Korczak, drager van kinderen

logo-idW-oud

 

KORCZAK, DRAGER VAN KINDEREN

In het Museum het Catharijneconvent in Utrecht staat een enorm groot middeleeuws beeld van de heilige Christofoor met het Christuskind op zijn schouder. Het kind is een glimlachend oudachtig mannetje, bepaald geen baby. Volgens mijn man lijkt Christoffel op Luther. De zegenende vingers van het kind zijn helaas afgebroken. De legende van Christofoor, ‘Christusdrager’, is bekend. Nico ter Linden heeft er jaren geleden nog een aardig boekje over geschre-ven.

Christofoor zou een grote, domme man geweest zijn, een echte dommekracht. Hij wil alleen de sterkste ter wereld dienen. Hij dient eerst de koning, maar die blijkt bang te zijn voor de duivel. Daarom gaat hij de duivel dienen, maar die deinst terug voor het kruis van Christus dat hem voorgehouden wordt. Dan ontmoet hij een kluizenaar die zegt dat hij moet vasten en bidden om Christus te kunnen ontmoeten. Maar dat is te veel voor hem, zegt hij, want vasten ‘kan ik gewoon niet’ en van bidden weet hij niet hoe dat moet. Hij gaat Christus op zijn eigen manier dienen: met zijn grote postuur, want je moet niet doen waar anderen goed in zijn, maar waar jezelf goed in bent. Hij draagt de mensen naar de overkant van een rivier waarvan de brug is weggeslagen. Als hij dat lange tijd gedaan heeft, hoort hij een stem die hem roept, maar hij ziet niemand. Pas als hij voor de derde keer die stem hoort ziet hij een kindje aan de oever van de rivier zitten, dat vraagt hem naar de overkant te dragen. ‘Christoffel, comet uut ende draecht mi over!’ Hij neemt het op zijn schouders, maar het kind wordt zwaarder en zwaarder. Christoffel gaat er bijna onderdoor, maar bereikt tenslotte toch de overkant, door het doodswater heen. Het kind blijkt Christus te zijn. De naam van de reus wordt Christofoor.
Christoffel heeft niet alleen het kind gedragen, maar ook ‘degene die de wereld maakte.’ De uitleg is ook wel dat het kind zo zwaar is, omdat het het lam Gods is, dat de zondenlast van de wereld draagt. Als hij Christus eenmaal heeft gedragen is elke volgende last licht voor hem.

Janus Korczak

Ook nu nog zijn er reuzen, mensen die boven anderen uitsteken. Zij gaan door het water van nood en dood en banen onverschrokken een weg voor anderen. Zij hebben geen ontzag voor hooghartige autoriteiten, ‘koning’ of ‘duivel’ – boze machten en tegenkrachten. Het zijn de mensen die er voor anderen willen zijn, die willen ‘dienen’, die anderen dragen of helpen dragen, en dan in het bijzonder kinderen. Die mensen zijn Christoforen, Christusdragers. Zij nemen het op voor anderen en zij nemen anderen op. Zij doen ‘meer dan het gewone’.

Mensen die kinderen willen dragen groeien boven zichzelf uit, zij worden groot genoeg om een kind te torsen, een zware taak. Maar het kind dat door hen gedragen wil worden, maakt hen ook groter.

In de tweede wereldoorlog was Janusz Korczak zo’n Christofoor, een drager van kinderen. Hij stak met kop en schouders boven zijn tijdgenoten uit in zijn methoden van opvoeden, omdat hij zich klein maakte als de kinderen en hen hoog achtte. Hij had respect voor het eigene van ieder kind.

Janusz Korczak was het pseudoniem van Henryk Goldszmit, een joodse kinderarts en pedagoog, geboren in War-schau in 1878 en vermoord in Treblinka in 1942.

Zijn vader was advocaat. Deze moest worden opgenomen in een psychiatrische inrichting en overleed toen zijn zoon achttien jaar was. Zijn moeder was afstandelijk, dus koel, en moraliserend.

