de benauwdheid, waar barmhartigheid wordt betoond, daar is Gods Rijk nabij en gloort hoop.

Dit is de ingekorte versie van een lezing op 4 oktober in de Bergkerk in Amersfoort, bij de presentatie van de brochure van de Raad van kerken. Geloof en economie en het perspectief op de economische crisis.

Erica Meijers

Drs. E. Meijers is theoloog en hoofdredacteur van de Helling

1             Vgl. Joris Luijendijk in NRC Handelsblad 1.10.2013