Over ernst en somberheid

logo-idW-oud

 

OVER ERNST EN SOMBERHEID

 

(reactie op Aart van den Dool)

Zijn wij zo somber, zo zwaar op de hand? Als theologen dan die zich bevinden of begeven in het spoor van Bert ter Schegget? Die indruk die Aart van den Dool ervan kreeg op het symposium van afgelopen november is misschien niet geheel onjuist, maar behoeft wel nuancering.

Laat ik vooral namens mezelf spreken: ik kan niet ontkennen dat ik met een blik op het wereldgebeuren onmogelijk optimistisch of opgewekt kan zijn. Nu mag men van ons verwachten dat we iets verder kijken dan de onheilsberichten, die de media over ons uitstorten en dat we ook oog hebben voor positieve gebeurtenissen en ontwikkelingen. Maar dan nog: massale gewelddadigheid, massief onrecht, uitzichtloze ellende in heden en verleden slaan ons oog en ons hart in de ban. Het raakt de ziel van een mens. Niet zo vreemd dat we er somber en misschien cynisch van worden en alle geloof in de toekomst dreigen te verliezen.

Ik zag dezer dagen de documentaire ‘Stalingrad’, winter 1942/43. De laatste overlevenden en getuigen zijn nog onder ons: alleen al aan Duitse zijde kwamen er van de 300.000 militaren 200.000 om het leven; in een zinloze strijd, in een absurd prestigegevecht tussen Hitler en Stalin; en dan van de resterende 100.000 nog eens 94.000 in Russische krijgsgevangenschap. 2% keerde terug naar huis. Dat zijn de kale getallen, maar achter elk teleenheid staat een menselijk verhaal. Meestal trouwens een nooit verhaald verhaal. Het is Europa, 20-ste eeuw. We mogen het niet vergeten. We moeten het gedenken en het onze kinderen en kleinkinderen vertellen.

Toch mogen we, jà, ook weten van een grens aan de ernst, waarmee we deze verschrikkingen ondergaan. Bieden hier het evangelie en het geloof geen tegenwicht? ‘Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen.’ (Joh. 1: 5). Dat is ons gezegd en dat laat ik me gezeggen. Het behoedt ons voor de volslagen wanhoop. We doen de dingen die onze hand vindt om te doen en de weg, die Van den Dool is gegaan in vakbond en strijd voor gelijkheid, is geen volstrekt zinloze weg. Goed om te horen dat de voormalige leerlingen van de academie De Horst (en van Ter Schegget) de revolutie niet lijdzaam hebben afgewacht, maar de hand aan de ploeg hebben geslagen. Ze hadden geen tijd om somber te zijn! Dat spreekt me erg aan en lijkt me ook juist en ter zake. We moeten waarachtig de somberheid, die zo gemakkelijk in onze ziel kan postvatten, niet gaan cultiveren.

Gebeurde dat nu op dat symposium? Dat dacht ik toch niet. De wereld (en de kerk) moeten we wel ernstig nemen (en dat stemt niet onverdeeld vrolijk), maar tot een algehele somberte hoeft dat niet te leiden. Zo heb ik die dag zeker ook niet ervaren. Eerder als bemoedigend en aanstekelijk. Ook niet zonder enige ‘hilaritas’, (Daar is geen goed Nederlands woord voor, het Duits heeft ‘Heiterkeit’; dat ligt er dichtbij. ‘Blijmoedigheid’ zou misschien kunnen, maar klinkt zo ouderwets en vroompjes.)

Hoe dan ook somberheid en ernst zijn niet hetzelfde. Al moet ik erbij mezelf voor waken die niet gelijk te stellen. Onmogelijk is het ons om de wereld en de wereldgeschiedenis luchthartig te nemen, maar de lach, de humor, de heldere en lichte vrolijkheid mogen niet ontbreken in ons bestaan. Er zijn ons redenen gegeven niet ál te zwaar te tillen aan de zonde en het kwaad in de wereld gunnen we het niet ons de levensvreugde te vergallen.

Als ik terugdenk aan Bert ter Schegget dan vind ik die tweeheid kenmerkend voor hem: de ernst waarmee hij naar de wereld keek en die ter sprake bracht én tegelijk ‘la bonne foi’, waaruit hij leefde. Ik meen hem gekend te hebben als een mens die in wezen leefde ‘op de bonnefooi’, in goed vertrouwen en bij de gratie Gods Ondanks alle verschrikkingen waarvan hij wist en waaronder hij in stilte leed. Hij zou daarbij niet gauw zeggen –daarin toch anders dan Karl Barth- ‘Jesus ist Sieger!’. Dat zou hem te triomfaal geklonken hebben, maar tussen hoop en vrees leefde hij er wel uit. Aan de grenzeloze somberte, de melancholie, zoals hij het vaak noemde, voorbij.

Dat is me van Ter Schegget bijgebleven en ik mag hopen dat daar toch iets van blijft hangen onder hen die zich met zijn nalatenschap bezig houden. Want daarin steekt een antidotum tegen somberheid en mismoedigheid.

Rens Kopmels