Er ligt een denarie klaar (meditatie)
Hoe lees je het verhaal van de arbeiders in de wijngaard in een tijd van werkloosheid? Een wijnboer gaat keer op keer naar de markt om mensen die zich daar ‘in ledigheid’ bevinden te werven voor het werk in de wijngaard. Leggen we het accent in het verhaal bij het feit dat in die wijngaard kennelijk volledige werkgelegenheid heerst, dan kunnen we gemakkelijk de vergeestelijkende toer opgaan. Zo van: vergeet je behoefte aan werk en richt je op geestelijk werk, haal je zin uit gebed en bijbellezing en onbaatzuchtig leven, alsof die dingen in het luchtledige plaats kunnen vinden. We kunnen misschien beter letten op het feit dat de wijnboer tot vijf keer toe naar de markt gaat om arbeiders te werven. Dat betekent dat hij steeds weer de mensen komt opzoeken die zonder doel en aanspraak zitten duimen te draaien. Hij had op de markt ook een bord kunnen laten zetten: wie werk wil, vervoege zich bij de wijngaard daar en daar. Maar hij neemt de lusteloosheid en de onvoldaanheid van de mensen serieus. Hij voorziet dat zij zouden kunnen zeggen: als ik bij die wijngaard aankom, is het werk al vergeven. Of: zul je zien dat ik bij die wijngaard kom en er valt niets te verdienen. Of: het is vast een reclamestunt. Echt werk, echte hulp zal er wel niet zijn. Daarom gaat hij er zelf op uit.
De eerste groep die hij treft, zijn misschien de mensen die nog wel een beetje voor zichzelf kunnen opkomen. Ze verwachten dat er voor hen nog wel iets te doen zal zijn en staan al klaar als de wijnboer op de markt verschijnt. Het is niet moeilijk om hen te engageren. De groep die de wijnboer op het derde uur ziet, laat zich al minder gemakkelijk vinden. Ze zitten dieper in de ledigheid en dat geldt voor de groepen van het zesde en het negende uur nog meer. Ze hebben er weinig fiducie in dat er voor hen nog iets te regelen valt. De groep van het elfde uur zou je misschien zelfs kunnen vergelijken met de verlamde man in Bethesda. Alles wat ze nodig hebben om nog op werk te kunnen hopen, ontbreekt hun: het zelfvertrouwen en de goede presentatie van de mensen van het eerste uur, de gunstige leeftijd van de mensen van het derde uur, de relevante diploma’s van de mensen van het zesde en de gezondheid van de mensen van het negende uur. Zij zijn de laatsten en zullen dat wel altijd blijven. Toch verschijnt op het elfde uur opnieuw de wijnboer ten tonele om ook hen nog te huren voor zijn wijngaard.
Het gaat er in de gelijkenis dus vooral om dat er een weg is vanuit alle gradaties van ledigheid naar een volledig leven. Dat er een wijnboer is die ook de moeilijkst te bereiken groep opzoekt en overhaalt om bij hem te gaan werken. En wat is het werk dan, dat hij al die mensen van het eerste tot het elfde uur aanbiedt? Dat is niet een geestelijk leven in onderscheid tot een natuurlijk leven. Niet een bekommernis om het hogere terwijl je het lagere vergeet. Het is het werk dat je je hele aardse bestaan, met je mogelijkheden en je zorgen, opdraagt aan God. Daar is de wijnboer, en Jezus zal daar zichzelf mee bedoelen, ons voor komen roepen. Niet om onze nood weg te wuiven of om onze capaciteiten verdacht te maken, maar om ons een dagloon in het vooruitzicht te stellen als we wie en wat we zijn in dienst stellen van God.
Voor de mensen die nog wat over hebben, de werkers van het eerste uur, is dat een dagtaak, waarin ze de hitte van de dag goed zullen voelen. Maar de mensen van het elfde uur, die maar laat in beweging komen en nauwelijks iets voor God of zijn rijk hebben kunnen betekenen, ontvangen evengoed een dagloon als zij.
De wijnboer komt naar ons toe om ons op alle niveau’s van onze werkloosheid aan te spreken. De rijken en de krachtigen leert Hij om hun rijkdom en kracht in te zetten voor het koninkrijk, want zo ging Hij zelf met zijn rijkdom en kracht om. En de armen en zwakken leerde Hij om hun armoede en zwakheid aan God aan te bieden, want zo deed Hij het toen Hijzelf arm en zwak was.
Op die manier kun je toch nog leven, zegt Jezus. Een denarie, leeftocht voor een dag, ligt voor je klaar.
Udo Doedens