Huis en huid – Johannes 1: 37-39

logoIdW

 

HUIS EN HUID – Johannes 1: 37-39

In de jaren zestig en zeventig ging het in onze samenleving vooral om een je los maken van allerlei zaken. Het was de tijd van de breuk met de vaders en met andere gezagsdragers. Je hele leven kwam in beweging, het was de tijd van ‘op weg gaan’. Het hele leven was een nooit eindigende reis.

De verhalen over de roeping van Jezus’ leerlingen uit de evangeliën van Lucas, Matteüs en Marcus sloten aan bij dat levensgevoel. De leerlingen van Jezus worden daar uit de vaste patronen van de dagelijkse visserij en het bedrijf van hun vader weggeroepen. Hun leven werd op de kop gezet, ze beleefden een persoonlijke uittocht. Ze trokken weg uit wat ze deden en wie ze waren.

De evangelist Johannes schetst een ander beeld van de eerste leerlingen van Jezus. Hun leven is helemaal niet vastgeroest. Zij zijn allang op drift, zij zijn al heel lang zoekers. Ze hebben een tijdje met Johannes de Doper meege-lopen en nu stuurt hij hen door. ‘Wat zoeken jullie’ vraagt Jezus als hij zijn eerste leerlingen ontmoet. Dat is niet een spectaculair en onverwacht: ‘volg mij’. Maar: waar zijn jullie naar op zoek (Johannes 1:39)?

Dan blijkt dat de leerlingen helemaal niet geïnteresseerd zijn in nog eens verder ontworteld te worden, ze zijn nieuws-gierig naar een huis. Ze zoeken een plek om thuis te komen. Als ze Jezus ontmoeten, dan zijn ze in de eerste plaats nieuwsgierig waar hij een thuis gevonden heeft. ‘Waar houdt u verblijf?’ vragen ze aan hem. En Jezus nodigt hen uit om in zijn huis te komen en er rond te kijken. Je wordt leerling van Jezus door in zijn huis te komen en daar rond te kijken of het je bevalt.

In 2010 zijn we vooral op zoek naar een huis om in te wonen. Een geestelijk huis, waar je je thuis voelt, waar je ge-voed wordt en een zekere veiligheid ervaart. Want je bent al losgerukt genoeg. Je weet eigenlijk nauwelijks waar je thuishoort. Wij hebben behoefte aan een woning waar je je thuis kan voelen, om je bewoner te voelen van je eigen leven.

In het evangelie van Johannes word je leerling van Jezus door in het huis van Jezus te komen. Er kind aan huis te worden, er vertrouwd te raken. Het gaat er om dat jij, zwervende en zoekende mens, een huis vindt bij God. Een huis dat jou kan omhullen als een huid.

Bij Jezus komen is in het evangelie van Johannes een proces van vinden en gevonden worden. Je bent op zoek en je vindt. Je was verstrooid en je wordt gevonden. Iemand ziet je staan. Iemand ontdekt in jou de mens die je ten diepste bent. ‘Heer die mij ziet zoals ik ben. Dieper dan ik mezelf ooit ken, kent gij mij’ (Psalm 139). Jezus ziet iets in je. Hij ziet de mens in je die er verscholen ligt. De mens die nog zo onvolwasssen is en moet groeien. Zoals Nathanaël, de cynische babyboomer, die nergens meer in gelooft, maar nog wel kan afgeven op alles wat uit de provincie komt. ‘Ach’, schampert Nathanaël als hij over Jezus hoort, ‘kan er uit Nazareth ooit iets goeds komen?’. Maar Jezus ziet door het cynisme van Nathanaël heen. ‘Een Israëliet in wie geen bedrog is’, noemt hij Nathanaël. Dat is het beeld van Nathanaël dat Jezus voor ogen heeft: Nathanaël, jij weet het misschien zelf niet, maar je bent een mens zonder be-drog. Jezus ziet meer in ons, dan wij in onszelf zien. ‘Ik zag u onder de vijgeboom’ – visioen van vrede, van recht. Misschien heeft Nathanaël nooit onder zijn vijgeboom gezeten, was hij onrustig op weg, vond hij nooit vrede. Had hij nooit een huis, groeiden er nooit vruchten in zijn tuin. Maar Jezus ziet hem zitten – onder zijn vijgeboom, als een mens van goddelijke vrede.

De kerk representeert dat huis, of zou daar zijn best voor moeten doen. Niet een jeugdherberg, waar je langs trekt, maar een werkelijk huis, waar je gesetteld kan raken en dat steeds hechter bij je past. Zo’n huis zorgt er niet voor dat je in de samenleving van 2010 helemaal thuis raakt – integendeel, het laat je zien hoe vreemd veel in onze samenle-ving ook is – maar het geeft wel een duidelijk en vast punt om hier je leven te leiden. Ook dat is een manier van thuis raken.

Coen Wessel