De magie van het kruis (Ex. 17: 11)

logoIdW

 

DE MAGIE VAN HET KRUIS

“En het gebeurde, als Mozes zijn hand ophief, dat Israël de overhand had.” (Exodus 17:11)

Amalek is in de Bijbel nauwelijks een historische grootheid. Het ontbreekt in de zeventig volken van Genesis 10, en er is geen heilsprofetie voor te vinden, zoals voor de andere volken en aartsvijanden van Israël wel, tot en met de Egyptenaren aan toe. Amalek is het ultieme kwaad, dat van Haman tot en met Hitler en verder, steeds weer de kop opsteekt. Wij moeten dus zelf ook alert zijn waar Amalek nu opduikt en hem dan ook bestrijden. Waar het geweld zich expliciet keert tegen het Joodse volk of tegen de kerk, daar heb je te maken met Amalek, met opstand tegen God.

Maar dat betekent niet dat de ‘gelovigen’ automatisch aan de goede kant staan en de ‘ongelovigen’ aan de verkeerde kant. God heeft in de woestijn vooral ook te strijden met zijn eigen volk. Het mort, twist, stelt Hem op de proef. God heeft in de geschiedenis van Israël en de kerk ongeveer net zo veel last als van Amalek.

Het is dus niet de strijd van de goeden tegen de kwaden. Dat wordt wel vaak gedacht. Een kruistocht van de (christelijke) westerse wereld tegen de Islam, of van de PVV tegen de rest. Altijd met de suggestie: de een is goed, de ander kwaad.

In de Bijbel heb je niet goede mensen tegen kwade mensen. In de Bijbel staat God helemaal alleen tegenover alle mensen samen. Niemand is goed dan God alleen. Hij treft in zijn eenzame goedheid steeds nieuwe tegenstanders. Eerst is er de tegenstand van Farao, dan die van zijn eigen volk, en dan ook die van Amalek. God is in de Bijbel eigenlijk een heel eenzame figuur. Eenzaamheid is een essentiële eigenschap van God. God moet het altijd weer alleen opnemen tegen het kwaad.

Dat blijkt ook in Exodus 17. Want hoe wordt de strijd eigenlijk beslist? Jozua staat met zijn mannen in het dal. Daar wordt gevochten. Dat moet ook. Jozua kan niet met zijn armen over elkaar gaan staan.

Maar toch wordt de echte strijd niet in het dal gevoerd, maar op de heuvel. Daar staat Mozes. Wat doet hij daar? Ik dacht altijd: bidden. Maar ik ontdekte: het gaat hier eigenlijk om een magisch gebaar van zegen. Mozes heft zijn handen op als een zegen over het volk Israël. Als die zegen wegvalt, verliezen ze, maar zolang die zegen blijft, winnen ze. Dat wordt nog onderstreept door de staf, die Mozes in zijn hand houdt. Met die staf sloeg hij op het water van de Nijl en toen werd het bloed. Hij strekte die uit over de Rode Zee en toen werd zij uiteen gedreven. Hij sloeg ermee op de rots en er kwam water uit. En nu houdt hij hem omhoog over Israël en zij winnen.

Dat is dus heel magisch, wat hier gebeurt. In Egypte waren ze gek op magie. Dit soort dingen waren daar aan de orde van de dag. In het Leids museum voor oudheden toonden ze onlangs nog zo’n oeroude Egyptische staf, ook in de vorm van een slang. Een magisch wapen. Zo’n staf heeft Mozes ook gehad. Wij denken, als we eerlijk zijn: wat een raar bijgeloof. Maar God schaamt zich er blijkbaar niet voor om van magie gebruik te maken.

Het laat dus ook zien: op de heuvel wordt het echte gevecht gevoerd. Daar valt de beslissing. Mozes is ongewapend. Hij vecht niet mee. Maar juist zo overwint hij Amalek.

Later stond er nog een heuvel op aarde. Daar waren ook twee uitgestrekte handen. Zo ongewapend als Mozes op de heuvel stond, zo machteloos hing Jezus aan het kruis. Met armen gespreid, in hetzelfde gebaar als Mozes. Zo is Amalek echt overwonnen. Jezus is gekomen om de werken van de boze te verbreken. De echte strijd wordt niet door mensen gevoerd. De echte strijd voert God in zijn eenzaamheid aan het kruis.

Mozes noemt de heuvel: de troon van de HERE. Dat betekent: de plaats van Gods aanwezigheid. Niet in het dal, waar Jozua vocht, was God aanwezig, maar op de heuvel, ongewapend, boven het strijdtoneel, daar was God en daar werd de strijd beslist.

Die heuvel is de heuvel van Golgotha. Dat is de plek van Gods aanwezigheid. Daar spreidt Jezus zijn handen uit over zijn volk. Vanaf het kruis zegent Hij ons met zijn magische handen. In het centrum van het christelijke geloof staat de magie van het kruis.

Zo heeft God zijn eigen gevecht in de wereld. Hij staat er ongeveer alleen voor. Het lijkt eindeloos. Nog steeds is Amalek niet helemaal verslagen. ‘Jezus Christus zal in doodsstrijd zijn tot aan het einde van de wereld.’ (Pascal) Hij spreidt zijn handen nog immer op het kruis. Maar juist zolang Hij dat doet, is er nog niets verloren. Alleen de magie van het kruis kan ons redden.

Willem Maarten Dekker