Na de dood van zijn vader werd Henryk broodwinner voor zijn moeder, zijn zusjes en zijn oma. Hij werkte zich kapot. Hij studeerde medicijnen en schreef, om geld te verdienen, voor Poolse kranten. Hij had zijn leven lang last van de-pressies en was bang dat hij erfelijk belast was met de geestesziekte van zijn vader.

Hij stichtte een weeshuis, waarin de kinderen een eigen parlement hadden, een gerechtshof en een krant. En hij schreef. Zijn eerste en belangrijkste boek heette: ‘Hoe houd je van een kind’. Het kind heeft recht op respect. Het moet worden beschermd tegen willekeur van de opvoeder. Zijn vrijheid, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid moe-ten hem niet worden ontnomen.

Je mag als opvoeder niet bezitterig zijn. Het kind is niet je eigendom. Je moet niet blind zijn. En je moet het kind niet onderschatten. De volwassene moet een partner zijn, geen oppasser. Ook moet je respect hebben voor de onwe-tendheid, de leergierigheid en het bezit van het kind.

Korzcak beklemtoont sterk het belang van spel en feesten, fantasie, humor en zorg voor elkaar. In zijn weeshuis wer-den de oudere kinderen mentor van een jongere.

Hij sprak, beïnvloed door Marx en het socialisme, over ‘het proletariaat op kleine voeten’.

Enkele citaten, die nog steeds van toepassing zijn:

Sommige opvoeders zijn ziekelijk achterdochtig. Het kind heeft nauwelijks leefruimte, wat een beklemming!

Oppassen, geen moment uit het oog verliezen! Niet aan zichzelf overlaten. Het kind kan vallen, zich stoten, pijn doen, vuil maken, iets morsen, scheuren, breken, vergeten of verliezen, met lucifers spelen of een dief in huis laten. Het kan zichzelf en ons schade berokkenen en zichzelf, ons en zijn speelgoed kapot maken!
Een deur, het kind zal zijn vinger klemmen; een raam – het gaat eruit hangen en valt – een pit van een vrucht, daar kan het in stikken; een stoel kan op hem vallen; met een mes kan het zich snijden, met een stokje kan het zich een oog uitsteken, een doosje oprapen: vies! Vuur – het kan zich branden. Je breekt je arm, wordt overreden, door een hond gebeten. Eet geen pruimen, drink geen water, loop niet op blote voeten, ga niet rennen in de zon, doe je jas dicht, je sjaal om.

Deze overbezorgdheid verpest de levens van kinderen.

Korczak had jarenlang een eigen, heel bekend radioprogramma over opvoeding, totdat hij er in 1936 mee moest op-houden, omdat hij een jood was.

In 1940 werd zijn, inmiddels joodse, weeshuis gedwongen naar het getto van Warschau te verhuizen. In 1942 kwamen Duitse soldaten de 192 kinderen ophalen. Hij hoefde niet mee te gaan, maar hij liet zijn kinderen niet in de steek.

Hij ging met hen de trein in. Allen zijn in Treblinka vermoord.

In zijn dagboek schreef hij en daarin lijkt hij op Christofoor: ‘Mijn leven is moeilijk maar interessant geweest. In mijn jeugd heb ik God juist daarom gevraagd “God, geef me een zwaar leven, maar laat het mooi en rijk zijn en hoog mik-ken.”’

Ik vind zijn opvatting van pedagogie buitengewoon boeiend. Je moet kinderen vertrouwen en in hun waarde laten en beslist niet door overbezorgdheid verstikken. In vrijheid bloeien ze op.
Juist door kinderen hoog te achten heeft Korzcak hen, als Christofoor, gedragen. Hij steeg daardoor boven zichzelf uit en gaf zelfs zijn leven voor hen.

Laura Reedijk-Boersma

Nico ter Linden, De heilige Christophorus, 1993; Janus Korczak, Hoe houd je van een kind, 1984; Joop Berding, Kinderen zijn al groot. Werken met kinderen volgens Janusz Korczak, 1995