Latour in de polders

Kan een Parlement der Dingen helpen in de stikstofcrisis?

Net voor de zomer waren mijn collega filosofie-docent en ik met onze VWO4 filosofieklas op de Eemlandhoeve in Bunschoten. We hebben daar op de boerderij een ‘Parlement der Dingen’ over de stikstofcrisis gedaan. Dat zouden meer mensen moeten doen, of het de stikstofcrisis oplost, weet ik niet, maar dat het leidt tot meer begrip en inzicht in de complexiteit van het probleem is zeker.

In dit artikel wil ik eerst kort de geschiedenis van de landbouw in Nederland schetsen vanuit mijn eigen verhaal als boerendochter en eerste generatie academisch geschoolde. Vervolgens vertel ik iets over de Eemlandhoeve waar filosoof boer Jan Huijgen al dertig jaar laat zien hoe het ook anders kan. Ten slotte kom ik bij Bruno Latour en zijn Parlement der Dingen. Hiermee hoop ik te laten zien waar het stikstofprobleem vandaan komt en wat volgens mij een weg uit de crisis zou kunnen zijn.

Schaalvergroting, melkplas en mestquotum

Om beter te begrijpen waarom de boeren in Nederland al een hele tijd boos zijn, nam Arjen Lubach in zijn Avondshow op 20 september jl. een duik in het boerendossier. Kijk die aflevering terug als je een snel overzicht wilt van wat vooraf ging aan de huidige stikstofcrisis vanuit het perspectief van een veehouder. Een deel van die geschiedenis heb ik van dichtbij meegemaakt.

Na de Tweede Wereldoorlog is het begrijpelijk dat landbouwminister Mansholt volop inzet op ‘nooit meer honger’. Voor veel kleine boeren betekent dat de eerste schaalvergroting. Die eerste schaalvergroting in de jaren ’50 wordt gevolgd door de ruilverkaveling in de jaren ’60 en ’70. Mijn vader was er trots op dat hij in 1970, het jaar dat mijn zus geboren werd, de eerste ligboxenstal in de buurt bouwde. Dat is een stal waar koeien niet meer vaststaan, maar rond kunnen lopen. Minister van Landbouw Sicco Mansholt, inmiddels landbouwcommissaris in de EU, zorgt ervoor dat boeren minimumprijzen voor hun landbouwproducten krijgen. Hoeveel je ook produceert, je kunt het altijd voor een goede prijs verkopen. Uiteindelijk leidt dit in de jaren ’70 en ’80 tot boterbergen, melkplassen en een wijnzee. Wie in de jaren ’80 op de lagere school zat, kent vast de schoolmelk en de bijbehorende campagnes voor meer melkconsumptie nog. Als dat de boterberg en melkplas niet doet slinken, wordt tenslotte in de jaren ’80 de superheffing ingesteld, om de productie te beperken. Elke boer krijgt een melkquotum. Als je meer produceert dan het toegewezen quotum, moet je per meer geproduceerde liter extra belasting betalen. Mijn ouders hadden ‘geluk’ doordat het quotum gebaseerd was op een bepaald peiljaar; in dat jaar hadden ze veel gemolken, dus het quotum dat zij toegewezen kregen was vrij ruim. Een oom van me had minder geluk. Hij had in het peiljaar net een ongeluk gehad en niets gemolken, dus hij kreeg geen melkquotum. Met een paar andere boeren heeft hij dat tot het Europese Hof uitgeprocedeerd. Na tientallen jaren kreeg hij gelijk. Toen was hij al lang een ander bedrijf begonnen.

Na de superheffing volgt in 1987 meteen de mestheffing. Elke boerderij krijgt een maximum hoeveelheid mest die je als bedrijf mag produceren. Elke boer moet een mestadministratie gaan bijhouden, waarin precies aangegeven wordt hoeveel mest je produceert. In 1992 volgt de MacSharry hervorming, die inhoudt dat de prijzen van veel landbouwproducten worden verlaagd. Ter compensatie krijgen melkveehouders subsidie per koe. Deze maatregelen zorgen er samen voor dat mijn moeder, toen mijn vader in 1993 overleed, een heel aardig pensioen had, omdat ze zowel het melk- als het mestquotum kon verkopen aan de buurmannen die wilden uitbreiden.

