Van Jezus geen beeld en ook geen film maken

logo-idW-oud

 

VAN JEZUS GEEN BEELD EN OOK GEEN FILM MAKEN

AAS heeft in zijn Commentaar in dit nummer al rake kritische opmerkingen geplaatst bij de film van Mel Gibson ‘The passion of the Christ’. Ik kan daar van harte mee instemmen, maar zou daar alleen nog aan willen toevoegen dat elke film die een aanschouwelijk en zogenaamd realistisch beeld van Jezus’ leven en lijden beoogt te geven uiterst dubieus is. A priori moet zulk een film afgewezen worden als middel om Christus ons nabij te brengen. De evangeliën laten het eenvoudig niet toe om van de man Jezus uit Nazareth ons een beeld te vormen. Elke poging tot een biografie van Jezus is mislukt, omdat ze tot mislukken gedoemd was. Daarom ook altijd misplaatst. Rosenstock-Huessy sprak dan liever over de evangeliën als ‘thanatografieën’ van Jezus. Dat is meer ter zake. In Jezus sterft de oude mens en gaat de oude wereld voorbij. ‘Zie, het nieuwe is gekomen. En dit alles is uit God, die door Christus ons met zichzelf verzoend heeft’ (2 Cor. 5: 17,18).

Het christelijk geloof en de christelijke vroomheid moeten dan ook niet vanuit een verkeerde piëteit terug willen naar deze ‘historische Jezus’, hoe verleidelijk dat ook steeds weer blijkt te zijn. Maar deze Jezus is ten tijde van het ontstaan van het Nieuwe Testament al verdwenen in de mist van de verleden tijd en zelfs een pelgrimage naar zijn graf is zinloos, aangezien dit graf leeg is bevonden. De gang van de vrouwen en de discipelen op de Paasmorgen is eenmalig en niet voor herhaling vatbaar. ‘Wat zoekt ge de levende bij de doden?’ (Lucas 24: 5) Naar deze Jezus is ons de pas afgesneden en dat is niet spijtig of betreurenswaardig, maar dat is geheel conform de zaak waarom het gaat. Hem, die niet zichzelf en niet zijn eigen eer zocht, moeten wij nu niet gaan zoeken of eren als was hij een held of een idool. Een lichtend voorbeeld. Zelfs niet een onvergetelijk mens. Zijn onvergetelijkheid ligt , in de wending van ons lot en de wending der tijden, die in en door hem tot stand is gekomen. De apostel Paulus had voor zijn evangelie geen ‘historische Jezus’ nodig en voor Johannes en de synoptici is dat in wezen niet anders. Ook hun verhalen van Jezus staan in het licht van de opstanding van de gekruisigde, in het licht van Pasen.

Jezus komt tot ons, als de levende die leven doet, in het gewaad van zijn evangelie, in woord en verhaal, in het getuigenis van evangelisten en apostelen. Het gaat inderdaad om ‘de Christus der Schriften’ en van die ‘schriftuurlijkheid’ moeten we hem niet willen losmaken. Daar moeten we het mee doen. Het mag wat kras gezegd zijn, maar de Jezus die er ooit was, is voor ons niet van belang en betekenis. Het is toch veelzeggend dat de kerk in haar dogma-vorming en op de hoofdlijn van de dogmatische bezinning in de christologie niet weet van een Jezus van Nazareth, als een kind van zijn tijd, maar Christus ter sprake brengt in de leer van de twee naturen, de drie ambten en de twee staten. Als de drager van de openbaring der verzoening. Elke beeldvorming van zijn leven en ook van zijn lijden is dan niet ter zake. ‘Geleden onder Pontius Pilatus’, dat mag voldoende zijn. En we willen het wel geloven: ‘een spijker is een lelijk ding’ (Gerrit Achterberg). Veel meer hoeven we er niet van te zeggen. De gruwzaamheid van Jezus’ kruisgang, die de film van Gibson schijnt te tonen, besparen de evangeliën ons.

Jezus is gekruisigd. Misschien houdt dat ook in (bepeinst Noordmans) dat de historische persoon voor ons is verbroken in fragmenten en dat de Heilige Geest die ‘uit het zijne neemt’ om die ons te geven, opdat we geloven dat Hij de Redder is. (zie: V. W. II, pag 241). Maar vlees en bloed in hun aanschouwelijkheid (en dat schijnt die film van Gibson in hoge mate te bieden) kunnen ons dat niet openbaren. Dat is een zaak van Woord en Geest. Van geloof en niet van zien, niet van aanschouwen.

We eren Jezus door naar het Woord te horen dat in hem gesproken is. We zoeken Jezus om de weg te gaan die hij gewezen heeft. Want Jezus is de Messias (en daarin onderscheiden van vele valse messiassen) doordat hij één al verwijzing is, van zichzelf weg, naar de naaste naast en tegenover ons, naar de oogst die te velde staat op de akkers van de door hem geïnaugureerde toekomst. Hij is als ‘een lam, een zaad, een weerloos woord, dat wordt in Kanaän gehoord, daar is God vruchtbaar in ons midden’. (Lied 302 uit het Liedboek). Daarom is elk Jezus-monument of (stand)beeld misplaatst, want boven zijn stand en staat (en tegelijk er ver beneden). Geen straat is naar Jezus genoemd en geen mens draagt diens naam, nochtans zullen alle straten en pleinen zijn heerlijkheid weerkaatsen en alle mensenkinderen zijn menselijkheid betuigen.

Maak daarom een film van de mens en het mensenleven en dat met de helderziende ogen van de liefde die hij daarvoor geopend heeft. Dan zullen we hem zien in zijn passie en glorie. Het beeld waarin hij afgebeeld wil worden is de mens. Daarom hoeven we van hem geen beeld te máken. Daar is al in voorzien.

En het lijden van Jezus is maar al te aanschouwelijk in het lijden van de creaturen. Daar ons in te begeven en daar ons om te bekommeren is de weg waarop Jezus ons voorgaat.

Rens Kopmels