De koningin

logo-idW-oud

 

DE KONINGIN

Zeg ‘koning’ of ‘koningin’ en voor het oog van je geest verschijnt een troonzaal. Edellieden staan opgesteld voor hun vorstenpaar, gereed om elk woord of gebaar van één van beiden te beantwoorden. Koning en koningin paren wijsheid aan schoonheid en goedheid. Opzij staan tafels gedekt, kaarslicht weerkaatst in bokalen en in de gevesten van zwaarden. Nog even en de koning zal de koningin toedrinken en dan zal de beker rondgaan.

Zulke beelden komen niet bij je boven als je denkt aan een president of aan een secretaris-generaal. Koning en ko-ningin bezetten in onze verbeelding een bijzondere plaats. Zij zijn de volmaakte man en vrouw, uitverkoren om in dit leven het Paradijs te bewonen en met hun luister alles om hen heen te verlichten. Alleen al vanwege deze symboliek zouden we zuinig moeten zijn op onze monarchie, maar dit terzijde.

Koning en koningin zijn niet hetzelfde. Denk maar aan koningen en koninginnen in sprookjes of aan Arthur en Guine-vere of David en Bathseba. De koning belichaamt de macht, de koningin belichaamt datgene waarover de macht zich wil uitstrekken. Achter de koningin zien we haar kinderen, prinsen en prinsessen, verwekt door de koning, maar daarmee hun leven nog niet zeker. En achter het nageslacht zien we het volk, de onderdanen die vaak via de koningin toegang zoeken tot de koning. De koning is de heerser, degene die de scepter draagt. En de koningin is zijn eerste onderdaan.

Het lijkt alsof hiermee de verhoudingen duidelijk zijn en de koningin definitief de tweede rang is toegewezen. Maar wie de verhalen over koningen en koninginnen kent, weet dat er geen heerschappij is zonder de acceptatie van die heer-schappij. Een koning die het zonder de steun van zijn koningin moet stellen is een zwakke en vaak lachwekkende figuur.

In de Bijbel is de koning een bekende verschijning. Van Genesis tot Openbaring, met een piek in de periode tussen Saul en de ballingschap, zijn koningen de hoofdpersonen in de bijbelverhalen. Over koninginnen lezen we minder. Ze zijn er wel, maar zelden op de voorgrond. In het Oude Testament worden maar twee vrouwen met nadruk ‘koningin’ genoemd: Esther en de koningin van Seba. We kunnen deze ongelijkheid verklaren uit het patriarchale systeem – mannen drukken vrouwen in de marge – maar ik zou willen opperen dat de koningin in de Bijbel eerder verborgen dan verdrongen is. De koning met zijn aanspraak op heerschappij treedt in de schijnwerpers, maar om zich staande te kunnen houden, moet hij steun zoeken in de schaduw. En de vraag is: wie treft hij daar? De Here God? Een koningin die zijn heerschappij beaamt en laat aarden? Of een afgod en een vrouw die zijn heerschappij ondermijnt? De konin-gin is in de koningsverhalen het vraagteken. Zij is het raadsel dat de koning heeft op te lossen.

De stelling dat de koningin een opgave voor de koning is, kan ik hier niet verder uitwerken. Wel wijs ik er nog op dat de val van het eerste bijbelse koningskoppel, Adam en Eva, niet alleen de val van Adam was. Beide partners hadden er een aandeel in. En dat blijft in de verdere geschiedenis karakteristiek voor wat we zonde noemen. Zonde is niet het probleem van Adam alleen, dat dus ook door een tweede Adam alleen opgelost kan worden. Zonde is het probleem van Adam in relatie tot Eva, van de koning in relatie tot de koningin. En de opheffing van de zonde zal dus ook alleen kunnen plaatsvinden als de tweede Adam een tweede Eva treft en zij zich tot elkaar verhouden als koning en konin-gin. De passages in het Nieuwe Testament over de vrouwen bij het graf, over de gemeente als lichaam van Christus en over de kerk als Zijn bruid doelen daarop.

