Ajax, Ajax!

logo-idW-oud

 

AJAX, AJAX!

Zondag 29 april 2007, zondag Jubilate (Psalm 66: Juicht Gode, gij ganse aarde!): ’s ochtends gepreekt over Johannes 16:16-22 (Voorbijgaande droefheid,NBG); ’s middags begonnen aan Het Psalmenoproer (Wat een getourmenteerde ziel die auteur. Bijvoorbeeld: ’Vlinders leven geen dagen, maar uren, dus die waren allemaal al lang morsdood toen de ark na veertig dagen op de berg Ararat bleef vastzitten.’ (Alsof de Algenoegzame reeds toen al niet een zeker Darwin had voorzien.); ’s avonds vanaf 7 uur als een voordien bewust ongeïnformeerde belangstellende De Wedstrijden gevolgd (eindelijk eens spannend en niet ergerniswekkend geregisseerd). Wat een ontgoocheling. Diepe droefenis. Om 1 níet gemaakt doelpunt géén kampioen.

Ja, aangaande de SMSgoden (Sex,Mammon,Sport) ben ik het minst beschroomd openlijk mijn hartstochtelijke toewijding te belijden aan de laatste van de drie. Ik schaam mij die eredienstvaardigheid niet, want het is een kracht van de zevende dag in de seculiere week voor een ieder die de bal liefheeft, eerst voor de gewone man, maar ook voor de gelovige van beroep. De rechtvaardiging van mijn passie vind ik niet het minst geopenbaard in wat ik zo’n vijfentwintig jaar geleden alweer las over de grote Miskotte. Die presteerde het op zijn 70ste verjaardag nog ‘dat hij tot verba-zing der aanwezigen zich opeens verhief uit een gesprek met enige gasten, een voet hoog van de grond om een denkbeeldige bal in zijn vlucht op te vangen en mee te nemen. Daarmee demonstrerend de passeertechniek van Coen Moulijn, toen Feyen-oords geliefde linksbuiten en de techniek in dezen van Pietje Keizer, toen linksbuiten van Ajax.’. De auteur van Als de goden zwijgen hield daarbij tegenover die van Stille Omgang staande dat de techniek van Coentje beslist niet de beste was ‘want Coen Moulijn hield hij voor een gewone kleine man, maar Pietje voor een waarlijk groot artiest.'(Niet te vergeten Miskotte, pag.24). Zover kom ik technisch dus nooit, als ik de 70 al haal. Maar ik teer al jaren op die meesterlijke return – een Wimbledon-speler niet onwaardig – waarmee ik ooit eens mans genoeg bleek om de schrijver van de geciteerde regels naar de verkeerde hoek van het gravel te laten lopen. Waarop zijn complimenteus verontschuldigend verweer aan het net: ‘Dat was een mooie volley, Henk. Bijna net zo goed als van die gymleraar met wie ik hier vorige week tenniste. Ik zei toen tegen hem: ik heb – net als nu – een beetje last van mijn linkerbeen, kan daarom niet zo snel lopen. Ja, zei die, dat zie ik, maar ik kan ook zien dat je dat nooit gekund hebt, snel lopen. Hahahaha Ha!’

Goed, met betrekking tot Ajax is het me wel eens overkomen dat ik na een door mij geleide kerkdienst mij heb moeten haasten om de wedstrijd nog te halen. Want sinds een aantal jaren ben ik in het gelukkige bezit van een Ajaxseizoenkaart (vak 114, ingang Noord B). Voor een prijs waarvoor je in het Concertgebouw drie, misschien net vier concerten kunt bijwonen. Dan wel op de derde rij balkon, rechtsachter. Mijn kaart geeft mij toegang tot alle 17 competitiethuiswedstrijden van Ajax. Hoe begeer-lijk mijn abonnement is, krijg ik bijna iedere keer te horen als ik mijn kaart terugont-vang van een vriend of bekende uit wijdere kring die op een middag of avond dat ik niet kon een wedstrijd in de Arena kosteloos mocht bijwonen. Hoe duur men mijn zitplaats weet te maken, heb ik gemerkt toen ik het me een paar jaar geleden permit-teerde in de voorverkoop ook de drie thuiswedstrijden van Ajax in de eerste ronde van de Champions League toe te eigenen. Goed voor twee keer Concertgebouw.

Mijn vaste plaats in de Arena is achter het doel, een paar trappen heenkijkend over de keeper. Die plek heeft het voordeel, dat je één helft van de wedstrijd vrij dicht voor je ogen ziet afspelen. Maar als ik laat ben en niet alle zitplaatsen bezet zijn, nestel ik mij nog een paar trappen hoger. Kan ik de groene grasmat in het geheel ruimer over-zien. Brengt ook weer met zich mee, dat je van je buurman – soms ook wel buur-vrouw – naast, voor en achter je ándere commentaren hoort. De commentaren in mijn vak zijn veelsoortig en des volks. Lukt het De Mul een goede passeerbeweging te maken, kun je horen: Knap voor die Belg. Kromt Klaas Jan Huntelaar, Achterhoeker van geboorte!, zijn rug om in zijn favoriete positie de bal op te vangen en zijn tegen-standers achter zich te houden, krijgt zijn kont hoog- dan wel laagstaande kwalifica-ties, afhankelijk bij wie de bal vervolgens terechtkomt. Johnny Heitinga die tegen RKC met zijn schampschot in eigen doel het kampioenschap voor Ajax verknalde werd tegen Sparta aangemoedigd met: Schieten, lángs Stekelenburg!.

