Meijering over Barth
MEIJERING OVER BARTH
Een duizenden pagina’s dikke dogmatiek waarin een zin die vijf regels beslaat nog kort is, vele verwijzingen naar een groot scala aan auteurs die je lang niet allemaal goed kunt kennen, schijnbaar eindeloze herhalingen van net iets anders geponeerde leerstellingen en een context van een eeuw geleden die beheerst werd door een volslagen andere problematiek dan van vandaag, rechtvaardigen de vraag: hebben we aan het begin van de 21e eeuw nog iets aan de theologie van Karl Barth? Misschien, stelt Meijering in het woord vooraf van zijn vorig jaar verschenen boek over Barth.
Nieuwe wijn in oude zakken
Dit boek is niet zomaar een inleiding in het theologische denken van Barth. Al is het is dat óók. Aan de hand van de delen van de Kirchliche Dogmatik van Barth beschrijft Meijering de kernpunten uit Barths theologische denken. Dat doet hij buitengewoon goed. Als je gevoel wilt krijgen voor de manier waarop Barth theologie bedrijft, blijft het nog wel nodig zijn werk zelf open te slaan. Voor de theoloog of geïnteresseerde die op een efficiënte manier inzicht wil krijgen in het denken van Barth, is dit boek een schatkamer. Met het gemak van een theoloog met heel veel kennis van dogmengeschiedenis laveert Meijering tussen de grote theologische vragen uit de traditie en zet Barths theologie af tegen rechts en links. De beschrijving van de volkomenheden (eigenschappen) van Gods liefde en die van Gods vrijheid is daar een goede illustratie van. Daarin wijst Meijering de lezer op de schoonheid en beweeglijkheid van de gedachtegang van Barth. Omdat Barth de afstand tussen God en mens als door de mens niet te overbruggen ziet, zou het verdacht zijn als hij in zijn Godsleer in kaart zou brengen hoe God in elkaar steekt. Daarom bewandelt hij een middenweg tussen een nadruk op Gods wezen (kerkvaders en scholastici) en een nadruk op Gods wil (hervormers) door bij een volkomenheid van Gods liefde altijd ook een volkomenheid van Gods vrijheid te bespreken. De één begrenst de ander en ze geven elkaar betekenis. Zo is God bijvoorbeeld in zijn liefde genadig en in zijn vrijheid heilig. Op deze manier laat Barth gelden dat de mens niet over God kan beschikken, maar plaatst het geheel wel in een format dat overeenkomt met de oude leer van de mededeelbare en onmededeelbare eigenschappen van God. Als nieuwe wijn in oude zakken, zoals Meijering de theologie van Barth treffend beschrijft.
Theoloog in de wereld
Valt er in de theologie van Barth nog steeds iets nieuws of inspirerends te ontdekken? Meijering probeert deze vraag te beantwoorden door zich af te vragen ‘vanuit welke motieven’ Barth in zijn tijd ‘de eeuwige vragen in de theologie trachtte te beantwoorden, en hoe hij zich op grond daarvan in het wereldgebeuren opstelde’. In die zin is zijn boek meer dan een inleiding in de theologie van Barth. Zoals de ondertitel al vermeldt gaat het ook over hoe Barth als the-oloog in de wereld stond. Meijering tekent daarom de maatschappelijke en politieke gebeurtenissen in de tijd dat de verschillende delen van de KD verschenen. Hij schrijft over Barths late bewustwording van de dreiging van het natio-naalsocialisme, zijn felle strijd tegen de Duitse Christenen, zijn verzet tegen de herbewapening van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog en zijn opvallend mildere oordeel over het communisme in de Koude Oorlog. En hij vertelt anekdotes over Barth en zijn collega’s: dat de vrouw van Rudolf Bultmann het plan van een gezamenlijke vakantie dwarsboomde en hoe Emil Brunner geleden heeft onder het tekort aan waardering van Barth – een moeizame relatie waarover professor G.G. de Kruijf onlangs bij zijn rede op de dies natalis van de Protestantse Theologische Universi-teit (PThU) nog sprak. Juist deze mix maakt het boek boeiend.
