Een theologische reactie op Paul Verhoevens boek over Jezus

logoIdW

 

EEN THEOLOGISCHE REACTIE OP PAUL VERHOEVENS BOEK OVER JEZUS

De Leidse Universiteit vraagt al sinds een groot aantal jaren aan emeriti docenten om colleges te geven aan ouderen. In het najaar hoop ik in dat kader een aantal colleges te geven over het vroege christendom. Het is onvermijdelijk dat hierbij ook de problematiek rond de historische Jezus aan de orde wordt gesteld. Daarover is een paar jaar geleden een boek verschenen van de bekende cineast Paul Verhoeven. Dat boek heeft het in de verkoop goed gedaan. Dit deed mij besluiten om daarnaar te verwijzen in de tekst waarin de colleges worden aangekondigd, in de hoop dat mensen die dit boek hebben gelezen zullen inschrijven voor de colleges. Hiermee is natuurlijk nog niets gezegd over de kwaliteit van Verhoevens boek. Ik zag op het omslag van de achtste druk dat Carel ter Linden van mening is dat het goed is dat Verhoeven dit boek heeft geschreven, omdat de tijd vraagt om een drastisch opruimen van voorstellingen van Jezus die hun tijd hebben gehad. Cees den Heyer raadt het boek aan mensen aan die willen lezen, nee, beleven wie Jezus werkelijk was.

Met deze loftuitingen van verlichte theologen in mijn achterhoofd nam ik het boek onwelwillend ter hand. Wordt hier het zoveelste bewijs geleverd dat de Jezus die nog maar vijftig jaar geleden op sommige zondagsscholen werd verkondigd echt nooit heeft bestaan? Het boek lezend kreeg ik er echter al gauw plezier in. Het is vlot en goed geschreven, zodat de lezer geboeid raakt. De auteur, die geen theoloog en historicus is, heeft zich grondig verdiept in de evangeliën en in de wetenschappelijke vakliteratuur daaromheen (iets wat ik bij iemand als de emeritus hoogleraar in het Nieuwe Testament Den Heyer nog wel eens mis). Het product van zijn studiën is een boek waarin interessante hypotheses naar voren worden gebracht, die hem overigens niet door iedereen in dank zullen worden afgenomen. Ik denk hier in het bijzonder aan het feit dat Verhoeven zich niet alleen niet door de traditionele theologie laat voorschrijven wat het juiste beeld van Jezus is, maar evenmin door moderne theologen. Zo poneert hij met nadruk dat Jezus van mening was dat het Koninkrijk Gods hier op deze wereld door een wonderbaarlijk ingrijpen van God zal worden gevestigd, en dat het niet het product is van menselijke inspanningen. Verder distantieert hij zich van de gewoonte om te ontkennen dat Jezus zich tegen de ideeën en leefwijze van zijn joodse tijdgenoten keerde. Hij heeft juist gezien dat hedendaagse joden dit nog wel eens ontkennen omdat ze Jezus in het jodendom willen incorporeren, en dat christenen daartoe geneigd zijn, omdat ze niet van anti-semitisme willen worden verdacht. (Hier had hij nog wel aan toe mogen voegen dat sommige christenen van zichzelf denken dat ze dichter bij het liberale jodendom staan dan bij het traditionele christendom en ook daarom Jezus in harmonie met het jodendom van die tijd willen zien.)

Ik heb Verhoeven op de tv horen verklaren dat zijn boek gericht is tegen de kerk, die van Jezus iemand anders heeft gemaakt dan hijzelf was en wilde zijn. Hij heeft dus een duidelijk beeld van wat de kerk over Jezus zegt en plaatst daar zijn eigen beeld van de werkelijke Jezus tegenover. Belangrijk is zijn (bij een buitenkerkelijke te verwachten) uitgangspunt dat door God bewerkte wonderen principieel onmogelijk zijn. Hier rijst de vraag wat een wonder moet worden genoemd. Voor een christen is het grote Wonder van Godswege Jezus Christus zelf, omdat we geloven dat in zijn persoon God tot ons komt, dat God zich op een beslissende wijze in hem openbaart door op een manier met hem een te zijn die we verder onder ons mensen niet kennen en waarnaar wij bij anderen ook niet zoeken. Dit is iets anders dan de te zeggen dat Jezus zich voor God heeft gehouden, en dat hij om zijn godheid te bewijzen voortdurend ‘stunts’ heeft uitgehaald, beginnend bij de bruiloft in Kana en eindigend bij de genezing van het afgeslagen oor van een van de Romeinse soldaten, die hem arresteerden. Wie zich tegen dit beeld van Jezus verzetten, die poneren al sinds jaar en dag een Jezus aan wie enerzijds niets menselijks vreemd is, maar die anderzijds toch wel heel bijzondere dingen heeft gezegd, die ons kunnen blijven inspireren. Op dit spoor zit ook Verhoeven. Het was bijvoorbeeld puur menselijk dat Jezus woedend kon worden, dat hij althans een tijdlang het gebruik van geweld niet heeft uitgesloten, dat hij zich heeft vergist in zijn verwachting dat God spoedig zijn Rijk op deze aarde zou vestigen, en dat hij uit teleurstelling daarover is gaan denken dat God met zijn eigen leven en sterven een speciale bedoeling zou hebben. Anderzijds heeft Jezus in sommige gelijkenissen (bijvoorbeeld die van de Barmhartige Samaritaan) prachtige dingen gezegd.

