Over God gesproken

logoIdW

OVER GOD GESPROKEN

Luchtig tegendraads

Er wordt over God heel wat afgepraat binnen en buiten kerken. God wordt er ook heel wat bijgehaald, zo maar zonder erbij na te denken, al dan niet in uitdrukkingen die door velen als ‘vloeken’ worden beschouwd. De atheïstisch genoemde ds Hendriks schreef er een boek over, dat hemzelf erg populair maakt maar God minder. Ook Kuitert schreef er weer een stevig boek over. De vrijzinnige richting binnen de PKN laat nu ook van zich horen. Ik wil ook over God wat schrijven. Over God praten en schrijven kan wel, vind ik, ook al dreigt het gauw roddelachtig te worden. Ik wil het niet over die algemene god (nu dus maar met kleine letter) hebben. Ik probeer bijbels over god te schrijven en laat me daarbij vooral gezeggen door wat we het Oude Testament noemen.

Een paar alinea’s bijbelse theo-logie

De centrale tekst in die Hebreeuwse teksten is de tekst uit Deut.6:4, die bekend staat als het “Shema Jiesraëel”, naar de twee woorden waarmee de tekst begint:

“Hoor Israël, de HEERE onze God is een éénig HEERE”.

Zo luidt de vertaling van de oorspronkelijk Hebreeuwse tekst in de Statenvertaling. En daar beginnen de vragen al. Want hoe staan de woorden in de Hebreeuwse grondtekst gegroepeerd? Er is in de Hebreeuwse tekst geen verschil tussen hoofdletters en kleine letters, daarom gebruiken we alleen hoofdletters:

“HOOR ISRAËL

JHWH ONZE GOD

JHWH ÉÉN”

We kunnen in dit artikel niet op alle verschillen met de vertaling ingaan. Waar we op wijzen is, dat er in de Hebreeuwse tekst twee keer dezelfde naam staat, een eigennaam van vier Hebreeuwse medeklinkers, in Nederlandse letters: JHWH. In vrijwel alle vertalingen staat er dan ‘Heer’. Waarom nu juist dit als ‘vertaling’ wordt gekozen, blijft hier ook onbesproken. Wie een eigennaam NIET laat staan, maar vervangt door een begrip, heeft zich van de oorspronkelijke tekst verwijderd. De vertalingen zetten ons dus op het verkeerde been.

Het woord ‘god’ is dus GEEN naam! Voor een naam zet je immers geen bezittelijk voornaamwoord. De regel “JHWH onze God” klinkt net zo als “Beatrix onze koningin”. Als ‘god’ geen naam is in deze tekst, dan is dat verder in het Oude Testament ook niet zo en dan is voor Jezus dat woord evenmin een naam en dus ook niet in het Nieuwe Testament.

Wat is ‘god’ in deze Hebreeuwse teksten wel voor een woord? Het functioneert in het Oude Testament net zo als het woord ‘koning’. Dat woord duidt in de eerste plaats een ‘functie’ aan en is dan in de tweede plaats een ‘aanspreektitel’, maar een eigennaam is het nooit. Daarom roept het gebruik van het woord ‘koning’ altijd de vraag op: wie is er dan koning? Is er iemand die dat, nl. ‘god-zijn’ doet? Het antwoord luidt meestal: “gewoon: ‘god’: hij is god”. Dat antwoord wordt in alle monotheïstische religies gegeven. In het Oude Testament is het stellen van die vraag “Is er iemand god,” echter een vraag zonder een vanzelfsprekend antwoord! Die vraag krijgt daar een specifiek antwoord, nl. JHWH, zoals we lezen in Deut.6:4. Waarom is JHWH ‘god’ en niemand anders, die zich als god aandient en laat vereren? Om wat JHWH zegt en doet, doet en zegt, omdat zijn spreken en handelen goddelijk is. JHWH heeft ons van zijn goddelijkheid, dat wil zeggen van zichzelf een idee, een beeld gegeven en precies daarom is het een aantasting van zijn naam, wanneer wij zelf een beeld vormen van wat goddelijk is en dat vereren.  Kenmerkend voor het ‘goddelijk’ handelen van JHWH is dat hij kiest. Hij is in de eerste plaats ‘god’ voor het bijzondere en niet voor het algemene. En het bijzondere, waarvoor hij kiest, is Israël. JHWH is niet de god van allen en dus ook van de Joden. Hij is god voor de Joden en langs die weg ook voor anderen – wie dat ook maar erkennen. Die specifieke keuze brengt hem ertoe specifiek te (laten) handelen met specifieke mensen, specifiek te (laten) spreken in een bepaalde taal en in een bepaalde gemeenschap, Israël en in een bepaald tijdvak. En langs die weg komen anderen – en dat zullen op den duur allen zijn – er mee in aanraking – en dat gebeurt al. Wanneer de Joodse Torahgemeenschap zichzelf voorleest, dat JHWH zo kiest, vraagt dat van hen om zelf ook te kiezen. Zij kiezen voor deze teksten – zonder er overigens overtuigend naar te (kunnen) handelen. Hun keuze brengt alle monotheïsten in verlegenheid.

Het is goed om in het dagelijks gebruik de aanspreektitel ‘god’ te gebruiken – of een andere zoals ‘Heer’ en niet die naam. Dat doen we bij de koningin ook. De naam moet beschermd worden, uit respect voor de drager ervan. De Hebreeuwse naam JHWH wordt daarom niet uitgesproken, wel in de tekst opgemerkt. Zo werd die naam onuitspreekbaar om de naam te behoeden en te heiligen en juist niet te vergeten, laat staan uit de roulatie te nemen.

De oppergod

Wie aan de naam JHWH daadwerkelijk gehoor geeft, is geen monotheïst – en ook geen polytheïst! Want monotheïsme ligt immers in het verlengde van polytheïsme. Die is helemaal geen ‘theïst’. Wie de naam JHWH daadwerkelijk gehoor geeft, zal nooit beweren dat er geen hogere machten zijn; er is wellicht een algemene hoogste oppermacht. Hij voelt de lange armen van die supermacht elke dag. Maar hij vertrouwt het niet helemaal en soms helemaal niet. Daarom noemt hij die almacht niet ‘god’. Die algemene oppermacht kan best ook genadig en barmhartig zijn, maar het is altijd de genade en barmhartigheid van een almachtige. Wie dat beseft, wordt een dissident. Hij voelt ook angst, al kan het mee vallen, zoals dictators en tirannen ook heel aardig kunnen zijn en soms ook zijn. Maar het is altijd weer de vraag wat de barmhartigheid van een almachtige waard is.

In die-JHWH-van-Israël ontmoet een Jood een barmhartige die voor hem gekozen heeft en hij ervaart de kracht van deze barmhartigheid. Geen algemene genade en barmhartigheid, maar een kiezende genade en barmhartigheid. Hij weet zich geroepen om ook te kiezen en barmhartig te zijn; en zo’n keuze is messiaans als die NIET exclusief is. Wie probeert in de interreligieuze gesprekken van nu de naam JHWH in te brengen, wordt als een dissident gezien. Zodra de Joodse gemeenschappen zichzelf de Torah gingen voorlezen, onttrokken ze zich aan de polytheïstische wereld van toen. Zodra zij dat nu doen, onttrekken zij zich aan de monotheïstische wereld van nu. Zodra in de kerkdiensten de Torah wordt gelezen, onttrekt de gemeente zich aan de monotheïstische communis opinio van onze tijd – maar beseft de kerk dat – voldoende?

Ethiek

De dissident heeft een andere ethiek dan de monotheïst. Hij begint niet bij het algemene, maar bij het bijzondere – en of hij dan ooit uitkomt bij het algemene? Hij stelt rechtvaardigheid nooit tegenover barmhartigheid. Dat is de moraalfuik van de dienaren van het algemeen belang en bepaalt de dogmatiek van elke monotheïst. De dissident brengt dit in: wat niet barmhartig is, is ook niet rechtvaardig! Dat is het messiaanse waarmerk; het kenmerkt het optreden van Jezus. Wie de verhalen over Hem leest, komt die-JHWH-van Israël tegen. Zijn wil geschiedt meer niet op aarde dan wel; daarom bidden wij met Jezus mee: “Uw wil geschiede”. Met die bede legt Jezus zich niet neer bij wat nu eenmaal vanwege het falen van mensen onontkoombaar is, maar recht hij zijn rug om ondanks dat falen en daar tegen in en daar midden in de wil te (blijven) doen van die-JHWH-van-Israël: barmhartigheid. Als gezalfde leven betekent: tegen wat kwaad doet opstaan om goed te doen. Dat is messiaans optreden en dat kenmerkt wat ‘goddelijk’ handelen is. Laten we vooral blijven nadenken en praten over de vraag wat ‘goddelijk’ is.

Het algemeen belang vergt zeker heel wat nuttig bestede energie, maar echt bezorgd moeten we zijn voor het bijzondere. Mono-strevens zijn voor dat bijzondere de grootste bedreiging: mono-polisme, mono-theïsme, mono-globalisme. Dat is niet ‘goddelijk’ en doet niet ‘goddelijk’, maar is, zeker op de langere duur, ‘dodelijk’. Niemand behoeft voor deze mono-machten te kiezen. Ze zijn er gewoon en we voelen onze machteloosheid en zijn gewoon van nature om die reden religieus en dat is het gelijk van de Moslim. De Islam leert immers  dat alle mensen als moslim geboren worden en ‘islam’ is daarom de algemeen menselijke religiositeit. Het bijzondere vraagt om een keuze en om op te staan! Op die neemweg, die opstaansweg maakt de bijbel ons attent, in de verhalen over die-JHWH-van-Israël en Jezus van Nazareth. Het gaan van die wegen betekent geen triomftocht, integendeel. Het brengt geen beroemdheid, maar vergetelheid. De uitzonderingen op dit loten die zijn er gelukkigbevestigen dit, inderdaad algemene’, lot. Het geheim van de bijbelse humaniteit ligt in de oproep, gedaan namens die-JHWH-van-Israël door Israëls profeten, bevestigd door Jezus Messias, om te kiezen voor het bijzondere, om te beginnen voor Israël. Daarom hoop ik dat in de kerkdiensten blijft klinken:

HOOR

DIE-JHWH-VAN-ISRAËL ONZE GOD

DIE-JHWH-VAN-ISRAËL EEN-ÉÉN-ENKELE

 Bert van Kooij

Auteur is emeritus predikant (PKN)

De Olterterperkring in Friesland heeft ook dit voorjaar weer een gevarieerd aanbod in het leerhuis. Op het programma staan onder andere ‘Joodse literatuur’ en ‘De ethiek van Bonhoeffer’. Voor informatie: dhr. G de Haan, Goudsmidsstraat 5, 9201 VH Drachten, tel 0512 – 515128.