Aan de zang doe ik maar sporadisch mee. Die haalt het ook niet bij die in de kerk. Het glorialied ‘De herdertjes lagen bij nachte…. Daaaar hoorden ze engelen zingen: Ajax, Ajax’ ervaar ik allang niet meer als een belediging van mijn kindergeloof. Ik hoor het ook niet hautain aan vanuit mijn geloofszekerheid ‘ze weten niet beter’. Eerder vind ik het jammer, dat het melodisch zo slecht gezongen wordt door al die duizenden. In een dienst in een bejaardentehuis met een handvol ouderen klinkt het beter. Vanuit mijn professie zegt het me daarom wel wat: zingen moet je leren! De kerkdienst is daarvoor voor jan en alleman niet de slechtste leerschool.

Maar het leerzaamst voor het leven van alle dag vind ik de onderlinge commentaren na een verloren wedstrijd. Mij als een eenling meebewegend in de stroom van teleur-gestelde voetgangers van Arena naar station Duivendrecht houd ik dan mijn slechter horende oren zo wijd mogelijk open. Nu eens bij een paar ouderen die al ver voor mijn tijd zich in Ajax verlustigden en dan weer bij een paar ingehaalde, jonge vaders met hun schoffies. Waarom de oren wijd open? Om al die berekeningen die er met het oog op de nabije toekomst gemaakt worden over onze kansen. Want natuurlijk deze wedstrijd hadden we moeten winnen, maar als volgende week PSV bij Twente een paar punten laat vallen en AZ het niet redt tegen FC Utrecht dan hebben we het over drie weken tegen PSV weer in eigen hand. En Ronald Koeman blijft als coach ook afhankelijk van een paar buitenlandse sterspelers. Als die door bijvoorbeeld We-sley Sneyder en Ryan Babel en niet te vergeten Henk Stam uitgeschakeld worden, blijft er hoop op een goed eindresultaat. Die redeneringen – geloof in eigen kracht, hoop op de misstap van anderen en liefde om het spel te dicteren– zijn niet helemaal bijbels, voor een orthodox denkende zelfs helemaal niet bijbels maar helpen ook mij om me uit het tijdelijk tranendal omhoog te trekken.

Vandaag, op de dag van de arbeid, na een heerlijke Koninginnedag op een oran-jesloep in de Amsterdamse grachten, is de droefenis inderdaad geluwd. Nog niet he-lemaal voorbij, maar ik kan nu oprecht zeggen: ’t kampioenschap zou ook niet echt verdiend geweest zijn. Zoveel punten laten liggen in het najaarsseizoen en dan die blunder van een paar weken geleden tegen dat roomse RKC. De jongens uit Alkmaar had ik het nog wel gegund, Louis van Gaal niet. Wat een eigengereide blaaskaak! Leeft van de kritiek op anderen, maar als ie zelf onder vuur komt te liggen wordt ie venijnig. Kon ook niet de sportiviteit opbrengen zijn collega van PSV in het open-baar te feliciteren. Om hém de mond te snoeren moeten wíj nu de bekerfinale win-nen! Met PSV onder Guus Hiddink had ik geen enkele moeite. Rustige trainer, geen kapsones. Bovendien: ook Achterhoeker. Net als Nout Wellink. Als we ‘t alle drie nog voor het zeggen zouden hebben, zou Nederland er sportief, financieel en religieus nog veel beter voorstaan.

’t Is vandaag ook precies een week geleden dat me opnieuw werd bericht dat bij géén reactie AFC Ajax gebruik zou maken van de machtiging voor mij een eigen stoel te reserveren voor seizoen 2007/2008. Daarbij kreeg ik een mooie poster meegestuurd met een stralende Klaas Jan Huntelaar op een rode achtergrond. Daaronder de woor-den in witte letters: Ik juich rood. Ik juich wit. Ik ben Ajacied. Mijnerzijds kan ik het maar niet over mijn hart verkrijgen te reageren. Na die gedenkwaardige week, die dus begon met het nieuws dat de grote Ajax-sponsor voor een groot transferbedrag gekocht zou worden door een Engelse financiële club en die op de zevende dag van de seculiere week – ‘de Sabbath is een geschenk van Israël aan de wereld’ (Over-bosch) – zo teleurstellend eindigde, troost het mij dat de Superboeren uit Doetinchem volgend seizoen ook weer in de Arena mogen spelen. Want die zijn wél kampioen geworden. Winst lijkt ook, dat het volgend seizoen de telefoongesprekken op zon-dagavond met mijn broer in Winterswijk nog aan levendigheid zullen gaan winnen.

Henk Lensink