Een voorschot

logo-idW-oud

Een voorschot

Met verwondering en genoegen, las ik de kritische meditatie van W.M. Dekker in het vorige nummer van In de Waagschaal. Verrast door de creatieve verbinding van de psalm aan de actualiteit, maar ook lichtelijk verbaasd over de manier waarop de verbinding tot stand komt.

De meditatie van Dekker, met wie ik ook in seminarietijd weleens een stevig debatje heb gevoerd, daagde mij uit een aantal vragen te stellen bij zijn lezing van psalm 75 en wat hij daaruit concludeert voor de huidige maatschappelijke crisis. Daarvoor begin ik bij het einde, want daar zit naar mijn idee de crux.

In zijn meditatie eindigt hij met de op Christus’ lichaam gespijkerde tekst, die het evangelie volgens hem samenvat. Een brief die ik niet terugvind in het Nieuwe Testament en waarbij had mogen worden aangetekend, dat dit éen versie is van een mogelijke brief, terwijl er natuurlijk allerlei andere brieven te schrijven zijn. ‘Het’ evangelie is alleen al vanwege de pluriformiteit van het ons voorhanden materiaal in het Nieuwe Testament nauwelijks in één one-liner te formuleren, maar om Dekkers betoog tot zijn recht te laten komen volg ik hem in zijn opvatting van de kern van dat evangelie.

Daarin staat centraal dat wij ‘allen tezamen goddelozen zijn’ en dat God de enige bevoegde rechter is. Dat impliceert een opschorting van ons eigen oordeel, omdat we allemaal goddelozen zijn. Ik kan daarom ook moeilijk begrijpen dat hij vervolgens pleit voor een duidelijk onderscheid tussen rechtvaardigen en goddelozen. Uiteraard is er in de Schrift een onderscheid aan te wijzen tussen goed en kwaad, licht en donker, rechtvaardig en goddeloos. Maar kunnen wij dat onderscheid wel maken? Het oordeel over dat onderscheid was toch aan God voorbehouden! Met Dekker wil ik graag beamen dat het laatste woord aan God is. Ik verzoek Dekker om die ruimte dan ook echt vrij te laten, in plaats alvast te starten met inkleuren van eigen beelden van goddelozen en rechtvaardigen. Want Dekker laat eerder al merken, dat hij wel weet wie goddeloos zijn: Van Gogh, en zijn moordenaar evenzeer. Wat mij betreft neemt hij een (te) flink voorschot op het oordeel Gods dat, zoals Dekker betoogt, aan God zelf is. Deze denktrant bevordert een gepolariseerd wij-zij denken waar het maatschappelijk debat mijns inziens helemaal niet bij gebaat is.

Dekker loopt dus in mijn optiek vast in zijn eigen wens om een oordeel op te schorten. Hij voelt, net als zovelen, wel degelijk de behoefte om zich uit te spreken. Mijns inziens is dat ook legitiem, ja zelfs noodzakelijk om vanuit wat ons aan christelijke bronnen is overgeleverd te mediteren op de actualiteit. Echter, dan moet het startpunt niet zijn een voorschot op een oordeel van Godswege. Het startpunt mag wat mij betreft de hele pluriforme, rijke traditie die ons in de bijbel overgeleverd is, zijn, niet gelijk dichtgesmeerd met christocentrische dogmatiek. Ik kan me dan voorstellen dat er een heel aantal andere gedachten opborrelt.

Beperkt men zich bij het lezen van de bijbel niet tot psalmen en de fictieve brief die Dekker formuleerde, maar kijkt men bijvoorbeeld ook naar wat de evangeliën laten zien over Jezus’ levensloop, dan komt aan het licht dat Jezus zich niet altijd wat aantrok van wie goddeloos en rechtvaardig was. Hij was de mens van de omkering van de maatschappelijke verhoudingen, Hij zocht de marginalen op. Dit leidde er waarschijnlijk toe dat Hij juist voor de ‘goddelozen’ de Messias kon worden. Voor ons mag dit gegeven uit de Schrift een oranjelicht zijn, om vroegtijdig te wijzen naar wie ‘binnen’ en wie ‘buiten’ de kring valt. Daarmee wil ik uiteraard niet betogen dat Mohammed B.’s of Van Gogh’s daden goed te praten zijn. Het is eerder de consequentie van Dekkers eigen les uit psalm 75, dat het oordeel aan God is, en niet aan ons.

