Zomaar wat (kwaliteit)
ZOMAAR WAT (Kwaliteit)
Iets van goede kwaliteit verheugt het hart of het nu een preek, een film of een tv-uitzending betreft, maar vaak is middelmatigheid troef.
Bij preken ben ik mild in mijn oordeel, want ik weet hoe moeilijk het is recht te doen aan tekst, tijd en gemeente. Het is een hoge kunst, die veel inspanning vraagt en ook een vleugje inspiratie. Het eerste mag men van de voorganger verwachten, het tweede is niet af te dwingen. Toch moet die arme predikant (haast) elke week weer.
Mankeert het veel preken niet aan theologische kennis en exegetische kundigheid? Dan is een zwak betoogje of verhaaltje haast het onvermijdelijke resultaat. Persoonlijke visies en opvattingen komen maar zelden boven de middelmaat uit. We zullen moeten putten uit de bron van de Schrift en uit de schatten van de traditie.
Nogmaals: ik wil mild en begripvol zijn, maar dat de openbaring altijd een openbaring en genade altijd verrassend, althans nooit vanzelfsprekend is, valt niet uit elke preek op te maken.
Bij films ben ik kritischer. Ik zie er per jaar niet veel minder dan dat ik preken hoor (de mijne niet meegerekend), maar ook daar word ik niet altijd gesterkt en gesticht in mijn levensmoed en mijn levensvreugde. Doen de cineasten het zo veel beter dan de predikanten? Het métier is misschien nog veeleisender en moeilijker dan dat van de predikant, maar hun staan ook meer middelen, tijd en geld ter beschikking om er iets goeds van te maken. Dat lukt toch eigenlijk maar sporadisch. Of ben ik hier een beetje blasé? Sinds ‘Die letzte Tage von Sophie Scholl’, die ik najaar 2005 zag en signaleerde in deze rubriek, heb ik weinig gezien dat me wat deed en me is bijgebleven. Ja, ‘Zwartboek’ van Paul Verhoef als een wanproduct, een nauwelijks veredelde wild-west, schandalig dat die in de prijzen viel op het Nederlandse filmfestival afgelopen zomer. Verreweg de beste film van de laatste tijd vond ik ‘La tourneuse de pages’ van Denis Dercourt. Niet dat je het leven nieuw omhelst na deze film, maar artistiek en ambachtelijk is hij voortreffelijk. Spannend van begin tot eind en met een onthutsend slot. Superieur van kwaliteit.
Dan de TV. Ik kijk vooral ‘s avonds na tienen, ook omdat er eerder op de dag doorgaans louter middelmatigheid en banaliteit aan het oog voorbijtrekt, zowel qua inhoud als qua vorm. Het liefst zie ik nog sport: schaatsen, fietsen, tennis en ook wel voetbal. Dat goed in beeld brengen is zeker ook een vak. Het is spannend, mooi en een enkele keer ontroerend. De sportende mens is misschien de mens op zijn mooist, glorieus en gracieus. Hij mag gezien en toegejuicht worden. Ik moest bijna huilen toen die Tsjechische schaatster Martina Sablikova op het EK het wereldrecord op de 5000 van Gunda Niemann op buitenijs in één keer met zeven seconden verbeterde, Renate Groenewold tien seconden (een ‘lichtjaar’, heet dat) achter zich liet en Ireen Wust het kampioenschap ontfutselde vanuit een onmogelijke achterstand.
Ik was erbij en het blijft je bij. Van veel TV-uitzendingen kun je dat laatste bepaald niet zeggen. Ze verzinken snel in de vergetelheid, als veel films, als veel preken.
Rens Kopmels