‘Kerkachtig’, zei de paus

logo-idW-oud

 

‘KERKACHTIG’, ZEI DE PAUS

Hoewel al enige tijd geleden gedaan, (1) blijft de uitspraak van de paus, dat de Protestantse Kerken ‘kerkachtig’ zijn, voor ons en voor hem van belang. Want noch de Rooms Katholieke Kerk, noch de Oosters Orthodoxe Kerken (die ook in de categorie ‘kerkachtig’ werden geplaatst) noch de Protestantse kerken zullen ooit verder kunnen komen dan ‘kerkachtig’ te zijn. (2)

Het Latijnse woord voor ‘kerk’ is ‘ecclesia’. Dat oorspronkelijk Griekse woord is in de Romaanse talen verbasterd tot ‘église’ (Frans) en ‘iglesia’ (Italiaans). ‘Kerkachtig’ is dan ‘ecclesiole’. Ons woord ‘kerk’ (Engels ‘church’, Duits ‘Kirche’, Deens kirke’) komt van het Griekse bijvoeglijk naamwoord ‘kuriakos’. We herkennen het woord ‘Kurios’, ‘Heer’. In het Tweede Getuigenis is dat Jezus de Christus, onze Heer. En wanneer we ‘kerk’ zeggen, noemen we de Kurios, en ‘kuriakè’ is dan: op die Heer gelijkend, die Heer eigen, ofwel ‘kerkachtig’.

Elke kerk dient zich de vraag te stellen of zij ‘op haar Heer gelijkend’ is of niet. En het geeft blijk van oecumenisch besef, wanneer de ene christelijke geloofsgemeenschap de andere ‘kuriakè’ noemt: kerkachtig., haar Heer gelijkend. Ook de vraag welke de enig ware kerk is, is daaraan ondergeschikt, zo hij al gesteld mag worden.

Wanneer alle kerken willen lijken op hun Heer, wordt het mogelijk dat we elkaar vinden in onze worsteling om precies dát te doen. Bedoelde Simons dit toen hij de uitspraak van de paus oecumenisch noemde? (3) Op de Heer lijken viel Petrus niet mee en Paulus kroop door het oog van de naald. Maar zo leeft de ecclesia kuriakè, d.w.z. de Christelijke Kerk, in elke christelijke ecclesia, ook in de ecclesia catholica romana. Dat was de uitspraak van het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-1965).

Maar wanneer de paus onderscheidt maakt tussen zijn ecclesia en andere ‘kerkachtige’ instituten, om welk onderscheid gaat dat dan? Gaat het hem om de vraag of Christus in al die kerkvormen (de zijne meegerekend) wel ten volle present is? Of zegt hij, dat het ‘ecclesia-karakter’ van de Protestantse kerken en ook van een aantal Orthodoxe kerken uit het Midden Oosten, niet op een lijn gesteld kan worden met het ‘ecclesia-zijn’ van de ecclesia catholica romana en dat van enkele Oosters Orthodoxe kerken, (4) omdat in die Protestantse kerken het sacramenteel priesterschap en de het eucharistisch mysterie anders, dat wil zeggen in de ogen van de Paus onvoldoende functioneren? Welnu, daar is weinig tegen in te brengen en er behoeft ook niets tegen in gebracht te worden. De Protestantse kerken (om het nu verder maar over deze kerken te hebben) noemen zich geen ‘ecclesia catholica’, maar belijden wel hun geloof in een heilige algemene (katholieke) Christelijke Kerk.

Heel belangrijk is het dáárover met elkaar van gedachten te wisselen, dus over de vraag wat ‘kuriakè’, ‘Heer(-ge-)lijk’, ‘kerk-achtig’ inhoudt. De kwalificatie ‘kerkachtig’ betekent in ieder geval, dat de ene Christelijke geloofsgemeenschap in de andere de aanwezigheid van de Heer herkent en erkent en dan niet op een wijze, waarop die Heer zich van deze geloofsgeloofsgemeenschap distantieert, maar op een manier waarop Hij zich met hen verbinden wil. Die aanwezigheid herkent en erkent de romana ook in de Protestantse kerken.

Er is echter sprake van een ‘maar’: Christus is daar wel present maar niet ten volle, omdat – en dat geldt dan met name de Protestantse kerken – het sacramenteel priesterschap en het eucharistisch mysterie niet volledig, niet volkomen is.

In de ecclesia catholica romana zien we echter nog meer cultische vormen veel voller functioneren dan in de Protestantse kerken, zoals het aantal sacramenten en de heiligenverering. En in de context van deze ‘volheid’ staat het begrip ‘protestant’. Die kerken protesteren tegen een te veel. ‘Protestant’ is het epitheton dat deze kerken kenmerkt; een ander woord daarvoor is het begrip ‘hervormd’. Het woord ‘hervormd’ wil zeggen, dat dat protest ook een vorm heeft gekregen. Voor deze kerkgemeenschappen zijn de zaken die de Paus als niet ten volle aanwijst, in de romana te veel! Het sacramenteel priesterschap, zoals dat in de romana wordt gepraktiseerd is gekenmerkt door een te veel. Dat geldt ook voor het eucharistisch mysterie. Die vraag of er in de romana in een aantal opzichten niet van (veel) te veel sprake is, dienen de Protestantse kerken de romana te blijven stellen. En de romana kan niet anders dan aan de Protestantse kerken de vraag voorleggen of er in bepaalde opzichten niet van te weinig sprake is.

