Plug in and play/pray (Joh. 15: 1-10)

logo-idW-oud

 

PLUG IN AND PLAY/PRAY

Johannes 15:1-10

Het moet een alledaags beeld zijn geweest in Jezus’ dagen: een wijngaardenier die aan het snoeien is. De ware wijn-stok is daarmee een beeld uit het gewone leven. Het gaat om werk, levensonderhoud, productie, economie – de strijd om het bestaan in alle grilligheid en onzekerheid. Het snoeien en wegbreken is bittere noodzaak. Zo spreekt het beeld niet als vanzelf tot ons. In onze streken is een wijnstok versiering en luxe, zoals tuinieren vooral een hobby is. Het beeld spreekt als natuur tot ons en voordat we het weten zitten we in de idylle, in de romantiek, van het organische leven dat groeit en bloeit, met elkaar in verbinding staat, zich door de jaargetijden heen zich vernieuwt. Als er nog gesnoeid moet worden, is dat om te veredelen, om de groei en bloei nog meer te laten uitkomen.

Wat zou dan een alledaags beeld uit onze tijd kunnen zijn, dat hetzelfde uitdrukt als de gelijkenis van de wijnstok? Het zou mooi zijn als dat beeld ons ook bij de idylle zou weghouden. Maar de harde strijd om het bestaan is voor de meesten van ons ver weg. Die strijd woedt in andere huizen, andere wijken, andere landen. Dat aspect in een eigen-tijds beeld te vangen, zie ik niet voor me. De levensnoodzakelijke eenheid en verbondenheid – want daar doelt de gelijkenis meen ik op – laat zich wellicht wel terugvinden in de alledaagse werk- en leefomgeving: in de alomtegen-woordige electrische apparatuur en computers.

De dingen op zich doen het niet. Er is stroom voor nodig. Pas aangesloten op het lichtnet beginnen ze te werken en te spelen. Computers staan via netwerken en het internet met elkaar in verbinding. Het gegevene of de gegevens flitsen heen en weer, het wordt gedeeld en uitgewisseld. En warempel, ook hier, diep in het technologische, in cyberspace kan het idyllisch en zelfs utopisch worden: een brave new world van delen en uitwisselen, gemeenschap en gelijkheid, communities en ‘vrienden’. Een utopie natuurlijk.

We moeten het niet te ver zoeken. Houden we het bij de computer. Die heeft z’n voeding en programmatuur nodig om tot leven te komen. Tegenwoordig gaat het bijna allemaal vanzelf. Als er maar voeding, als er maar stroom is. Plug in and play! Je hoeft apparaten en toebehoren maar ‘in te pluggen’ in de USB-poort, en het werkt. De apparaten com-municeren en installeren zelf de benodigde stuurprogramma’s. (Omdat ook dat een utopie is en het lang niet altijd als vanzelf werkt na het ‘inpluggen’, is de slogan plug in and play aangepast in plug in and pray: je moet maar hopen en bidden dat het ding het doet na aansluiting, want je weet niet waar te beginnen of wat te doen als het niet zo is.)

Laat zich de gelijkenis met dit beeld vertalen? Het valt te proberen. Wij zijn de computers en apparaten – op zichzelf zijn wij niets. Wij werken en ‘spelen’ pas als wij aangesloten en geïnstalleerd worden. Zonder krachtstroom en zonder software, zonder ‘data’ kunnen wij niets doen. Het moet ons gegeven worden. In de gelijkenis is het de eenheid van de ranken met de stam die noodzakelijk is voor de vruchten en is het Woord datgene waarmee gesnoeid of gereinigd wordt. (Achter de uiteenlopende woorden die Bijbelvertalers kiezen in vers 2 en 3 gaat de woordgroep katha-ros/katharizoo schuil.)

Mist dit moderne beeld het levende van de wijnstok? Mist het de warmte, de liefde? Ik weet het niet. Ofschoon het aanstootgevend kan zijn, lijkt het mij juist daarin trefzeker. Wij zijn op zichzelf dode dingen. Ook de ranken staan niet op zichzelf, ze wortelen niet of hangen uit zichzelf in de lucht vrucht te zetten. Al willen we veel maken van onszelf, onze identiteit en eigenheid, wij hebben niet zoveel van onszelf. Een serienummer misschien. Pas in de toepassing, als we aangesloten en ingezet en bediend worden, is er output. Dan ‘doen’ we waar we voor zijn gemaakt. Al zijn wij het niet, die het doen.

Dat we zo passief, zo leven- en willoos zouden zijn, dat zint me natuurlijk niets. Maar er wordt ons hier allereerst op-gedragen – niet nu eindelijk eens om te keren, te komen of te gaan, maar te blijven. Als ik allerlei meer wil ‘doen’ dan ‘spelen volgens het programma’, zou dat wel eens aan een virus kunnen liggen.

Coen Constandse