Hoe reageren we op een boek als dat van Verhoeven als we Jezus als het grote Wonder van Godswege belijden? Als Verhoeven op zoiets menselijks als Jezus’ woede wijst, dan kun je als christen toch alleen maar antwoorden dat we geloven dat Jezus de enige mens was die uit naam van God woedend kon worden, dat bij hem niet, zoals bij ons onontkoombaar is, motieven meespeelden als bijvoorbeeld gekwetste ijdelheid. Iets dergelijks geldt ook voor de mogelijkheid dat Jezus een tijdlang het gebruik van geweld niet heeft uitgesloten. Als wij mensen geweld gebruiken, wat helaas soms onontkoombaar is, dan leidt dit ertoe dat we vuile handen maken, mede omdat het motief van het eigenbelang hierbij altijd een rol speelt. Bij Jezus zouden we dan belijden, dat hij wellicht het gebruik van geweld uit naam van God niet heeft uitgesloten, en dat hij, als hij daartoe zou zijn overgegaan, geen vuile handen zou hebben gemaakt. Dat Jezus zich heeft vergist in de spoedige komst van het door God zelf gevestigde Rijk is een feit. Voor een christen zou dit geen reden mogen zijn om een dergelijke hoop voor een illusie te houden. Wie zo op God gericht was als Jezus die kon helemaal niet anders dan een spoedige komst van zijn Rijk verwachten. Als we geloven dat God met hem een wilde zijn zoals hij dat met geen ander mens is, dan mogen we ook geloven dat God Jezus’ verwachting op een onverwachte manier voorlopig in vervulling heeft doen gaan, namelijk in Jezus’ opwekking uit de doden, die het fundament is van het nieuwe leven van de christelijke gemeente.

Belangrijk is de these van Verhoeven dat zich in Jezus’ leven, ook zijn geestelijke leven, een ontwikkeling heeft voorgedaan. Dit mag niet worden ontkend. Men kan erop wijzen dat de bronnen ons eenvoudig niet toestaan om met stelligheid een bepaalde ontwikkeling aan te wijzen, en dat Verhoevens tekening van de ontwikkeling in Jezus’ leven daarom nooit meer kan zijn dan een hypothese. Maar dat er een ontwikkeling moet zijn geweest, dat behoort ook voor een christen vast te staan. Bij mens-zijn hoort ontwikkeling. Wie ontkent dat die er in Jezus’ leven is geweest, die ontkent feitelijk dat Jezus een werkelijk mens was. Wel belijden we in ons geloof dat die ontwikkeling bij Jezus anders was dan bij ons, omdat God hem in die ontwikkeling voor zondigen en dwalen heeft behoed, zodat zijn eenheid met God nooit is verbroken. De ontwikkeling in het leven van Jezus is in de traditioneel kerkelijke christologie (ondanks teksten als Lucas 2:40, 52) te zeer verwaarloosd, en hier is een aanvullende correctie zeker op zijn plaats.

Het geloof in het wonderbaarlijke handelen van God in en aan Jezus speelt in de visie van de buitenkerkelijke Verhoeven geen rol, maar is voor christenen van beslissende betekenis. We doen er als theologen goed aan om niet vlot te beweren ‘dat wonderen niet kunnen’.1 De implicatie daarvan is dat we het handelen van God, de inwerking van God op ons mensen, tot het terrein van de ziel en de geest beperken, dus tot de helft van de werkelijkheid. Weten we wel wat natuurwetten zijn en inhouden als we zeggen dat we niet langer kunnen en willen geloven in wat strijdig is met de natuurwetten? De wonderverhalen in het Nieuwe Testament zijn niet voorwerp van geloof, maar ze verwijzen naar het Wonder dat de persoon van Jezus zelf is. Dat er legendevorming ook in het evangelie heeft plaatsgevonden, ook in de verhalen omtrent het lege graf en de verschijningen van de opgestane Jezus, lijdt voor mij geen twijfel, maar ook die legenden verwijzen naar Jezus en Gods bedoelingen met hem (en niet naar de algemene psychologische waarheid dat we gelukkig over een dood punt heen kunnen komen).

Een boek als dat van Verhoeven is voor mij geen welkome hulp in de strijd tegen het overgeleverde kerkelijke dogma (een strijd waaraan ik ook geen enkele behoefte heb), maar maakt me duidelijk waarop het in het kerkelijke spreken over Jezus aankomt: In zijn woorden en daden wil God spreken en handelen. God heeft gemaakt dat Jezus aan de Vader in zijn leven gehoorzaamde, zoals wij dat niet doen, en God wil ons op deze plaatsvervangende en wegbereidende gehoorzaamheid van Jezus aanzien. Daarom spreken we over het heilshandelen van God in Jezus Christus. Wie van mening is dat een dergelijke christologie haar tijd heeft gehad, die zou zich de vraag mogen stellen of hetzelfde niet voor een christelijke kerk geldt.

Eginhard Meijering

Auteur is emeritus predikant (Remonstrantse Broederschap) en was lector in de Theologiegeschiedenis in Leiden

1 Vgl. hiervoor J.M. de Jong, Kerygma. Een onderzoek naar de vooronderstellingen van de theologie van Rudolf Bultmann, Assen 1958, A. van de Beek, Wonderen en wonderverhalen, Nijkerk 1991.