Dan volgt het uitrijverbod van mest. Mest mag niet meer over het land uitgereden worden, maar moet worden geïnjecteerd. Daarvoor moet nieuw materieel aangeschaft of gehuurd worden. In 1997 volgt de varkenswet die bepaalt dat de varkensstapel kleiner moet. In datzelfde jaar breekt er in Nederland voor het eerst varkenspest uit. In 2015 wordt de superheffing afgeschaft en komt er een einde aan de melkquota. Veel boeren nemen de kans waar om uit te breiden, vaak met overheidssubsidie of een lening, soms allebei. Binnen drie maanden komt de overheid met het fosfaatreductieplan, omdat dan al blijkt dat er na het afschaffen van de superheffing te veel mest geproduceerd wordt. Deze nieuwe wet heeft de uitstoot van 2015 als uitgangspunt. Dat betekent dat boeren die net uitgebreid hebben, hun stallen niet volledig kunnen bezetten. De lening bij de bank blijft even hoog. In mei 2019 bepaalt de rechter dat de overheid zich aan de stikstofregels van de EU moet houden. Daardoor wordt een heel aantal vergunningen ingetrokken.

Brede boer

Ik heb geen omgekeerde vlag hangen, of een zakdoek aan mijn fiets. Tegelijkertijd begrijp ik wel iets van de wanhoop van de boeren. De vraag ‘hoe dan wel?’ en ‘hoe nu verder?’ vind ik volkomen terecht. Ook vind ik het vreemd dat het lijkt alsof het stikstofprobleem dat door de hele industrie ontstaan is, door individuele boeren opgelost moet worden. Wat is de rol van de grote spelers als Friesland Campina, De Heus en andere diervoederfabrikanten of de Rabobank in dit dossier?

Jan Huijgen, boer en filosoof op de Eemlandhoeve in Bunschoten laat al dertig jaar zien hoe het ook anders kan. Hij was één van de eerste ‘brede’ boeren in Nederland, boeren die op hun landbouwbedrijf ook andere dingen gingen doen. Omdat ze zagen dat verder intensiveren zou leiden tot uitputting van de bodem, kozen ze voor verbreding van hun bedrijf met bijvoorbeeld een zorgboerderij, vergaderlocatie, moestuin, kaasmakerij of camping. Inmiddels is multifunctionele landbouw één van de manieren om als boer geld te verdienen. Jan Huijgen is de enige Nederlander die de Mansholtprijs gewonnen heeft voor een opnieuw vormgeven van de agricultuur. Dat betekent voor hem: zorg voor bodem, biodiversiteit, landschap en voedseldiversiteit. Herstel van de regionale voedselcultuur is een belangrijke doelstelling van al het werk dat door de medewerkers op de Eemlandhoeve gedaan wordt. Verbinding is een belangrijk begrip voor boer Jan. Verbinding tussen creatie en creator, tussen boer en burger, tussen stad en land, de grote en de brede boer. Op de Eemlandhoeve kunnen burgers zien waar hun eten vandaan komt, kunnen boeren komen loeren om te ontdekken hoe ze natuur-inclusief kunnen boeren en wat het op kan leveren als ze verbreden in plaats van intensiveren.

Spreekrecht voor niet-mensen

Toen we als docenten filosofie op een middelbare school met de vierde klassen naar de Eemlandhoeve gingen, voelde het logisch om daar een Parlement der Dingen te ‘spelen’. Wie het werk van de op 9 oktober jl. overleden filosoof Bruno Latour kent, ziet overeenkomsten tussen het denken van de Franse filosoof en de inspiratie van Jan Huijgen.

