De prijzenswaardige God (Psalm 100)
DE PRIJZENSWAARDIGE GOD
Psalm 100
Al als kind vond ik Psalm 100 zo’n ‘statige’ psalm. Ook een psalm die je blij maakt. Ik vond het heerlijk als mijn vader deze psalm opgaf bij het begin van de kerkdienst. Het woord ‘statig’ staat ook in de berijmde psalm 100, gemaakt door de dichter Willem Bernard, die onlangs 90 jaar geworden. De derde strofe luidt:
Treedt statig binnen door de poort.
Hier staat zijn troon, hier woont zijn Woord.
Heft hier voor God uw lofzang aan:
gebenedijd zijn grote naam.
Zo zongen wij de psalm nog niet toen ik een kind was. De berijming van Barnard was er nog niet. Als die berijming er wel was geweest, zou de psalm me nog dierbaarder zijn geweest al was het maar om het woord ‘gebenedijd’.
De psalm is een intochtslied, gezongen als men de tempel in Jeruzalem binnentrad: ‘Komt in zijn poorten met een danklied, in zijn voorhoven met een psalm’. Met de poorten zijn de tempelpoorten bedoeld en met de voorhoven de voorhoven van de tempel.
Zingend, lofprijzend treedt men de tempel binnen en meteen wordt heel de aarde er bij betrokken: ‘Juicht de HEER, gij ganse aarde’. Heel de aarde wordt opgeroepen te juichen, want de aarde is van de HEER, ons gegeven om die te bewonen. Nog juicht niet heel de aarde. Zover is het nog niet. Dat moet nog komen. Maar wanneer mensen voor Gods aangezicht treden, lopen zij vooruit om wat nog komen moet. Zij vinden dat het nu al hoort dat heel de aarde juicht voor de HEER.
Komen voor Gods aangezicht! Niet met vrezen en beven, maar met vreugde en gejubel. Voor Gods aangezicht ge-treden, moet erkend worden dat de HEER, en Hij alleen, God is. Hij is het die ons heeft gemaakt. Hem behoren wij toe, zijn volk, de schapen die Hij weidt. In deze woorden wordt het geheimenis van het verbond van God met zijn volk tot uitdrukking gebracht:
Roept uit met blijdschap: ‘God is Hij.
Hij schiep ons. Hem behoren wij,
zijn volk, de schapen die Hij hoedt
en als beminden weidt en voedt.’
Als er over schapen wordt gesproken, dan is een herder verondersteld. Dikwijls wordt God in de Bijbel, ook in de psalmen, als herder aangeduid. Het beeld van de herder en zijn schapen voor God en zijn volk, is bij een volk met zoveel schapen en herders geliefd.
Ook Jezus heeft zichzelf herder genoemd: ‘Ik ben de goede herder.’ En als de goede Herder zegt hij waartoe Hij is gekomen: ‘Ik ben gekomen, opdat zij (de schapen) leven hebben en overvloed’ (Joh. 10, 10b). Niet alleen leven, maar ook overvloed, want Hij is de royale Heer. Tekenen van de overvloed die met Hem is verbonden, heeft Jezus bijvoor-beeld verricht bij de bruiloft te Kana en bij de wonderbare spijziging.
John Donne, de beroemde 17e eeuwse dichter en deken van de oude St. Paul’s Cathedral in Londen, zei eens in een preek: Jezus Christus is Pastor Bonus, ‘the good pastor with a good pasture’, Jezus Christus is de goede herder met de goede weide.
Psalm 100 eindigt met de woorden: ‘want de Heer is goed, zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid, en zijn trouw tot in verre geslachten’. Zo was het, zo is het en zo zal het zijn. De Heer is goed, bij Hem tiert de goedheid. Deze woor-den komen we telkens in de Bijbel, ook in de psalmen tegen, bijvoorbeeld in de paaspsalm, Psalm 118, en vooral in Psalm 136. In de laatste psalm zijn de woorden: ‘want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid’ een telkens terugke-rend refrein. Deze woorden klinken daar 26 keer.
Het slot van Psalm 100 is aldus berijmd:
Want God is overstelpend goed.
die ons in vrede wonen doet.
Zijn goedheid is als morgendauw:
elk nieuw geslacht ervaart zijn trouw.
Om zijn goedheid en trouw blijft God ook in toekomst de prijzenswaardige en zal er, hoe dan ook, een geslacht zijn dat Hem prijst.
M.G.L. den Boer