Waar of niet . . .

logo-idW-oud

 

Waar of niet . . .

De laatste nummers van de vorige jaargang voorzagen ons van inspirerende terugblikken.

Het mocht ook, om de 60-jarige te fêteren!

Wij werden in nr 16 van de jaargang indringend aan dr J. Koopmans herinnerd. In het 17e nummer presenteerde Michael Bource ons een resumé van het allereerste Kerstnummer van In de Waagschaal, uit december 1945. Dat werkte op mij zo aanstekelijk, dat heel de eerste jaargang uit de kast moest komen. Het lezen daarna, werd een feestelijk herkennen. Maar nog veel meer een verwonderd ontdekken. Kwesties die vandaag de dag ons bezig houden, stonden ook toen centraal in de belangstelling bij de redactie.

Het vertalen van de bijbel als ‘de heilige schrift van de Kerk’ werd door één van de redactieleden van het eerste uur, ds K.H. Kroon, als corebusiness van de Kerk neergezet. Net zo min als het apostolaat – de zending – kan de Kerk het vertalen van de bijbel overlaten aan verenigingen van al of niet vrome christenen. Het is een hartezaak van de Kerk om zorg te koesteren voor de schriftlezing op de kansel, in de eredienst, zo goed als in de thuissituaties van de gemeenteleden. Al in het tweede nummer (13 oktober 1945) vinden wij twee bijdragen van hem, op blz. 3. De ene is getiteld ‘Rechtsherstel voor de bijbel’; de andere ‘Het recht van bijbellezen’.

De concluderende slotregels van ‘Rechtsherstel’ luiden: ‘Rechtsherstel in de Kerk kan alleen maar betekenen: het herstellen van de ruimten en gelegenheden waarbinnen de Bijbel kan gelezen en uitgelegd en gehoorzaamd worden overeenkomstig zijn eigen structuur en functie, als een Boek, dat met voorbijgang van welke “belangen” en “inzichten” ook, aller éérste aandacht en diepste liefde waardig is.’ Uit het genoemde artikel ‘Het recht…’ citeer ik: ‘De Renaissance heeft het met zich gebracht, dat “iedereen” de Bijbel op zijn wijze is gaan lezen! De Reformatie echter heeft ieder lid der gemeente bij het bijbellezen willen betrekken! Dat is geheel iets anders. Het is niet zo, dat de Reformatoren de Bijbel van het Boek-der-Kerk tot Boek-van-iedereen hebben gemaakt. ….. De mening, dat de Bijbel niet een eigen, doch een allemansuitlegging en begrijpelijkheid behoort te hebben, of door vertaling en verkondiging moet ontvangen, verraadt een grondige verwereldlijking en vervlakking van het christelijk besef! …. En het wordt hoog tijd, dat er een gemeente van bijbellezers komt, die de bijbel weer heilig en apart houden, en er niet mee omgaan als “iedereen”. ‘

In het volgende (3e) nummer vinden wij, weer op blz. 3, opnieuw twee bijdragen van ds Kroon. Eerst moest hij reageren op reacties, die zijn woorden hadden uitgelokt. Zij werden samengevat in de titel van ’t artikel: ‘De Bijbel Geen boek van iedereen?’. Het tweede is duidelijk een vervolg op het artikel dat hij in ’t vorige nummer schreef. Onder het kopje ‘De Kerk en de vertaling des Bijbels’ krijgen wij nu te lezen: ‘Zij (n.l. de Kerk) kan alles in de samenleving desnoods aan andere instanties overlaten (die werkelijk over veel dingen vaak minstens zo helder en verstandig en billijk kunnen oordelen als zij het ooit zou kunnen), maar het vertalen en vertolken van de Bijbel is háár werk en wezen. En daarom is het ook zo zonderling, te menen, dat b.v. een nieuwe Bijbelvertàling heel wel, doch de bijbelse verkòndiging niet gezamenlijk kan en mag geschieden: m.a.w. dat bij het vertalen meer “filologische”, door “iedereen” te accepteren, gezichtspunten, doch bij de verkòndiging “theologische” gezichtspunten de doorslag zouden mogen en moeten geven! Onze vaderen hebben zich op de Synode met de vertaling des Bijbels bezig gehouden! Het is werkelijk onmogelijk vol te houden, dat de gemeenschappelijke zorg voor de overzetting van het Bijbelwoord in het huidig taaleigen zeer wel op de wijze van een “genootschap”, doch b.v. een gemeenschappelijk vieren van Woord en Sacrament slechts “kerkelijk” kan geschieden.’ Opnieuw een nummer later op blz. 3 twee bijdragen van hetzelfde redactielid. Zij staan onder de gezamenlijke titel ‘Over vertalen en vertellen’ maar dragen elk ook een eigen opschrift, ‘Kerk en genootschap’ en ‘Het kind en de Bijbel’. Natuurlijk is er samenhang. In onze situatie echter, nu de Nieuwe Bijbel Vertaling 2004 officieel door de synode van de Protestantse Kerk ter beproeving is aangeboden aan gemeenten en kerkenraden, gaat de eerste ons het meest direct aan. In de hoop op actieve lezeressen en lezers, die de moeite nemen om het hele stuk op te zoeken, kies ik één passage om door te geven. ‘Het aanvaarden en invoeren van een nieuwe Bijbelvertaling is immers niets meer of minder dan een nieuwe belijdenisdaad, een bekentenis van de Kerk, dat zij de Schrift zó gans nieuw is gaan horen en verstaan, dat zij er niet aan ontkomt het Woord dezer nieuw gehoorde Schrift in een nieuwe staat voor het volk te doen verschijnen.’

In mijn herinnering bewaar ik de journalistenopmerking, dat elke kritiek op de NBV bij voorbaat achterhaald is, omdat deze vertaling de kansels van de Prot. Kerk met vliegende vaandels heeft veroverd. Het zal zo wezen. Journalisten signaleren dikwijls scherper dan wijzelf onze situatie. Niet zo veel later kwam van dezelfde ‘redactie religie en filosofie’ een berichtje door onder het kopje ‘Bijbel en Koran samen te koop in cd-winkel’. Bij mijn weten heeft ‘Trouw’ in dit bericht (op pag. 1 van 21 okt. ’05) er voor het eerst melding van gemaakt dat de auteursrechten op de NBG vertaling van 1951 verlopen zijn. Dit uitgeverselement krijgt een bijzondere theologische lading op het moment dat het samen wordt gebracht met de argumenten die de ‘founding fathers’ van In de Waagschaal door de pen van ds K.H. Kroon de Synode en haar leden in overweging gaven. Lang geleden, dat zal waar zijn! Een waarachtig getuigenis veroudert echter niet. Daarop dienen de argumenten van K.H. Kroon c.s., denk ik, in de (Protestantse) Kerk te worden beproefd. Zelf houd ik ze voor fris en creatief. Blijde verwondering daarom over de vondst van deze vroege na-oorlogse aanzet tot een kerkelijk gesprek, dat zijn einde nog niet heeft gevonden.

Kees Meijer