Nu is van Barth bekend dat hij in zijn dogmatiek een zekere theologische zakelijkheid betracht. Zo waagt hij het bij-voorbeeld midden in de Tweede Wereldoorlog Israël te beschrijven als symbool voor de verworpen mens. Dat is al-leen positief te waarderen als je theologie bedrijft los van de problemen van je tijd. Barth probeert duidelijk niet met zijn theologie antwoord te geven op tijdgebonden vragen. Dit lijkt hij met Meijering gemeen te hebben, die zich in zijn boeken en ook tijdens de colleges die hij aan de Universiteit Leiden gaf wel negatief heeft uitgesproken over theologie die uitloopt op bepaald moreel handelen. Meijering vindt het ondanks dat wel interessant vast te stellen of Barths daadwerkelijke opstelling ten aanzien van het wereldgebeuren consistent is met wat hij in zijn theologie beweert. In het geval van Barths afwijzing van principieel pacifisme in zijn ethiek van de schepping luidt het antwoord bijvoorbeeld bevestigend, gezien Barths houding in de Tweede Wereldoorlog waarin hij oproept tot gewapend verzet en zich als vrijwilliger aanmeldt bij het Zwitserse leger. Op deze manier probeert Meijering zoals hij zelf aangeeft ‘enigszins objectief’ over Barth te schrijven. Hij levert in principe immanente kritiek en gaat in op argumentatietrant en consistentie binnen Barths denken. Zo nu en dan sijpelt een kritische kanttekening door, zoals bij het ‘haast fundamentalistisch aandoende’ taalgebruik in Barths exegese van de scheppingsverhalen. Toch geven de over het algemeen voorzichtig en algemeen geformuleerde waarderende opmerkingen van Meijering geen toereikend antwoord op de prikkelende vraag uit zijn woord vooraf.
Barth inspirerend voor de 21e eeuw?
De vraag of Barth voor ons nog van betekenis kan zijn, blijft tot zeven pagina’s voor het einde onbeantwoord. Daar kondigt Meijering aan dat ‘we nu kort en voorzichtig proberen onze mening over Barth en de betekenis van zijn theo-logie te geven’. Positief waardeert hij Barths brede uitwerking van zijn theologie waarin de traditie meegenomen wordt, zijn consistente uitwerking vanuit zijn centrale punt van Gods openbaring in Jezus Christus en zijn actieve houding van verzet ten aanzien van sociale uitbuiting. Vraagtekens komen te staan bij zijn concrete houding ten opzichte van macro-ethische vragen, zijn late bewustwording van het gevaar en het misdadige karakter van het nazidom en zijn weigering te kiezen tussen Oost en West tijdens de Koude Oorlog. De voor de hand liggende constatering is dat Barths ethiek hem niet tot een beter inzicht heeft gebracht in de oplossing van problemen dan theologen met totaal andere theologie. In het algemeen stelt Meijering dat Barth in zijn dogmatiek zo terughoudend is in het geven van richtlijnen dat je in de praktijk ‘met recht anders kunt kiezen dan Barth heeft gedaan’. Hangt hiermee samen dat Meije-ring uiteindelijk concludeert dat er in de kerken geen behoefte is aan een ‘terug-naar-Barth-beweging’?
Wat is dan wel het belang van Barth? Want zoals te verwachten viel, ziet Meijering inderdaad een betekenis van de theologie van Barth voor onze tijd (waarom zou hij anders de moeite hebben genomen dit boek te schrijven?). Het lijkt Meijering er vooral om te gaan dat Barth het goede voorbeeld geeft van een kritisch theoloog die in gesprek gaat met dogma’s uit de traditie als de drie-eenheid en de incarnatie. Als je Barth niet interessant vindt dan zou dat volgens hem ook komen door zijn uitgebreide verhandelingen over traditionele dogma’s. Deze gedachte leidt tot de tamelijk vage wens waarmee Meijering zijn boek besluit, namelijk dat een generatie jonge theologen weer net als Barth gaat vragen naar ‘de juiste vertolking’ van de inhoud van het christelijke geloof. Een hoop die een zelfde pessimistische toon over de huidige theologie verraadt als in zijn pamflet Het roer moet om! De kerk van Jezus Christus is meer dan een Jezusbeweging. Daarin typeert hij de theologie vanaf de jaren zestig als maatschappelijk moralisme en psycholo-gisch navelstaren. Wat de kerken hieruit zou moeten redden is blijkbaar bezinning op de traditie. Leidt alleen dat tot ‘geloof met inhoud’? Dat zou een behoorlijke devaluatie betekenen van bijvoorbeeld de bijbelwetenschappen. Een merkwaardig ‘smal’ einde van een zo ruim opgezet en inhoudelijk rijk boek. Dit boek biedt een zeer boeiende en goe-de ingang in de theologie van Karl Barth. Een open vraag blijft: kun je als theoloog in de 21e eeuw slechts door Barth geïnspireerd raken door de wijze waarop hij in gesprek met de traditie theologiseert of zijn er nog aspecten van zijn dogmatiek bruikbaar in onze huidige tijd?
Gea Smit
Eginhard Meijering, Karl Barth. Theoloog in de wereld, Kok Kampen 2009