Eén van de problemen die Latour in zijn essay ‘Wachten op Gaia’ noemt, is dat de kloof tussen de grootsheid van de natuur en de machteloze mens met veel eerbied is bezongen, terwijl de gigantische invloed die ons handelen als mensen heeft op de wereld waarin wij leven en het gebrek aan besef van wat we collectief hebben aangericht langzaam door lijkt te dringen. Hij noemt het tijdperk waarin we leven daarom ook wel ‘antropoceen’, het tijdperk van de mens.

Latour probeert boven het subject-object schema dat in de geschiedenis van de filosofie centraal stond uit te stijgen. De mens is in zijn ogen geen subject dat de wereld als object naar zijn hand kan zetten. Wij mensen geven niet alleen onze omgeving vorm, onze omgeving vormt ons ook. Het besef dat wij als aardlingen verbonden zijn met de aarde is cruciaal. De mens is deel van het geheel, wij zijn ook afhankelijk van de wereld waarop we wonen. Dat is ook wat Jan Huijgen bedoelt als hij zegt dat wij als schepsels (creaties) verbonden zijn met schepping en de schepper (creator) of dat we stof zijn en tot stof zullen weerkeren, om de Prediker te citeren. Wij staan als mensen niet boven de wereld, maar zijn er deel van. Daarom is het volgens Latour van levensbelang dat er een politiek lichaam bestaat dat ‘wij’ kan zeggen. Want “Hoe kunnen ‘wij’ het zijn die ‘dit alles’ hebben aangericht, aangezien er geen politiek, geen moreel, geen voelend lichaam is dat ‘wij’ kan zeggen, (…)””(p. 49) Dat politieke lichaam kan gerealiseerd worden door wat hij een ‘Parlement der Dingen’ noemt.

In politiek en bestuur zoals dat op dit moment georganiseerd is, worden, volgens Latour, alle niet-mensen uitgesloten. Dingen, dieren, en andere niet-mensen hebben in tegenstelling tot minderheden, geen stem. De uitgeslotenen zijn daardoor afwezig in politiek en bestuur. In het huidige stikstofdebat is bijvoorbeeld grondwater afwezig. Dat wordt door niemand gerepresenteerd en heeft dus geen stem in het politieke debat. De huidige ecologische realiteit dwingt ons volgens Latour om de bestaande relatie tussen wetenschap, politiek en bestuur te heroverwegen. Daarom pleit hij voor een Parlement der Dingen. Daarmee worden ook alle niet-mensen vertegenwoordigd die nu buiten de politiek vallen. Het Parlement der Dingen is geen toevoeging aan wat al bestaat, het legt ‘slechts’ rekening af van wat al onder ons leeft. “Dit parlement verleent aan de dingen het privilege van vertegenwoordiging, van het democratische debat en van het recht.” (p.25) Met het Parlement der Dingen krijgen niet-menselijke actoren woorden die hun eigen praktijk beschrijven.

Het Parlement der Dingen is geen wondermiddel. Het is een manier om zichtbaar te maken wat het betekent dat wij mensen als actor ook onderdeel een netwerk zijn dat we beïnvloeden en waardoor we beïnvloed worden, net als alle andere actanten, zoals Latour ze noemt. Door het ‘naspelen’ van een Parlement der Dingen werden onze V4 leerlingen zich bewust van de vele actoren in het stikstofdebat, van de verschillende belangen en diverse invalshoeken en hoe moeilijk het is om te komen tot een oplossing die recht doet aan alle belanghebbenden. Het belangrijkste inzicht lijkt me nog wel dat wat we ook doen, het invloed heeft op ons allemaal, sterker, dat ons voortbestaan als mens samenhangt met het voortbestaan van andere levensvormen, zoals schoon water.

Desiree Berendsen

Dr. D.J. Berendsen is filosoof en theoloog en werkt als docent op een Amersfoortse middelbare school

 

Bruno Latour, Het Parlement van de Dingen, Over Gaia en de representatie van niet-mensen, Amsterdam: Boom, 2020

Eemlandhoeve: www.eemlandhoeve.nl