Een nieuwe weg en een nieuwe naam (Luc. 7: 48)

logo-idW-oud

 

 

 

EEN NIEUWE WEG EN EEN NIEUWE NAAM –

‘Hij zei tot haar: je zonden zijn je vergeven’ (Lucas 7:48)

Omdat haar veel vergeven is, heeft die vrouw uit het verhaal op het eind van Lucas 7 veel liefde betoond. Ze stond in de stad bekend als een zondares en iedereen zag haar daarop aan. Ze zat gevangen in haar slechte reputatie en ging gebukt onder haar gecompromitteerde verleden, maar ze heeft in Jezus kennelijk een nieuw bestaan gevonden, een nieuwe naam gekregen.

Wat is er mogelijk gebeurd? Misschien niet meer (maar het is niet weinig) dan dat Jezus die vrouw heeft gezien en dat hij haar zag staan, waar niemand haar meer zag staan; dat hij haar heeft aangesproken waar iedereen haar negeerde en aan haar voorbijging. Aldus heeft zij in Jezus haar held, haar koning, ja haar Redder gevonden en dat doet de tra-nen van vreugde en dankbaarheid overvloedig vloeien en dat doet haar zonder ophouden Jezus’ voeten kussen en die zalven met geurige olie.

Het is een ietwat gênante scène in dat keurige huis van Simon de Farizeeër met zijn afgemeten beleefdheden en bij dat overdreven liefdebetoon van die vrouw, bij het hysterische af, bekruipt ook ons enige plaatsvervangende schaamte. Kan het niet wat minder maar toch goed? Maar laten we geen aanstoot nemen aan al die kleine, onaanzienlijke, verachte en verslagen mensen die in Jezus hun Redder, hun Heiland hebben gevonden en daar uitbundig en weinig liturgisch gestileerd uiting aan geven. Want ‘de last van hun gemis/ heeft hij hun afgenomen’ (Psalm 107:3 berijmd) door zijn naam aan de hunne te verbinden en hun daarmee nieuwe toekomst te openen. En wie één van deze kleinen, die in Jezus hun Redder hebben gevonden, ergert, ‘het ware beter’, zegt Jezus in Mattheüs 18:6, ‘dat hem een molensteen om de nek werd gehangen en hij verzwolgen werd in de diepte van de zee.’

Deze vrouw heeft Jezus zo veel liefde betoond, omdat haar veel vergeven is. Uiteraard wordt hier het woord agape gebruikt, want het woord eros heeft het NT nergens. Dat is er kennelijk taboe. Toch kan de vraag opkomen of dit liefdebetoon van deze vrouw toch geen erotische elementen bevat. Al die tranen, al die kussen, die geurige olie waarmee ze Jezus’ voeten zalft, het is toch niet vrij van onmiskenbaar erotische gebaren en expressies. Nu, dat moet ons niet choqueren, maar dat mag ons eerder verheugen, want hier zien we dat de agape het erotische kennelijk niet uitsluit. Deze liefde is in haar spits ook erotische, gelukkig makende liefde. Uiteindelijk (in eschatologisch perspectief, zeggen we dan in de theologie) is de agape-liefde niet meer van de eros-liefde te onderscheiden. Ze zijn indiscriminabel geworden, als in het Hooglied, waar de agape evident erotisch is en de erotiek de agape tot vooronderstelling heeft.

‘Wie is toch deze dat hij zonden vergeeft?’ (vs. 49b) Deze verwonderde vraag van de tafelgenoten mag geen voorba-rig en definitief antwoord krijgen, maar als gedurige verwondering ons vergezellen. We zeggen hier: Jezus is de mensen en de volken gevolgd op hun doodgelopen wegen en hij heeft in de kracht van zijn liefde hun wegen gewend en gekeerd, zodat in en door hem ‘het oude is voorbijgegaan en zie, het nieuwe is gekomen’ (2 Cor. 5:17).

Rens Kopmels