Als het waar is, dat de verhouding tussen koning en koningin een voornaam thema in de Bijbel is, dan krijgt het ver-haal van de koningin van Seba extra lading. Zij is zo’n koningin die zich zich bij de koning voegt, zijn macht beant-woordt en zijn heerschappij tot een zegen maakt. Dankzij haar komst strekt de wijsheid van Salomo zich uit tot het verre zuiden waar de bron is van goud en specerijen.

Jezus heeft de koningin van Seba zeer hoog. Zelf identificeert Hij zich met koning Salomo (Lu 11,31). Hij stelt de koningin ten voorbeeld aan ‘de mannen van dit geslacht’, die Hem met argwaan bejegenen. ‘De koningin van het Zuiden komt van de einden der aarde om naar Salomo’s wijsheid te luisteren,’zegt Hij, ‘maar wat doen jullie?’

Gemakkelijk zu haben was de koningin van Seba overigens niet. 1 Koningen 10 vertelt weliswaar hoe ze wordt aan-getrokken door het ‘gerucht over de Naam van de Heer’ dat met Salomo was verbonden, maar Salomo moet haar ook veroveren. De koningin stelt hem met raadsels op de proef en heeft een leger achter de hand voor het geval hij een charlatan blijkt te zijn.

Maar zie: ‘Salomo verklaarde haar al haar woorden’. Dat is een mooi zinnetje. Zo moet het zijn tussen koning en ko-ningin, tussen man en vrouw voor Gods aangezicht: je moet de ander zo begrijpen als deze zichzelf had willen be-grijpen. Het gaat hier natuurlijk niet om alledaagse romantiek. Hier ontmoet een koningin een koning. Er is niets min-der aan de orde dan ‘wijsheid en goedheid’ (vers 7) en ‘recht en gerechtigheid’ (vers 9). Met die dingen heeft Salomo de koningin verbluft en nu kent haar bewondering geen grenzen. Ze spreekt de knechten zalig die onder Salomo staan en de Heer die boven hem staat. Haar lof zet het hele bouwwerk van Salomo’s staat en godsdienst in de wie-rook en even later voegt ze daar nog tastbare gaven van goud en mirre bij. Ook Salomo geeft geschenken, maar een koning geeft niet in de eerste plaats goederen, maar gunsten. ‘Alles wat zij wenste en wat hijzelf wilde geven.’

Zo lijkt deze ontmoeting tussen koning en koningin de ideale romance te zijn, die de oorspronkelijke verhouding van de mens en zijn vrouw als koning en koningin onder Gods zegen nieuw leven inblaast. Lichtelijk teleurstellend is het dan dat het verhaal ermee eindigt dat de koningin zich omkeert en teruggaat naar haar eigen land. Is de tijd nog niet aangebroken dat koning en koningin verenigd worden en een wereldrijk van vrede aanbreekt? Had Salomo met zijn duizend vrouwen misschien een blinde vlek voor die ene die helemaal van de einden der aarde naar hem toekwam? We weten het niet, we kunnen slechts gissen.

Maar al gaat de romance niet door, Jezus haalt de koningin aan als een voorbeeld van gelovige toewijding. Dat is wat zij in de Bijbel is. Zij hoort de stem van de koning, zij komt en geeft zich eraan gewonnen. Mij geschiede naar uw woord. De ‘mannen van dit geslacht’ zijn tot die overgave niet bereid. Zij houden hun zintuigen en hun verstand ge-sloten voor Hem, die weliswaar een koning is, maar met Zijn koninklijke waardigheid nog hartstochtelijker naar hen op zoek is dan de koningin van Seba naar Salomo. Hoe kun je deze koning weerstaan? Dit ‘boos geslacht’ is een raad-sel. In het oordeel zal het aan de koningin van Seba worden gemeten. Gelukkig is er ook nog een ander geslacht: de gemeente van hen die in Jezus geloven. Zij is de koningin die in Christus de koning vermoedt en Hem tegemoet gaat. In het oordeel zal zij met de koningin van Seba worden gerechtvaardigd. Want de werkelijke romance is nog aan het ontstaan: die tussen Christus en Zijn bruid.

Udo Doedens