Zomaar wat (Of ik ook atheïst ben?)

logo-idW-oud

 

ZOMAAR WAT (Of ik ook atheïst ben?)

Mij is niet gevraagd in de onder predikanten gehouden enquête of ik in het bestaan van God geloofde. Maar wat zou ik geantwoord hebben?

Misschien dit: Ik geloof in de God die geen God is, maar mens – en alleen zo Gód. Ik geloof – overigens niet in mijn eentje, maar in en met de kerk – in Jezus en wat in deze naam besloten is; en daarom in geen godheid of grootheid buiten hem. De ons verhaalde en verkondigde Christus is niet de verheldering of de specificatie van ons godsgeloof, maar de exclusieve bron.

Misschien ook dit: Ik weet mezelf niet competent op die vraag naar het bestaan van God een antwoord te geven en acht het niet uitgesloten dat mijn onvermogen in deze symptomatisch is voor ons aller incompetentie die vraag te beantwoorden. We zijn hier tot agnosticisme veroordeeld. Dit niet-weten is evenwel geen alibi om ons aan de aanspraak en het gebod die uitgaan van Christus en daarmee van in hem geopenbaarde God en de met hem verbonden naaste te onttrekken. Hier valt hoe dan ook een beslissing over de humaniteit van ons bestaan.

Zonder een godloochenend, atheïstisch moment kan ik niet op christelijke wijze geloven. Ik geloof niet in machten en tronen die volstrekte verering en toewijding vereisen en ons leven aldus bepalen. Ik ontzeg hun hun goddelijke aanmatiging. Dat is nogal parmantige taal -want in de praktijk van het leven moet ik er vaak wel aan geloven-, maar ik zeg en kan dat alleen zeggen in het spoor van profeten en apostelen. In dat spoor en dat spoor alleen ben je predikant en kun je je in zekere zin ‘atheïst’ noemen. Soms is dat zeer ter zake. Het percentage had voor mij nog wel een stuk hoger gemogen dan die paar procent. Stel je voor 98 % in plaats van 2%! Dat zou nog eens te denken geven.

Rens Kopmels