Zomaar wat (‘Verliefd op de kerk’)
ZOMAAR WAT (‘Verliefd op de kerk’)
Abeltje Hoogenkamp,
nog in de race voor de wedstrijd ‘Preek van het jaar’, zegt dat zij ‘verliefd op de kerk’ is. Nu, dat mag in de krant; en dat staat er dan ook in: in ‘Trouw’ van 1 mei.
‘Een beetje verliefd’ maakt de redactie ervan in de kop van het artikel. Lijkt me ook wat adequater, want hals over kop verliefd, ‘vom Kopf zum Fuss’, zal toch ook voor Abeltje wat te veel van het goede zijn, vermoed ik. Een zekere reserve zal ze toch wel inbouwen. Dat moet ik haar tenminste aanraden.
Maar ik herken het wel. Zeker. Ook ik had het ongeluk een beetje verliefd te zijn op de gemeente in mijn jonge jaren; alleen de gunstbewijzen harerzijds jegens mij waren wat karig. Dat moet ik er helaas wel bijzeggen en ze werden er in de loop der jaren niet groter op.
Maar ik ben het met Abeltje helemaal eens, als ze zegt: ‘een goede preek is als een liefdesbrief’. Die kan je ‘verlegen en heel gelukkig’ maken. Soms ook doen huilen van vreugde en/of verdriet. Steeds vaker is de kerk voor mij een plaats waar ik tranen pleng die elders geen kans krijgen of zich eenvoudig niet aandienen. Hoeft voor mij ook niet. Maar in de kerk: een woord, een lied, een gebed kunnen ze in me losmaken. Onverhoeds. Je weet niet waarom of vanwaar. Misschien is het toch ook vanwege teleurgestelde of toch ook weer niet teleurgestelde liefde.
De liefde -en dan bepaald de liefde als erotiek!- is aan de samenkomst van de gemeente niet vreemd. De voorganger zij dan ook een minnaar of een minnares. Zo heb ik dat zeker als beginnende predikant beleefd. Hoog op de kansel in de Oude Kerk in Delft, met het ochtendlicht door de gebrandschilderde ramen (boven het graf van Vermeer) en een aandachtige, kleine schare beneden in de grote ruimte. Dat had iets onmiskenbaar erotisch en gelukkig makend. Eerlijkheidshalve moet ik er wel bijzeggen dat de aanwezigheid van enige aantrekkelijke jonge vrouwen uit de studentengemeente daartoe ook bijdroeg. Maar het kan ook in een verpleeghuis of een gewone PKN-gemeente. Het erotische ligt besloten in het paasgeheim waaraan de gemeente deelheeft en in de paasstamelingen die in geen enkele preek helemaal mogen ontbreken. Want Pasen, ja Pasen is een minnefeest. Ach, mochten de kerkgangers alsook de minnenden daar enig besef van hebben. Dat zou het hele leven zo veel mooier, zaliger, vrijer en vrolijker maken.
Abeltje zal bij menigeen de spotlust losmaken, maar ze heeft gelijk: zonder een vleugje (verholen) erotiek in de preek wordt het een toespraak van een vormings- of vakbondsleider. Je weet het wel op den duur. Maar de liefde als minne verveelt niet en nooit. Die blijft, gelijk de agapè. Tot in de komende eeuw (zoals ik in mijn proefschrift al volstrekt overtuigend heb aangetoond).
Rens Kopmels