Alle – bijna alle – Christenen, die zich rekenen tot een Protestantse geloofsgemeenschap, herkennen en erkennen zich in Christenen die willen behoren tot de ecclesia catholica romana of een Oosters Ortodoxe kerk. Omgekeerd zal dat niet anders zijn. Zij herkennen en erkennen elkaar in het gedoopt zijn. De doop wordt als ‘kat-holiek’, als algemeen geldend erkend. Het onderscheid in de liturgische praxis betekent hier geen scheiding. En juist met scheiding krijgen de Christenen onderling te maken vanwege de uitspraak van de Paus, nl. bij de eucharistische maaltijd. Dat is dan ook het enige, maar wel tegelijk intens trieste aan deze uitspraak. Hier blijkt hoezeer wat als ‘ten volle’ wordt verkondigd in feite ‘te veel’ is.

Wie de eucharistische maaltijd van een andere dan de eigen ecclesia herkent en erkent, kan daar aan deelnemen en zou daar welkom moeten zijn – en welkom moeten worden geheten. De beantwoording van de vraag of zo’n medechristen zich daarmee aan de ecclesia kuriaké, het lichaam van de Heer, bezondigt, zou aan die Heer overgelaten kunnen, ja moeten worden. Een ecclesia is o.a. daaraan als ‘kuriakè’ te herkennen, dat de ambtsdragers van deze ecclesia, onder wie als eerste diegene die zich plaatsbekleder van Christus weet, de Paus, tenminste deze beslissing aan die Heer zou laten. Het openstellen van de eucharistische maaltijd voor wie van buiten komt en aanklopt schept, samen met de wederzijdse erkenning van de doop, de ruimte die voor elk echt gesprek tussen Christenen uit verschillende ecclesiae en tussen haar vertegenwoordigende ambtsdragers voorwaarde (5) is.

Elke geloofsgemeenschap, die een andere, ondanks een te weinig of een te veel, als ‘kerkachtig’ , ‘kuriaké’ erkent, is welkom aan de maaltijd van zo’n geloofsgemeenschap en heet die ander welkom aan de eigen maaltijd, omdat het de Heer zelf is die deze maaltijd aanricht en daar niet alleen zichzelf uitdeelt, maar ook zelf uitdeelt.

Dit inzicht heeft inmiddels al een geschiedenis van decennia. Het is wel degelijk impliciet in de recente pauselijke uitspraak en verdient expliciet gemaakt te worden. ‘Kerk-achtig’, ‘Heer-(ge-)lijk’, ‘op haar Heer lijkend’, welke christelijke ecclesia zal dit adjectief aan een andere willen, durven, mogen ontzeggen? En dat heeft ook de Paus juist niet gedaan en hij bedoelt daarmee niet iets dat bijkomstig, maar iets dat wezenlijk is voor een ecclesia. Het gaat hier niet om een spel met woorden. Dat wezenlijke is veel meer uitgedrukt in het begrip ‘kuriakè’ dan in het begrip ‘catholica’.

Dat leden van andere ecclesiae dan die van ecclesia catholica romana op grond van deze pauselijke uitspraak over hen onvermoeibaar blijven, durven, mogen vragen om toegang tot de eucharistische maaltijd van deze ecclesia catholica, zoals zij zelf die maaltijd voor anderen open stellen, zal de Paus niet alleen kunnen billijken, maar verwelkomen als een bijdrage aan wat ook zijn opdracht is en de invulling bij uitstek van zijn in veel opzichten zo unieke ambt. Zo wordt zijn ecclesia catholica meer ‘kuriakè’, ‘Heer-(ge-)lijkend’. Zolang dat inzicht wordt geweigerd en die weigering wordt doorgevoerd met de machtsmiddelen, waarover een grote en strak georganiseerde corporatie als de pauselijke kerk beschikt, is de ecclesia catholica romana in dit opzicht een ‘kerk-met-een-gebrek’. Dat is op zichzelf geen schande, maar het ontkennen daarvan wel.

Bert van Kooij, Henk Stolk
——————
1) Zie Trouw d.d. 12 en 13 juli 2007 en VolZin 20-7-07.
2) Kerken die de immense schuld beseffen vanwege alles wat de Joodse geloofsgemeenschappen de eeuwen door in Christelijke landen is aangedaan, beseffen dat zij nooit verder zijn gekomen en ook nooit meer verder kunnen komen. Het begrip ‘kerkachtig’ is voor de Joodse geloofsgemeenschappen in de voorbije eeuwen vrijwel identiek geworden aan ‘bedreigend’! Wanneer zal dat begrip voor hen de solidariteit gaan oproepen, waarvan het optreden van Jezus en de apostelen zo diep doortrokken is?
3) Zie Trouw.
4) De Oosters Orthodoxe kerken worden overigens in het Pauselijke document aangeduid als ‘kerken met een gebrek’; dat gebrek is, dat zij het primaat van de bisschop van Rome niet erkennen. Het is blijkbaar ook voor de Paus niet zo’n fundamenteel punt, maar slechts een ‘gebrek’. Zijn eigen kerk, zo zal hij wel beseffen, zal ook niet een kerk zonder zo’n gebrek zijn.
5) Ofwel: ‘de waarde vooraf’ om een mooie uitleg van René Diekman aan te halen.