Intussen laat de evangelische overlevering nog iets anders zien. Jezus trok zijn lijnen van ‘binnen’ en ‘buiten’ waarschijnlijk niet met maatstaven op grond van geloofsovertuiging, ras of sekse. Ook dat is onderdeel van het revolutionaire nieuws, dat Hij, toen Hem gevraagd was wat de kern was van de joodse traditie, antwoordde met de twee geboden ‘God liefhebben’ en ‘de naaste liefhebben gelijk jezelf’. Wie liefheeft, staat binnen de cirkel, en minder belangrijk is, je afkomst, je ras, je geschiedenis. Jezus verwoordde zo de kern van zijn eigen joodse overlevering, die mag gelden als een samenvatting van de tien geboden. Deze geboden waren bedoeld, om het, -tot aan het oordeel Gods- uit te houden, ook hier en nu, met elkaar. Ze zijn de basis geworden van onze westerse humane beschaving, uiteraard niet los van aantal andere pijlers. Door zowel het Oude als het Nieuwe Testament heen, loopt die rode draad van God liefhebben én die ander als jezelve. Ik ben er van overtuigd dat ook nu deze lijn van gerechtigheid en humane omgang met elkaar, ons handvatten kan geven om als samenleving te bepalen wat nog wel en wat niet meer acceptabel is. Vanuit die invalshoek kan men tot de gedachte komen, dat de aanwending van het vrije woord door Van Gogh, weinig aan humaan samenleven heeft toegevoegd, zo er niet een en ander van afgedaan. Nog veel sterker geldt dat uiteraard voor de daad van Mohammed B,.die gespeend is van enig besef van humaniteit. Deze uitspraak doe ik echter op basis van de ons gegeven geboden, om ons er voor te behoeden dat wij vroegtijdig bepalen wie goddeloos is en wie rechtvaardig is.

Dan zou ik nog in willen gaan op een heel ander aspect van Dekkers betoog. Hij schrijft aan het begin als een vanzelfsprekendheid dat er uit het eigen hart niets goeds opborrelt, al het goede mogen we van Buiten verwachten. Mijns inziens regeert hier een misverstand, namelijk dat in de psalmen en wellicht in de hele Schrift de mens niet als bron van leven wordt gezien. Die aanname heeft een oude papieren, maar er zijn gelukkig nog ook andere mensbeelden te formuleren op basis van de Schrift. Aan de basis van onze existentie staat dat God de mens als evenbeeld geschapen heeft (Gen 1:27: En God schiep de mens als zijn beeld, als het beeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk, schiep hij hen-vertaling KBS 1995). Ook na de zogenaamde zondeval in Genesis 3 spreekt God weliswaar een vloek uit (Gen 3:14 e.v.) maar geeft de mens toch nog een toekomst. Al is het maar door Eva, moeder van alle levenden (Gen 3:20). Ook verderop in het Oude Testament zijn sporen te zien van een mensbeeld waarbij de mens wel degelijk mogelijkheden gegeven zijn te komen tot een goed en rechtvaardig leven. Zo zegt Mozes vlak voor hij zijn fakkel overdraagt aan Jozua (Deut: 30:8 ‘De geboden die ik u vandaag geef, zijn niet te zwaar voor u en zij liggen niet buiten uw bereik. (..) Nee, het woord is dichtbij u, in uw mond en in uw hart. U kunt het dus volbrengen’ vertaling KBS 1995). In het hart ligt de kiem, het aanknopingspunt voor het volbrengen van Gods gebod.

Ook in de traditie van de psalmen, door Dekker geliefd, is de mens lang niet altijd een door en door slecht wezen, van wie men nooit iets verwachte mag, zo getuigt psalm 8:5 e.v

“Wat is dan de sterveling dat U aan hem denkt,

het mensenkind dat U naar hem omziet?

U hebt hem bijna een god gemaakt,

hem gekroond met glans en glorie,

hem toevertrouwd het werk van uw handen,

en alles aan zijn voeten gelegd (NBV)”

Over het algemeen, bijvoorbeeld in de genoemde Deuteronomium passage, is het mens-zijn niet zonder meer vervuld of per definitie goed, want de vervulling van het bestaan houdt verband met dat rechtvaardige leven, maar er is naar mijn inschatting onvoldoende grond om het om te keren en aan te nemen dat van de mens niets dan slechts te verwachten is. Terugkerend naar de maatschappelijke crisis waar Dekker zich op bezint, mag dat een lichtpunt heten. Als we de ruimte voor God om zijn werk te doen open laten en gericht zijn, blijven en steeds weer wórden op de kern: God liefhebben, en de ander, is er een uitweg mogelijk. Alleen mogen we geen overmoedig voorschot nemen op het oordeel wie goddeloos is en wie rechtvaardig. Laat dat nu maar aan God over. Als we Hem dat niet meer kunnen toevertrouwen, wie dan nog wel?

Esther Kopmels

Beleidscoördinator Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB